...

Cursus - Japanse studies

by user

on
Category: Documents
183

views

Report

Comments

Transcript

Cursus - Japanse studies
Deel I: Inleidende beschouwingen
1. Inleiding
1.1. Verantwoording
Modern Japans heeft een van de meeste Europese talen radicaal verschillende grammatica en
woordenschat. Het leren van het Japans geeft daardoor vaak aanleiding tot problemen op het
gebied van de taalanalyse, vooral omdat het veelal aan een systematische aanpak bij het
onderwijs van de Japanse grammatica en taalstructuur ontbreekt. Toch slagen de meeste
studenten van de Japanse taal er vroeg of laat in, de taal machtig te worden, omdat naast het
theoretische leren uit tekstboeken de praktijkervaring met het Japans als gesproken medium
minstens even belangrijk is als, zo niet belangrijker dan de les.
Wanneer men echter een gefundeerde kennis van een taal wil verwerven, komt daar meer bij
kijken dan enkel het leren van de moderne taal en zijn gebruiksvoorwaarden heden. Het
begrijpen en analyseren van een land en zijn cultuur vereisen een veel grondigere taalkennis
dan hetgeen in tekstboeken van de moderne taal wordt aangeboden. Het begrip van bv.
spreekwoorden, vaststaande uitdrukkingen, de geschiedenis van woorden of de oorsprong van
poëtische of retorische taalverschijnselen kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot het
begrip van de betreffende cultuur, en zijn onmisbaar voor wie zich met recht een expert op het
gebied van het betreffende land wil noemen. In de Japanologie is dus niet alleen een goede
kennis van het moderne Japans een vereiste, maar moet de betrokken Japanoloog zich ook
bezighouden met enkele aspecten van oudere vormen van het Japans die van belang zijn voor
de ontwikkeling van de taal. Dit alleen al betekent, dat men zich als Japanoloog moet
interesseren voor de meer theoretische aspecten van de Japanse taal. Bovendien betekent dit,
dat de student der Japanologie twee historisch belangrijke verschijnselen moet bestuderen, nl.
het zgn. klassieke Japans (d.w.z. alle vormen van het geschreven Japans van de Heian-periode
平安時代 t.e.m. het begin van de Meiji-tijd 明治時代) en Kanbun 漢文, de eigen Japanse
vorm van klassiek Chinees.
Bij beide "soorten" ouder Japans moet men ermee rekening houden, dat er geen mogelijkheid
bestaat, de betreffende talen door spreekervaring te leren. Het enige wat wij als lesmateriaal
en als oefenmaterie ter beschikking hebben, zijn teksten, die in de betreffende tijdsperioden
geschreven zijn. Aangezien deze talen alleen maar aan de hand van dit soort materiaal
bestudeerd kunnen worden, moet men over een solide theoretische kennis beschikken, die het
analyseren van zinnen, vormen enz. mogelijk maakt: er bestaat immers geen mogelijkheid, de
verkregen vertaling aan de werkelijkheid te toetsen, zoals dat met de moderne (gesproken)
taal wel het geval is. Ook hier dus treedt de noodzaak naar voren, de Japanse taal vanuit een
analytisch en theoretisch standpunt te benaderen.
1.2. Doelstelling
Een grammatica kan met twee verschillende doelstellingen opgesteld worden:
a. Als beschrijving van de patronen, volgens dewelke uitingen in een bepaalde taal
opgesteld moeten zijn, om voor de gehele bevolking of grote deelgroepen van deze
bevolking aanvaardbaar én verstaanbaar te zijn = descriptieve grammatica. Een
descriptieve grammatica is dus in principe exhaustief. Een descriptieve grammatica
heeft niet als doel, te zeggen wat juist is of verkeerd, maar dient een
taalwetenschappelijke beschrijving van de bestudeerde taal te zijn. Zij heeft tevens als
uiteindelijk doel de grondslag te leggen voor een deductieve analyse van de
1
betreffende taal, al dan niet onder vergelijking met andere talen. Vanuit haar
wetenschappelijk oogpunt zal een descriptieve grammatica pogen, de bestudeerde taal
volgens als "universeel" aanvaarde criteria te beschrijven, en daarvoor gebruik maken
van een eigen, taalwetenschappelijk model.
b. Als verzameling van voorschriften die aan degenen die de taal gebruiken of leren,
de aanvaardbare en verstaanbare patronen van uitingen oplegt = normatieve
grammatica. Een normatieve grammatica heeft niet als doel, alle mogelijke patronen
van uitingen die in een taal kunnen voorkomen, uit te leggen, maar dient ertoe een
corpus aan regels op te stellen, die de mening van de meerderheid van de bevolking, of
een door officiële instellingen vastgelegde regeling, i.v.m. met als correct en goed
taalgebruik ervaren uitingen, weergeeft. Een normatieve grammatica is dus niet
exhaustief, maar eerder een kleinste gemeenschappelijke noemer. Vanuit haar
doelstelling, zal een normatieve grammatica haar voorwerp beschrijven volgens
"lokale" criteria, die specifiek toepasselijk zijn op de betreffende taal en geen
aanspraak op universaliteit maken.
Het is het doel van deze syllabus, als normatieve grammatica een inleiding te geven tot de
grammatica van de Japanse letterkundige taal (ook Bungo 文 語 genaamd). Het hierin
aangebrachte systeem vormt bovendien in sterke mate de basis voor het grammaticale
systeem dat voor het onderwijs van het moderne Japans aan bv. Japanse scholen gebruikt
wordt.
Dit betekent dat voor de hier besproken grammaticale verschijnselen bijna altijd een
equivalent in het moderne Japans terug te vinden is, zij het met enige verandering of
aanpassing. Het algemene kader echter is voor beide stadia van het Japans hetzelfde, zodat
men kan verwachten dat dit werk ook voor de analyse, verklaring, en het gebruik van het
moderne Japans van nut kan zijn.
1.3. Spelling en transcriptie
1.3.1. Spelling
De in dit boek opgenomen klassieke tekstfragmenten volgen de klassieke spellingsregels
(rekishiteki kanazukai 歴史的仮名遣) , een systeem dat algemene gangbaarheid genoot tot
1946, toen de huidige moderne spelling ingevoerd werd. Naar men aanneemt benaderde de
klassieke spelling de algemene uitspraak van het Japans ten tijde van de Heian-periode. De
klassieke spelling is gebaseerd op een kana-alfabet dat reeds in de Heian-periode
gesystematiseerd werd in een vijftigklankenrooster, het zgn. gojūonzu 五十音図. Dit rooster
is opgebouwd uit 5 kolommen (dan 段; lett. "trappen") die geordend staan volgens a/i/u/e/oeindklinker, en 10 rijen (gyō 行), die beginnen met de klinker-kana, en verder aflopen volgens
de Japanse alfabetische conventie, dus volgens de k/s/t/n/h/m/y/r/w-beginmedeklinkers. Elk
kana-schriftteken werd op basis van beginklank en eindklinker vervolgens toegewezen aan
één van de vijftig vakjes. Zo hoort ku く in het hokje gedefineerd door de k-rij (kagyō カ行)
en u-kolom (udan ウ段) en bevindt o を zich op het snijpunt van de w-rij (wagyō ワ行) en de
o-kolom (odan オ段). De begrippen dan en gyō dienen tevens als referentie bij de classificatie
van werkwoordelijke flexieklassen (cf. infra).
Taaltechnisch gesproken vertoont de tabel enige onvolkomenheden. Zo waren drie
spraakklanken, yi, ye en wu, reeds uit het Oudjapans weggevallen nog voor de tabel tot stand
kwam. Hun plaats werd ingenomen door de klanken waarmee zij gesubstitueerd werden: i い,
e え en u う. Tijdens de Muromachi-periode werd aan de bestaande 47 unieke spraakklanken
2
de nasaal n ん, die ongetwijfeld al geruime tijd eerder in de klassieke taal gangbaar was, extra
toegevoegd. Vervolgens werden de 48 kana-lettertekens in moderne tijden verder uitgebreid
met sets die bestonden uit basiskana (neutrale spraakklanken; ook seion 清音 genoemd)
gecombineerd met diakritische tekens of andere markeringen. Onder meer kana met
stemhebbende beginmedeklinker (dakuon 濁音, aangeduid door een dakuten 濁点 d.w.z.
dubbel streepje rechts bovenaan: ゛), en kana beginnend met een p-klank (handakuon 半濁音,
aangeduid door een handakuten 半濁点 of kringetje rechts bovenaan: ゜) werden aan de
oorspronkelijke tabel toegevoegd. Dit leverde uiteindelijk een tabel met 76 lettertekens op, of
73 unieke kana wanneer men de doublures i い, u う en e え buiten beschouwing zou laten.
Een onverkorte versie van de Japanse klankmatrix kunnen we dus als volgt weergeven:
あ段
aあ
ka か
sa さ
ta た
na な
ha は
ma ま
ya や
ra ら
wa わ
あ行
か行
さ行
た行
な行
は行
ま行
や行
ら行
わ行
格外
が行
ざ行
だ行
ば行
ぱ行
い段
iい
ki き
shi し
chi ち
ni に
hi ひ
mi み
iい
ri り
iゐ
う段
uう
ku く
su す
tsu つ
nu ぬ
fu ふ
mu む
yu ゆ
ru る
uう
え段
eえ
ke け
se せ
te て
ne ね
he へ
me め
eえ
re れ
eゑ
お段
oお
ko こ
so そ
to と
no の
ho ほ
mo も
yo よ
ro ろ
oを
nん
ga が
za ざ
da だ
ba ば
pa ぱ
gi ぎ
ji じ
ji ぢ
bi び
pi ぴ
gu ぐ
zu ず
zu づ
bu ぶ
pu ぷ
ge げ
ze ぜ
de で
be べ
pe ぺ
go ご
zo ぞ
do ど
bo ぼ
po ぽ
1.3.2. Transcriptie
Daar klassiek Japanse teksten tegenwoordig met modern Japanse uitspraak gelezen worden,
hanteren we een transcriptie die gebaseerd is op het moderne herziene Hepburn-systeem.
Daarbij zijn een aantal regels van toepassing:
こひ
▪ De meeste lettertekens uit de hagyō は行 worden zonder h/f getranscribeerd (bv. koi 恋, kau
まへ
おほきみ
買ふ, mae 前, ōkimi 大君), behalve wanneer zij in het begin van een woord of lid van een
samenstelling staan (bv. hi 日, Yukihira 行平, Ukifune 浮舟). In het midden van een woord
wordt は echter steevast als wa weergegeven (bv. owasu おはす) en dezelfde wa-transcriptie
geldt voor het joshi wa は.
▪ De lettertekens ゐ, ゑ en を uit de wagyō わ行 worden resp. getranscribeerd als i, e en o (bv.
をとこ
こゑ
まゐ
otoko 男 , koe 声, mairu 参る). Wa わ echter behoudt zijn originele transcriptie, behalve na
くゎいだん
ku く of gu ぐ in Sino-Japanse woorden, waar deze halfvocaal w vervalt: bv. kaidan 怪 談 ,
くゎんとう
ぐゎか
Kantō 関 東 , gaka 画家.
3
▪ ぢ en づ worden als ji en zu getranscribeerd.
Klankverlenging wordt gerealiseerd door toevoeging van う of ふ. De transcriptie volgt de
uitspraakconventie die voor elk van de verlengde klinkers van toepassing is:
たふ
かうい
▪ verlenging van a levert ō op (bv. tō 塔, kōi 更衣)
しふ
きふ
ひうが
▪ verlenging van i levert yū op (bv. shū 集, kyū 急, Hyūga 日向)
ぐゎふう
つう
ゆうし
▪ verlenging van u levert ū op (bv. gafū 画風, tsūzu 通ず, yūshi 勇士)
け
ふ
てふ
べうしゃ
▪ verlenging van e levert yō op (bv. kyō 今日, chō 蝶, byōsha 描写)
のう
とうかいだう
くゎうごう
▪ verlenging van o levert ō op (bv. nō 能, Tōkaidō 東海道, kōgō 皇 后 )
NB. De grondvormen van werkwoorden volgen de verlengingstranscriptie niet: au 会ふ, iu 言
ゑ
ふ, uu 植う, you 酔ふ enz.
1.3.3. Kana-combinaties
De modern Japanse drieledige kana-lettergrepen of yōon 拗音 zijn qua fonologie opgebouwd
uit de combinatie van een medeklinker + halfvocaal (y en tot 1946 ook w; zie くゎ) + korte
klinker (a, u of o). Tot deze categorie rekent men de clusters kya きゃ, sha しゃ, cha ちゃ,
nya にゃ, hya ひゃ, mya みゃ, rya りゃ, kyu きゅ, shu しゅ, chu ちゅ, nyu にゅ, hyu ひゅ,
myu みゅ, ryu りゅ, kyo きょ, sho しょ, cho ちょ, nyo にょ, hyo ひょ, myo みょ en ryo り
ょ. Lange drieledige kana-lettergrepen of yōchōon 拗長音 komen vandaag enkel voor bij de
klinkers u of o. Verlenging, in transcriptie weergegeven met een macron (¯), komt tot stand
door toevoeging van u う op het einde van de lettergreep: kyū きゅう, shū しゅう, ..., kyō き
ょう, shō しょう, enz. Tot de spellingshervorming van 1946 werd in het Japanse taalgebruik
een aantal conventionele kana-combinaties gehanteerd. Sommige daarvan zijn te vergelijken
met de hedendaagse yōon of yōchōon, terwijl andere gelezen moeten worden als notaties voor
een lange lettergreep, d.w.z. de verbinding van een medeklinker/halfmedeklinker + lange
klinker óf de combinatie van een korte klinker + kana die verlenging aangeven (u う of u ふ).
De meeste combinaties zijn tegenwoordig ongebruikelijk, hoewel men ze in sommige teksten,
niet het minst poëzie, ook vandaag nog kan aantreffen. Onderstaande tabel, gerangschikt in
a/i/u/e/o-volgorde, geeft een moderne transcriptie van deze historische kana-combinaties
weer:
あう
あふ
いう
いふ
えう
えふ
おふ
おほ
かう
がう
かふ
がふ
ō
ō
yū
yū
yō
yō
ō
ō
kō
gō
kō
gō
しう
じう
しふ
じふ
しゃう
じゃう
すふ
せう
ぜう
せふ
そふ
たう
shū
jū
shū
jū
shō
jō
sū
shō
jō
shō
sō
tō
のふ
はう
ばう
はふ
ひう
びう
ひゃう
びゃう
へう
べう
ほふ
ぼふ
nō
hō
bō
hō
hyū
byū
hyō
byō
hyō
byō
hō
bō
4
きう
ぎう
きふ
きゃう
ぎゃう
くふ
くゎ
ぐゎ
くゎう
ぐゎう
けう
げう
けふ
げふ
こふ
ごふ
さう
ざう
さふ
ざふ
kyū
gyū
kyū
kyō
gyō
kū
ka
ga
kō
gō
kyō
gyō
kyō
gyō
kō
gō
sō
zō
sō
zō
だう
たふ
ちう
ぢう
ちふ
ちゃう
ぢゃう
ぢゅう
ぢょ
づふ
てう
でう
てふ
でふ
なう
なふ
にう
にふ
ぬふ
ねう
dō
tō
chū
jū
chū
chō
jō
jū
jo
zū
chō
jō
chō
jō
nō
nō
nyū
nyū
nū
nyō
まう
まふ
みゃう
めう
もふ
やう
ゆふ
よふ
らう
らふ
りう
りふ
りゃう
るふ
れう
れふ
ろふ
わう
ゑふ
をう
をふ
mō
mō
myō
myō
mō
yō
yū
yō
rō
rō
ryū
ryū
ryō
rū
ryō
ryō
rō
ō
yō
ō
ō
2. Taalgeschiedenis
2.1. Oorsprong
Waar het Japans vandaan komt, is niet met zekerheid te zeggen. Er zijn verschillende
pogingen ondernomen, om het Japans met talen in naburige landen (zoals bv. Korea) of
streken (zoals het Austro-Polynesische gebied) in verbinding te brengen, maar geen van deze
pogingen heeft definitieve resultaten opgeleverd. Het enige dat met zekere stelligheid gezegd
kan worden, is dat het Japans op grammaticaal gebied enkele duidelijke gelijkenissen vertoont
met bv. het Koreaans, maar dit wordt niet als afdoende aangezien, om het Japans tot de
Altaïsche talen (waartoe het Koreaans behoort) te rekenen. Anderzijds zijn er geïsoleerde
"bewijzen" voor gelijkenissen tussen de woordenschat in zgn. primaire woorden tussen het
Japans en sommige Polynesische talen. Ook hier echter lijken de bewijzen te schaars, om tot
het bepalen van een duidelijke verwantschap over te gaan.
2.2. Buitenlandse invloeden
Buitenlandse invloeden zijn daarentegen in het Japans veelvuldig terug te vinden.
2.2.1. China
De meest belangrijke invloed heeft allicht het Chinees uitgeoefend. China was de dominante
natie in geheel Azië gedurende geruime tijd, en het was dus om puur praktische redenen
noodzakelijk, Chinees te leren. Het Chinese schrift werd door de Japanners gebruikt om hun
eigen teksten mee te schrijven. Weliswaar werden later de (trouwens op het Chinese schrift
baserende) kana-alfabetten uitgevonden, maar de invloed van het Chinese schrift, en daarmee
de Chinese wetten, literatuur en dus woordenschat was immens.
5
2.2.2. Korea
De rol die Korea gespeeld heeft bij de beïnvloeding van de Japanse cultuur, wordt veelal
onderschat of stilzwijgend overzien. Het is echter zo, dat zeker tijdens de eerste eeuwen van
import van buitenlandse cultuur (3de tot 5de eeuw) de rol van Korea zeer belangrijk geweest
is. De eerste leraren van de Japanners, niet alleen op het gebied van de Chinese taal, maar ook
i.v.m. techniek en cultuur waren wellicht Koreaanse immigranten. Hun invloed op de Japanse
adaptatie en modificatie van het Chinese schrift mag dan ook niet onderschat worden.
2.2.3. Europese talen
Daarnaast werden, wanneer er contacten met Europeanen plaatsvonden, gretig woorden uit
Europese talen geïmporteerd. De oudste leenwoorden van Europese oorsprong stammen uit
het Portugees, vanwege de contacten met Portugese missionarissen in de 16de en 17de eeuw.
Na de afsluiting van Japan door het Tokugawa-shogunaat, waren de enigen die nog met Japan
in contact kwamen, de Nederlandse handelaars van de handelsmissie op Dejima.
Leenwoorden uit het Nederlands werden voornamelijk in die tijd geïmporteerd. De meest
belangrijke beïnvloeding door een buitenlandse taal sinds het Chinees ondergaat het Japans
echter heden ten dage van het Engels, en dat sedert de Amerikaanse bezetting na de Tweede
Wereldoorlog. Al deze beïnvloedingen van het Japans echter zijn voor het overgrote deel
beïnvloedingen op het vlak van de woordenschat, waarbij de Japanse taalstructuur (d.w.z.
grammatica) niet gewijzigd wordt.
3. Grammaticale basisprincipes
3.1. Wat is een grammatica?
Microlinguïstisch1 bezien, kan men stellen dat een taal bestaat uit enerzijds het lexicon (d.w.z.
de woorden en hun betekenis) en de grammatica anderzijds (d.w.z. de regels of structuren,
volgens dewelke deze woorden met elkaar verbonden moeten worden, om voor andere
sprekers van dezelfde taal als normaal en verstaanbaar aangeziene taaluitingen te produceren).
- Het lexicon vindt men beschreven in woordenboeken.
- De grammatica (cf. supra) wordt uitgelegd en toegelicht in handboeken, die algemene
regels, volgens dewelke de betreffende taal lijkt te functioneren, naar voren brengen,
en gebruiksvoorbeelden voor die regels geven.
Een grammaticaal systeem bestaat uit de volgende bestanddelen:
3.1.1. Morfologie
De leer van de vormen. Dit houdt in: welke soorten woorden er bestaan in een taal, en onder
welke omstandigheden deze woorden gebruikt worden. Voorts bepaalt de morfologie, welke
vormen (aan woorden gebonden of losstaand) verbanden tussen woorden leggen.
3.1.2. Syntaxis
De regels die voorschrijven hoe woorden in een (zins)verband geschikt worden
(microsyntaxis), of hoe deelzinnen in een groter zinsverband worden samengevoegd
(macrosyntaxis).
1
Microlinguïstiek definiëren wij als de interne analyse van een taal, d.w.z. de analyse van de structuur,
woordenschat enz. van een taal vanuit die taal zelf. Macrolinguïstiek definiëren wij als de wetenschappelijke
analyse van taal als een universeel fenomeen – d.w.z. met als vertrekpunt dat het onderzoek als doel heeft alle
talen gemeenschappelijk te bestuderen, en dat dus de criteria voor alle talen dezelfde dienen te zijn.
6
3.2. De traditionele Japanse taalkunde
De serieuze studie van de Japanse taal is in Japan pas zeer laat (omstreeks de 18de eeuw)
begonnen. Oorspronkelijk bestond de houding van de Japanners t.o.v. hun eigen taal erin, het
Japans te zien als een noodzakelijk kwaad, en werd ervan uitgegaan, dat serieuze taalkundige
studie eigenlijk alleen zinvol was i.v.m. het Chinees, dat de eigenlijke taal van cultuur en
wetenschap was. De enige (en beperkte) vorm van analyse van de Japanse taal vóór die datum,
waar wij over kunnen spreken, was de analyse van de Japanse fonetiek die
noodzakelijkerwijze moest plaatsgrijpen toen men ertoe overging, Japans door middel van
Chinese karakters te schrijven. Het daarbij te verrichten werk mag men zeker niet
onderschatten, aangezien het ging om de fonetische analyse van een taal die nog niet op
schrift was gezet. Het merendeel van dat werk werd echter vermoedelijk ondernomen door de
on hakase 音博士, de "leraren van de uitspraak", die geen Japanners waren. Deze analyse en
toepassing op Chinese karakters had het systeem van de zogenaamde Man'yōgana 万葉仮名2
als resultaat, waarop de latere ontwikkeling van de kana-alfabetten zou voortbouwen. Deze
fonologische analyse van het Oudjapans baseert zich in feite op de zeer rijke en ver
ontwikkelde Indische taalkundige traditie, die samen met de taalkundige analyse van
Boeddhistische teksten zijn weg naar China gevonden had.
Het was pas tijdens de achttiende eeuw, na het ontluiken van een zeker Japans nationaal
bewustzijn, dat zich op wetenschappelijk vlak uitte in de zgn. Kokugaku 国 学 , d.w.z.
"landskunde", dat er ook interesse kwam voor het Japans, en vooraanstaande geleerden
begonnen het Japans als studieobject te begrijpen. Tijdens deze periode werden er voor het
eerst Japanse termen voor de verschillende grammaticale verschijnselen van het Japans
gevormd, en ontstond dus de traditionele Japanse grammatica. Veel van de veelbelovende
aanpak die de eerste Japanse taalkundigen en grammatici, zoals Fujitani Nariakira 富士谷成
章 en Gimon 義 門 hadden, werd tijdens de herbeschrijving van de Japanse taal onder
Nederlandse en Engelse invloed in de 19de eeuw verworpen. Het huidige systeem, dat voor
het overgrote deel berust op een schema van Hashimoto Shinkichi 橋本進吉 (1882-1945),
poogt een compromis te sluiten tussen de voornoemde traditionele aanpak en de onder
westerse invloed ingevoerde terminologie. Dat dit soms met meer, soms met minder succes
gepaard gaat, is duidelijk. Wij pogen hier de hierop steunende, aan de meeste Japanse scholen
onderwezen terminologie en onderverdeling van de klassieke Japanse grammatica weer te
geven. Het lijkt verreweg het meest geëigende systeem, om op een overzichtelijke en
normatieve manier met de Japanse taal te leren omgaan.
Man’yōgana is een term die samengesteld is uit de delen Man’yō, van Man’yōshū, de gedichtencollectie uit de
8ste eeuw, en het woord kana, dat betekent "ontleende tekens". De term beschrijft het gebruik van Chinese
karakters voor het schrijven van Japanse teksten volgens de manier van toepassing in de Man’yōshū, de Kojiki en
andere Oudjapanse geschriften. Concreet wordt daarbij de hele tekst in volledige Chinese karakters geschreven,
waarbij een deel van die karakters fonetisch gebruikt wordt om Japanse klanken weer te geven, en een ander deel
volgens hun Chinese betekenis, maar met Japanse uitspraak. Welk karakter hoe gelezen moet worden is van de
context afhankelijk.
2
7
Deel II: Taalkundige ontleding van het Klassiek Japans
Bij de ontleding van een taal kan de onderzoeker op twee manieren te werk gaan. Hij kan
enerzijds op zoek gaan naar de delen waaruit een volzin is opgebouwd, en die onderscheiden
naar hun rol in de zin. Hij poogt m.a.w. het onderwerp, het gezegde, de soorten bepalingen
enz. te identificeren. Op die manier hanteert hij een redekundige ontleding die ook aangeduid
wordt met de term begripsontleding. Anderzijds ligt hem een taalkundige ontleding ter
beschikking. Daarbij spelen de woordsoorten (Jap.: hinshi 品 詞 ) een centrale rol. Zij
omvatten elk apart een bepaalde categorie woorden die naar gebruik en gedrag (bv. syntaxis,
vormveranderingen/flexie) overeenkomst vertonen. Dit deel zal grondig ingaan op de Japanse
woordsoorten zoals zij door de traditionele Japanse taalkunde afgebakend werden. Dit
impliceert een kennismaking met de specifieke Japanse terminologie, die aan de hand van
analogieën in het Nederlands zo inzichtelijk mogelijk geduid worden.
De traditionele benadering van de Japanse woordsoorten gaat uit van twee hoofdgroepen. De
groep vrije morfemen 3 (jiritsugo 自 立 語 ) verzamelen woorden die zelfstandig kunnen
voorkomen en tot een zin geschikt kunnen worden. Gebonden morfemen (fuzokugo 付属語)
komen daarentegen niet zelfstandig voor, maar worden aan als basis fungerende woorden,
vrije zowel als gebonden morfemen, toegevoegd. De volgende zin illustreert het
gecombineerd voorkomen van vrije en gebonden morfemen (resp. onderstreept en grijs
gemarkeerd) in het klassiek Japans:
Ki yori ochite shinuru mashira ga ōshi 木より落ちて死ぬる猿が多し4
Elk van beide hoofdgroepen kan, zoals onderstaande tabel illustreert, verder onderverdeeld
worden in kleinere categorieën:
werkwoorden
(dōshi 動詞)
adjectieven
flecterend
(keiyōshi 形容詞)
(yūkatsuyō 有活
flexiewoorden (yōgen 用言)
verbaal用)
adjectieven
(keiyōdōshi 形容
動詞)
substantieven
Vrije morfemen
(meishi 名詞)
(jiritsugo 自立
voornaamwoorden
nomina (taigen
語)
(daimeishi 代名
体言)
詞)
niet-flecterend
telwoorden (sūshi
(mukatsuyō 無
数詞)
活用)
bijwoorden
bepalend
(fukushi 副詞)
niet-nomina
(shūshoku suru
(hitaigen 非体
attributiva
修飾する)
言)
(rentaishi 連体詞)
niet-bepalend
voegwoorden
3
Een morfeem betreft het kleinste vormelement van een taal dat een bepaalde grammaticale functie vervult of
een specifieke betekenisinhoud (semantische functie) heeft.
4
Ochi 落ち is een flexievorm van het werkwoord otsu 落つ, een vrij morfeem.
8
(shūshoku
shinai 修飾し
ない)
Gebonden
morfemen
(fuzokugo 付属
語)
flecterend
(yūkatsuyō 有活
用)
niet-flecterend
(mukatsuyō 無
活用)
(setsuzokushi 接
続詞)
tussenwerpsels
(kandōshi) 感動
詞)
flexiemorfemen
(jodōshi 助動詞)
partikels (joshi 助
詞)
1. Vrije morfemen: jiritsugo 自立語
Dit zijn woorden, die volledig onafhankelijk zijn van de woorden waarmee zij in zinsverband
staan. Zij treden zelfstandig in de taal op en kunnen maar moeten niet met bepaalde andere
woorden verbonden worden. Op grond van de aan- of afwezigheid van flexie, kunnen deze
vrije morfemen onderscheiden worden in flexiewoorden (yōgen) of niet-flecterende woorden.
1.1. Flexiewoorden: yōgen 用言
Dit zijn zelfstandige woorden, die onder bepaalde omstandigheden, zoals het combineren met
andere woorden, of voor het aanduiden van grammaticale betrekkingen, hun oorspronkelijke
vorm veranderen. Deze vormverandering noemen wij flexie.
a. Flexie
Omwille van de ondubbelzinnigheid van de hier gebruikte terminologie zullen wij yōgen
beschrijven als opgebouwd uit de volgende bestanddelen:
Stam: de stam van het yōgen zonder de flecteerbare eindlettergreep:
およ
Werkwoorden: oyogu 泳ぐ; stam = oyo- およ
たか
Adjectieven: takashi 高し; stam = taka- たか
Eindlettergreep: de bij flexie van het werkwoord veranderende lettergreep (dit gebeurt niet
bij adjectieven), zonder de stam:
およ
Werkwoorden: oyogu 泳ぐ; eindlettergreep = gu ぐ
Uitgang5: het bij sommige flexievormen aan de (al dan niet) veranderde eindlettergreep (of
rechtstreeks aan de stam) toegevoegde morfeem:
う
う
Werkwoorden: ukuru 請くる [de RTK van uku 請く]; uitgang = -ru る
たか
Adjectieven: takaku 高く; uitgang = ku く; rechtstreeks aan de stam.
b. Definitie
- Wij spreken over "flexie" van Japanse woorden, wanneer wij doelen op een door de context
geïnduceerde verandering van vorm van een yōgen. Deze vormverandering uit zich op twee
wijzen:
5
Ook uitgangsmorfeem of suffixmorfeem genoemd. Daarbij gaat het uitsluitend om morfemen die deel uitmaken
van de flectionele vorm, en niet om partikels.
9
1. door het veranderen van de eindlettergreep van het yōgen (werkwoorden)
2. door het aanhechten van een uitgang aan de onveranderde eindlettergreep (adjectieven)
3. door het veranderen van de eindlettergreep en het aanhechten van een uitgang
(werkwoorden)
- De flexie van een willekeurig yōgen laat het verbinden van dat yōgen met erna volgende
zinsbestanddelen toe.
c. Flexievormen / katsuyōkei 活用形
Als agglutinerende taal (kōchakugo 膠 着 語 ), drukt het Japans de betrekkingen van de
woorden niet uit d.m.v. buigingsuitgangen, maar door aanhechting van afzonderlijke
taalelementen of morfemen aan een specifieke flexievorm. Er bestaan in het klassiek Japans
zes vormen, waarin yōgen, afhankelijk van de context, kunnen optreden. Deze vormen,
waarvan we gemakshalve de drieletterafkorting doorheen deze syllabus hanteren, heten:
Mizenkei
未然形 (MZK)
Ren'yōkei
連用形 (RYK)
Shūshikei
終止形 (SSK)
Rentaikei
連体形 (RTK)
Izenkei
已然形 (IZK)
Meireikei
命令形 (MRK)
Alle vormen houden verband met de hoedanigheid waarin het ww. of het adj., naar het
oordeel van de spreker, staat tot de werkelijkheid. Men kan ze dus enigszins vergelijken met
het verschijnsel stamtijd of beter: het fenomeen wijzen (modi; cf. indicatief, infinitief,
imperatief enz.) in westerse talen. De zes vormen kan men verder onderverdelen in twee
hoofdgroepen. De eerste groep omvat MZK, IZK en MRK en stelt de betekenis van het ww.
of adj. centraal. De overige flexievormen zeggen veeleer iets over de positie van het ww. of
adj. in de zin. Zij kunnen op hun beurt als basis dienen voor jo(dō)shi die een betekenisaspect
toevoegen. De hoofdgroep waartoe een flexievorm behoort blijkt reeds min of meer uit de
naam van de vorm in kwestie. Zo worden sommige flexievormen genoemd naar het soort
verbinding dat zij leggen met de woordsoort die erop volgt. De RTK, bijv., betekent letterlijk
"vorm die met een taigen verbonden wordt" (taigen ni kanren suru katachi 体言に関連する
形). Deze vorm dient er dus toe het verband te leggen tussen een yōgen en een taigen, of is
m.a.w. attributief werkzaam.
De naam van andere flexievormen houdt dan weer verband met de inhoudelijke waarde die
vormgegeven wordt. Zo betekent IZK letterlijk de "reeds-zo-vorm". Voor het merendeel dient
deze vorm er dan ook toe een reeds tot stand gekomen toestand of voltooide handeling aan te
geven, waarbij de vorm pas volledigheid geniet na aanhechting van jodōshi of joshi die dit
betekenisaspect versterken.
d. Waarom de term "flexie"?
Het feit dat het om een vormverandering bij onder andere werkwoorden gaat, zou ertoe
aanleiding kunnen geven, voor de vormverandering van Japanse yōgen het woord
"vervoeging" te gaan gebruiken. Japanse flectionele woorden (yōgen) veranderen echter niet
volgens dezelfde patronen van vorm als werkwoorden uit Europese talen dat doen. Yōgen
veranderen bijvoorbeeld niet volgens het geslacht, de persoon, het aantal personen enz. die
een handeling stellen. Enkel de grammaticale context, d.w.z. welk soort partikel of ander
woord volgt op het betreffende yōgen, is van belang voor de vormverandering. Om aldus een
10
verwarrend gebruik van termen te voorkomen, hebben wij het woord flexie gekozen, om
vormveranderingen bij flecteerbare Japanse woorden aan te duiden.
In de meeste gevallen echter gebeurt het aanduiden van inhoudelijke nuances, zoals gevoelens,
beleefdheid, tijd enz. in het Japans door de aanhechting van een bepaald suffix dat bv.
verleden tijd aangeeft, aan een bepaalde flectionele vorm.
In het moderne Japans hebben veel van deze suffixen een zo hechte verbinding met het
werkwoord aangegaan, dat zij a.h.w. uitgangen van dat werkwoord lijken.6
In feite gaat het bij elk van deze vormen om een flectionele vorm van het werkwoord + een
aangehecht suffix (jodōshi of joshi). Het belangrijkste aspect hiervan is dat dit systeem van
aanhechten van suffixen en dergelijke de mogelijkheid schept tot zeer grote differentiëring
van het uitgedrukte.
De vraag die hierbij opkomt, is natuurlijk of het aanhechten van een partikel dat
veranderingen aan het werkwoord moet aanduiden, niet hetzelfde is als de vervoegingen zoals
zij ons van onze werkwoorden bekend zijn.
Het is om twee redenen zinvol een onderscheid te maken tussen de vormverandering (katsuyō
活用) en het aanhechten van partikels ter weergave van diverse inhoudelijke verschillen als
twee van elkaar gescheiden procédés.
1. De joshi en jodōshi kunnen gedefinieerd worden als een eigen categorie t.o.v. de eigenlijke
yōgen, omdat zij isoleerbaar, uitwisselbaar, en dus tot op zekere hoogte onafhankelijk zijn van
het woord waaraan zij gehecht worden. Bovendien kunnen dezelfde suffixen in vele gevallen
gebruikt worden bij zowel werkwoorden als adjectieven.
2. De veranderingen van yōgen door middel van katsuyō worden geïnduceerd door het soort
partikel. Ook al kan men een verband leggen tussen de inhoudelijke waarde van het partikel
en de flectionele vorm die het yōgen aan moet nemen, bestrijken de flectionele vormen een
veel groter en vager gebied dan de partikels, die meestal zeer precies zijn inzake de emoties
en inhoudelijke nuances die zij tot uitdrukking moeten brengen.
e. Flexie-klassen
In onze talen, en dan in het bijzonder in het Latijn, bestaan verschillende standaardpatronen
(of paradigma's), om werkwoorden te vervoegen. In het Latijn heten die "vervoegingen"
(conjugatio).7 Iets soortgelijks bestaat er ook i.v.m. de flexie van Japanse yōgen: er bestaan
verschillende patronen, volgens dewelke de flexie van yōgen in de boven omschreven vormen
moet plaatsvinden. Deze modellen worden flexie-klassen, oftewel katsuyō 活用 genoemd.
1.1.1. Werkwoorden: dōshi 動詞
De naam zegt het al: werkwoorden, dus woorden die een handeling, een gebeuren, een
toestand of existentie uitdrukken. Werkwoorden worden in woordenlijsten of woordenboeken
altijd opgegeven in de "eindvorm", de SSK.
a. Flexievormen / katsuyōkei 活用形
De flexie van werkwoorden wordt als volgt omschreven:
Door een verandering van de eindlettergreep en/of het aanhechten van uitgangen worden
maximaal zes verschillende vormen geproduceerd. Deze zes vormen dienen meestal tot het
aanhechten van partikels (joshi en jodōshi). Sommige van deze flectionele vormen kunnen
echter ook een zelfstandige rol vervullen binnen het syntactisch verband.
6
Men denkt hier bv. aan de beleefdheidsvormen van de ww. op -masu enz.
Om te begrijpen, waarom we hier van verbuiging spreken, alhoewel het om werkwoorden gaat, cf. supra,
"verbuiging".
7
11
De volgende vormen worden bij het flecteren van Japanse werkwoorden gevormd:
1. De mizenkei 未然形
De MZK die letterlijk de "nog-niet-zo-vorm" betekent, wordt doorgaans de "imperfectvorm"
of "onbepaalde" vorm genoemd. Het is een vorm die niet op zichzelf kan staan en dient
gevolgd te worden door jodōshi of joshi. Net zoals de MZK in het modern Japans veelal
gevolgd wordt door jodōshi die een negatie, intentie of overweging inhouden (cf. ikanai 行か
ない [ik zal niet gaan], ikō 行こう [laten we gaan]), komen na de klassieke MZK over 't
algemeen jodōshi die een nog te realiseren toestand of een toekomstgebeuren uitdrukken. Van
de vijf hoofdtoepassingen drukken de eerste drie (negatie, intentie, veronderstelling) alvast uit
dat de handeling nog moet gebeuren. Het aspect toekomstigheid is minder uitgesproken in de
vierde toepassing die de MZK verbindt met functionele inhouden: passivum, mediopassivum,
potentialis, causatief en honoratief.
▪ Negatie / hitei 否定
Centraal staat het negatiemorfeem zu ず . Voorts wordt binnen deze toepassing het
voegwoordelijke negatiepartikel de で ondergebracht; een partikel dat eigenlijk de
gecomprimeerde uitdrukking is van zu + het voegwoordelijk partikel te て.
死なず
shinazu
niet sterven
京には見えぬ鳥なれば、皆人見知らず
Miyako niwa mienu tori nareba, mina hito mishirazu (Ise monogatari, 9:117)
Daar het een vogel was die je in de hoofdstad niet aantreft, kon niemand hem
thuisbrengen.
▪ Intentie / wens / verzoek
De jodōshi die tot deze categorie behoren zijn mu む (intentie), ji じ (negatieve intentie) en
mahoshi まほし (verlangen). Daarnaast behoren partikels als baya ばや (ik-verlangen), namu
なむ (verzoek) en het Nara-partikel na な(ik-verlangen/uitnodiging) tot deze categorie.
死なむ
shinamu
van plan te sterven, zal wel sterven
天つ風雲の通ひ路吹きとぢよ乙女の姿しばしとどめむ
Amatsukaze kumo no kayoiji fukitojiyo otome no sugata shibashi todomemu (Kokinshū,
872)
Wind uit de hemelen, waai de weg waarlangs de wolken drijven dicht! Ik wil nog even
het beeld van de meisjes bewaren.
いかで見ばやと思ひつゝ
Ikade mibaya to omoitsutsu (Sarashina nikki, "Kadode")
Ik dacht bij mezelf hoezeer ik haar toch graag wou zien.
いつしか梅咲かなむ
12
Itsushika ume sakanamu (Sarashina nikki, "Ume no tachie")
Ik wou dat de pruimenbloesems gauw zouden bloeien.
今は漕ぎ出でな
Ima wa kogiidena (Man'yōshū, 1:8)
Nu wil ik eropuit roeien.
▪ Veronderstelling of hypothese
Naast het jodōshi mashi ま し (veronderstelling) speelt vooral het partikel ba ば
(hypothese/speculatie) bij deze toepassing een belangrijke rol. Dit partikel is niet te verwarren
met het gelijknamige IZK-partikel dat een causale of temporele nuance dekt.
死なば
shinaba
indien ik zou sterven
小倉山峯のもみぢ葉心あらば今一度の行幸待たなむ
Ogurayama mine no momijiba kokoro araba ima hitotabi no miyuki matanamu (Shūi
wakashū, 17:1128)
Herfstloof op de top van de Ogurayama! Mocht je een geweten hebben, wil ik dat je
wacht op de eerstkomende keizerlijke optocht.
▪ Passivum / mediopassivum / potentialis / causatief / honoratief
Onder deze toepassing hoort de vermelding van de jodōshi ru る, raru らる, su す, sasu さす
en shimu しむ. Meer bepaald nemen de morfemen ru en raru de functie van potentialis,
(medio)passivum of honoratief voor hun rekening, terwijl su, sasu en shimu als markeerders
van een causatieve of honoratieve nuance fungeren. Daarnaast gelden yu ゆ en rayu らゆ als
Nara-equivalenten van de jodōshi ru en raru.
2. De ren'yōkei 連用形
De "voegvorm" die, zoals zijn naam al zegt, flexiewoorden aan elkaar voegt, geeft aan dat de
door het werkwoord uitgedrukte handeling of toestand reeds plaatsgevonden heeft of aan de
gang is. Men onderscheidt verschillende functies:
▪ Bijwoordelijke bepaling
滝の糸は絶えて久しくなりぬれど
Taki no ito wa taete hisashiku narinuredo (Shūi wakashū, 8:449)
Hoewel het al een hele poos geleden is sinds de stroom van de waterval verdwenen is...
▪ Gelijktijdigheid of opeenvolging van handelingen
Vaak duikt de RYK binnen deze functie geïsoleerd op en wordt dan "suspensieve vorm"
(chūshikei 中 止 形 ) genoemd, een vorm die als het ware een cesuur aanbrengt tussen
nevengeschikte zinnen. Zoals tsutsu hieronder illustreert, is ook de combinatie met een
partikel is mogelijk.
吾は死に、彼は死なず
Ware wa shini, kare wa shinazu
13
ik sterf, en hij sterft niet
御垣守衛士の焚く火の夜は燃え昼は消えつつ物をこそ思へ
Mikakimori eji no taku hi no yoru wa moe hiru wa kietsutsu mono o koso omoe
(Shikashū, 7:225)
Zoals het door de leden van de paleiswacht aangestoken vuur, dat 's nachts brandt en
overdag dooft, overweeg ik de dingen.
これより峯つゞき、炭山を越え、笠取を過ぎて、或は岩間まうで、或は石山
ををがむ
Kore yori mine tsuzuki, Sumiyama o koe, Kasatori o sugite, aruiwa Iwama mōde,
aruiwa Ishiyama o ogamu (Hōjōki, 30:39)
Van hieraf is er een opeenvolging van bergtoppen, we klommen over de Sumiyama,
passeerden de Kasatori, maakten een bedevaart naar Iwama en baden te Ishiyama.
▪ Nominalisering
Van het ww. afgeleide naamwoorden (m.a.w. deverbatieve naamwoorden) worden vaak door
het partikel ni に gevolgd. Sommige RYK-vormen werden op zichzelf staande begrippen en
traden als zelfstandig naamwoord tot de woordenschat toe: monogatari 物語 (vertelling),
hikari 光 (licht), kasumi 霞 (nevel), kiri 霧 (mist), keburi 煙 (rook), omoi 思ひ (gedachte,
verlangen) enz.
我が背子に恋ふれば苦し暇あらば拾ひて行かむ恋忘貝
Waga seko ni koureba kurushi itoma araba hiriite yukamu koiwasuregai (Man'yōshū,
6:964)
Het doet pijn te smachten naar mijn geliefde; als ik vrij heb, ga ik er eentje oprapen,
het schelpje dat je verlangen doet vergeten
あづまの方に住むべき国求めにとて行きけり
Azuma no kata ni sumubeki kuni motome ni tote yukikeri (Ise monogatari, 9)
Zich voornemend op zoek te gaan naar een provincie in het oosten waar hij zich kon
vestigen, vertrok hij op reis
世に語り伝ふる事、まことはあいなきにや、おほくは皆虚言なり
Yo ni kataritsutauru koto, makoto wa ainaki ni ya, ōku wa mina soragoto nari
(Tsurezuregusa, 73)
Wat men in de wereld doorvertelt is in wezen oninteressant! Het merendeel is allemaal
verzonnen.
▪ Basis voor dōshi of jodōshi
De RYK maakt een vlotte verbinding met andere ww. mogelijk, waardoor samengestelde
werkwoorden (verba composita) tot stand komen. Tevens dient de vorm als basis voor allerlei
jodōshi (onder meer ki き, keri けり, tsu つ, nu ぬ, tari たり, kemu けむ) die aspect
aanduiden of aangeven dat een handeling afgesloten is. Een buitenbeentje is het late Heianflexiemorfeem tashi たし dat weliswaar een ik-verlangen uitdrukt maar toch aansluiting zoekt
op een RYK.
彼は死にたり
Kare wa shinitari
14
hij is gestorven
▪ Basis voor joshi
Diverse partikels vinden aansluiting op de RYK, onder meer voegwoordelijke partikels (te て,
tsutsu つつ, nagara ながら) en eindpartikels (so そ, teshigana てしがな, nishigana にしが
な). De RYK van adjectieven kan daarenboven als basis dienen voor de eindpartikels mogana
も が な en moga(mo) も が ( も ) , het voegwoordelijke partikel tomo と も (dat een
veronderstellende toegeving uitdrukt), en het inductieve nadrukpartikel wa は (dat een
veronderstelling beklemtoont).
「今日、浪な立ちそ」と人々ひねもすに祈るしるしありて、風浪たゝず
"Kyō, nami na tachi so!" to hitobito hinemosu ni inoru shirushi arite, kaze nami tatazu
(Tosa nikki, 20:50)
"Golven, wil vandaag toch niet de kop opsteken!", baden de mensen de hele dag door,
en ten teken daarvan stak er wind noch golfslag op.
いかで鳥の声もせざらむ山に籠りにしがな
Ikade tori no koe mo sezaramu yama ni komorinishigana (Utsubo monogatari, 1)
Hoe graag zou ik me toch afzonderen in het gebergte waar zelfs geen vogelstem te
bekennen is.
世の中にさらぬ別れのなくもがな
Yo no naka ni saranu wakare no nakumogana (Ise monogatari, 84)
Bestond dat toch maar niet, het afscheid, dat in deze wereld niet te ontlopen valt.
吉野河水の心ははやくとも滝の音には立てじとぞ思ふ
Yoshinogawa mizu no kokoro wa hayakutomo taki no oto ni wa tateji to zo omou
(Kokinshū, 651)
De rivier de Yoshino, het wezen van het water is vluchtig; toch denk ik er niet aan als
het gekolk van een waterval luid gerucht te maken.
こひしくはとぶらひきませ
Koishikuwa toburaikimase (Kokinshū, 982)
Mocht je missen, kom dan bij me langs
花しちらずは千世も経ぬべし
Hana shi chirazuwa chiyo mo henubeshi (Kokinshū, 96)
Nog zeker duizend generaties gaan voorbij, eer de bloesems niet meer neerdwarrelen.
Opm.: Shi fungeert als een adverbiaal partikel dat nadruk/emfase aanbrengt.
3. De shūshikei 終止形
▪ Markering zinseinde
Volgens de regels van de Japanse grammatica, sluit de "eindvorm" normaliter een volzin af.
De SSK suggereert dat de handeling tegenwoordig plaatsvindt, al kunnen bijwoorden van tijd
(bv. mukashi 昔) een context in het verleden oproepen. In dat geval is de SSK op te vatten als
een praesens historicum. Voorts geldt de SSK als standaardvorm waarin flexiewoorden in een
woordenboek ondergebracht worden.
15
いささかに雨降る
Isasakani ame furu (Tosa nikki, 20:38)
Beetje bij beetje valt er regen.
▪ Basis voor jodōshi
Flexiemorfemen die een mate van speculatie aangeven, sluiten in het algemeen aan op de SSK.
Tot deze categorie jodōshi behoren ramu らむ, rashi らし, beshi べし, maji まじ, meri めり
en hearsay-nari なり.
男もすなる日記
Otoko mo sunaru niki (Tosa nikki, 20:27)
De dagboeken waarvan ik verneem dat mannen ze bijhouden
▪ Basis voor joshi
De SSK fungeert ten derde als vorm waar een aantal joshi op aansluiten, m.n. ya (inductief
partikel van twijfel/retorische vraag), na (eindpartikel dat een verbod uitdrukt), en tomo
(voegwoordelijk partikel dat een veronderstellende toegeving inhoudt).
名にしおはばいざこととはむ宮こどりわが思ふ人は有りやなしやと
Na ni shi owaba iza kototowamu miyakodori waga omou hito wa ari ya nashi ya to
(Kokinshū, 411)
Als je jouw naam eer aandoet, wel laat me jou dan iets vragen, hoofdstadvogel. Is de
persoon die ik begeer levend of dood?
あやまちすな。心して降りよ
Ayamachi su na. Kokoro shite oriyo (Tsurezuregusa, 109)
Bezeer je niet! Kom voorzichtig naar beneden!
ちりぬとも香をだに残せ
Chirinu tomo ka o dani nokose (Kokinshū, 1:48)
Ook al zijn ze onherroepelijk afgevallen, laat tenminste hun aroma overblijven.
Hoewel de SSK in theorie de standaardvorm is waarmee een Japanse zin afgerond wordt,
bestaan er gevallen waarin er van die regel afgeweken wordt. Zo kunnen bepaalde partikels
die eerder in de zin staan een andere eindvorm, meestal RTK of IZK afdwingen (induceren).
Dit fenomeen staat in de Japanse taalkunde bekend onder de term kakarimusubi 係 結
(inductieve verbinding).
4. De rentaikei 連体形
De bijvoeglijke of attributieve vorm wordt in principe aangenomen door flexiewoorden die
aan een naamwoord voorafgaan. Toch is het aantal overige functies waarin deze flexievorm
een rol speelt tamelijk uitgebreid.
▪ Bijvoeglijke bepaling
In de attributieve functie (rentaihō 連体法) treedt de RTK onveranderd op in combinatie met
een taigen. Het werkwoord kan daarbij hoofdwerkwoord zijn van een bepalende bijzin
(rentai-shūshokusetsu 連体修飾節).
16
死ぬる者多し
Shinuru mono ōshi (Konjaku monogatarishū, 25:13)
Er zijn velen die sterven.
嘆きつつひとり寝る夜の明くる間はいかに久しきものとかは知る
Nagekitsutsu hitori nuru yo no akuru ma wa ikani hisashiki mono to ka wa shiru
(Kagerō nikki, 1:Tenryaku 天暦 9)
Weet je wel hoe lang dat duurt, de tijd die het vergt om dageraad te worden als je 's
nachts rouwend alleen slaapt?
▪ Impliciete nominalisering / juntaihō 準体法
De RTK lijkt hierbij een loos naamwoord (keishiki meishi 形式名詞; bv.: koto こと, mono も
の, toki とき enz.) of nominaliserend partikel (bv.: no の), dat elliptief weggelaten wordt,
nader te bepalen. Vergeleken met de RYK-nominalisering, verwijst het procedé hier veeleer
naar een abstract begrip(cf. shini 死に [de dood] ↔ shinuru 死ぬる [het sterven])
死ぬるは安し
Shinuru wa yasushi
Het sterven is gemakkelijk.
Opm.: Na shinuru lijkt koto こと te zijn weggelaten.
さくらの花のちるをよめる
Sakura no hana no chiru o yomeru (Kokinshū, 2:85)
Gedicht bij het vallen van de kersenbloesems
これやこの行くも帰るも別れつつ知るも知らぬも逢坂の関
Kore ya kono yuku mo kaeru mo wakaretsutsu shiru mo shiranu mo Ōsaka no seki
(Gosen wakashū, 1090)
Hier is het waar zij die komen en zij die terugkeren uit elkaar gaan, en waar zij die je
kent en zij die je niet kent [elkaar ontmoeten]: Grenspost Ōsaka
▪ RTK wegens inductie
Door toedoen van een voorafgaand inductief partikel (zo ぞ, namu なむ, ya や en ka か),
verandert de SSK in een RTK. Ook vraagwoorden (bv. nado など) kunnen ervoor zorgen dat
de eindvorm zich in een RTK transformeert. Het vraagwoord neemt hier dus als het ware de
rol van inductief partikel over.
我が子ぞ死ぬる
Waga ko zo shinuru
Het is mijn kind, zeg, dat sterft.
緑なる一草とぞ春は見し秋は色々の花にぞありける
Midori naru hitotsukusa to zo haru wa mishi aki wa iroiro no hana ni zo arikeru
(Kokinshū, 4:245)
Ik zag een lente met de gewassen één en al groen;- de herfst daarentegen was fleurig
van allerhande kleur
Opm.: Keri drukt hier verrassing uit.
17
夏草は茂りにけれど郭公などわが宿に一声もせぬ
Natsukusa wa shigerinikeredo hototogisu nado wagayado ni hitokoe mo senu (Shin
kokinshū, 3:189)
Waarom liet de koekoek zelfs niet een keer zijn stem horen aan mijn verblijf, terwijl
het zomergras toch al dik staat?
▪ Basis voor joshi
Een aantal partikels komen in vaste combinatie voor ná de RTK: voegwoordelijke partikels
(bv. de toegevende partikels o を, ni に en ga が of combinaties met mono もの: mono'o も
のを, monono ものの, monokara ものから, monoyue ものゆえ) of eindpartikels (m.n. ka か
en de uitroeppartikels kana かな of kamo かも).
夏の夜はまだ宵ながらあけぬるを雲のいづこに月やどるらん
Natsu no yo wa mada yoinagara akenuru o kumo no izuko ni tsuki yadoruran
(Kokinshū, 3:166)
Hoewel nog vroeg, is de zomernacht in dageraad overgegaan; maar waar achter de
wolken houdt de maan zich op?
頼まぬものの恋ひつつぞふる
Tanomanu monono koitsutsu zo furu (Ise monogatari, 23)
de tijd verstrijkt, maar ik blijf je missen, al vertrouw ik er niet meer op
うつせみの世にもにたるか
Utsusemi no yo ni mo nitaru ka (Kokinshū, 2:73)
Wat heeft het toch veel weg van een vlietende wereld!
▪ Basis van jodōshi / kww. nari
De RTK dient als basis voor het koppelwerkwoord nari な り en het vergelijkende
flexiemorfeem gotoshi 如し / 若し. Nari zowel als gotoshi kunnen evenwel rechtstreeks na
een naamwoord komen, dat, in het geval van gotoshi, al dan niet verlengd is met ga of no als
verbindingspartikel. Specifiek voor rahen-ww. geldt de RTK als basis voor de speculatieve
jodōshi (m.n. ramu, rashi, beshi, maji, meri en hearsay-nari), die normaliter op een SSK
aansluiten.
命にも優りて惜しくある物はみはてぬ夢のさむるなりけり
Inochi ni mo masarite oshiku aru mono wa mihatenu yume no samuru narikeri
(Kokinshū, 12:609)
Wat het leven te boven gaat en spijt nalaat is het ontwaken uit een droom die men niet
ten einde toe gezien heeft
行く水の還らぬ如く吹く風の見えぬが如く
Yuku mizu no kaeranu gotoku fuku kaze no mienu ga gotoku (Man'yōshū, 15:3625)
Zoals het stromende water dat niet terugkeert en de waaiende wind die niet zichtbaar is
▪ Suggestieve stilering
Onder deze categorie treedt de RTK als eindvorm op, een geeft daarmee aan dat achter de
letterlijke inhoud van de mededeling een bijbetekenis schuilgaat.
18
郭公来ゐる垣根は近ながら待ち遠にのみ声のきこえぬ
Hototogisu kiiru kakine wa chikanagara machidō ni nomi koe no kikoenu (Gosen
wakashū, 149)
Hoewel het hek waarop de koekoek neergestreken is nabij is, rest me enkel met smart
te wachten, nu zijn stem onhoorbaar is.
De RTK op het einde suggereert dat de spreker een impliciete boodschap overbrengt. Dit
gebruik van de RTK-eindvorm om bijbetekenis te suggereren was geliefd onder Heianschrijvers, waardoor de SSK als normale eindvorm meer en meer met de RTK als eindvorm
ging concurreren. Uiteindelijk resulteerde dit in de geleidelijke assimilatie van beide vormen.
In het modern Japans is de gelijkwording volledig doorgevoerd: voor alle klassen geldt dat de
SSK integraal samenvalt met de RTK. Verbaal-adjectieven daarentegen bewaarden tot op
heden het onderscheid tussen beide vormen: RTK (~na な) ≠ SSK (~da だ).
5. De izenkei 已然形
In het oudste Japans zette de perfectieve vorm (lett.: "reeds-zo-vorm") de handeling of
toestand die eraan voorafging stelligheid bij. Naderhand ging de IZK zowel toegeving als
causale/temporele structuren aanduiden, bv. yukedo 行けど (hij ging, maar ...), yukeba 行け
ば (daar/doordat hij ging). De IZK wordt als voorloper beschouwd van de modern Japanse
kateikei 仮定形, de conditionele vorm of vorm die een hypothetische gedachte uitdrukt:
yukeba 行けば (indien hij gaat). Tevens wordt hij gezien als de tegenhanger van de MZK:
daar waar de MZK bij een nog niet voltooide situatie of handeling gebruikt wordt (bv.
negatie), treedt de IZK vaak op bij reeds voltooide acties of situaties. Bij de IZK kunnen wij
drie specifieke functies onderscheiden:
▪ Basis voor joshi
Vooral voegwoordelijke partikels sluiten daarbij aan op de IZK. Zij kunnen enerzijds een
logisch of causaal verband uitdrukken (ba ば, do ど, domo ども) of aan een toegeving (do ど,
domo ども) vorm geven:
吾死ぬれば、鬼とならむ
Ware shinureba, oni to naramu
Wanneer ik gestorven zal zijn, word ik een boze geest.
父は死ぬれども、子は死なず
Chichi wa shinuredomo, ko wa shinazu
Alhoewel de vader overleed, kwam het kind niet om.
ももちどりさへづる春は物ごとにあらたまれども我ぞふり行く
Momochidori saezuru haru wa monogoto ni aratamaredomo, ware zo furiyuku
(Kokinshū, 1:28)
Tijdens het voorjaar, wanneer de vogeltjes alle kwetteren, vernieuwt zich alles, ik
echter word ouder (en ouder).
この子を見れば、苦しき事もやみぬ
Kono ko o mireba, kurushiki koto mo yaminu (Taketori monogatari)
Toen hij dit meisje bekeek, verdwenen zijn zorgen
19
男も女も恥ぢ交はしてありけれど、男はこの女をこそ得めと思ふ
Otoko mo onna mo hajikawashite arikeredo, otoko wa kono onna o koso eme to omou
(Ise monogatari, 23)
Hoewel de man en de vrouw om elkaar verlegen waren, vond de man dat hij zeker
deze vrouw tot de zijne wou
▪ IZK wegens inductie
Hierbij komt het perfectieve aspect niet altijd duidelijk naar voren. Binnen deze categorie
vraagt het inductief partikel koso specifiek de IZK als eindvorm .De combinatie koso + IZK
werd voor het eerst in late Heian-literatuur opgetekend. Koso kan als een nadrukpartikel
optreden of leidt een toegevende gedachte in:
弱者こそ死ぬれ
Jakusha koso shinure
Het zijn de zwakken die sterven.
折節の移りかはるこそ、ものごとに哀れなれ
Orifushi no utsurikawaru koso monogoto ni awarenare (Tsurezuregusa, 19)
Het is net het wisselen van de seizoenen dat bij alles zo aandoenlijk is
人こそ見えね秋は来にけり
Hito koso miene aki wa kinikeri (Shūi wakashū, 140)
Hoewel er geen ziel te bespeuren is, is de herfst aangebroken
▪ Basis voor jodōshi
Het gaat hier om de combinatie die de IZK van yodan-ww. aangaat met het jodōshi ri り.8 Op
die manier wordt nadruk gelegd op het resultatieve aspect van een handeling, of op het
duratieve karakter ervan.
若草のつまもこもれり我もこもれり
Wakakusa no tsuma mo komoreri ware mo komoreri (Kokinshū, 1:17)
Zowel m’n kersverse geliefde als ikzelf houden ons hier schuil
6. De meireikei 命令形
Met de MRK wordt, zoals de naam het zegt, de gebiedende wijs van een flecterend woord
aangegeven.. Deze vorm treedt ofwel alleen op, of in verbinding met de uitgangen yo, ro, en i.
汝、よく聞け
Nanji, yoku kike
Jij daar, luister eens aandachtig!
b. Flexieklassen
8
Studies van de fonologie van het Oudjapans hebben aangewezen dat de MRK van yodan-werkwoorden (die
mettertijd samenviel met de IZK van yodan-ww.) oorspronkelijk als aansluitbasis gold voor het jodōshi ri. Op
grond van het perfectieve of resultatieve aspect dat in ri besloten ligt, brengen we ri evenwel binnen de IZKcategorie onder.
20
Zoals hierboven reeds vermeld, worden er bij de flexie van yōgen verschillende
flexiepatronen (of -paradigma's) onderscheiden. Bij de werkwoorden bestaan er negen van
deze zgn. flexieklassen. Zij worden als volgt van elkaar onderscheiden:
a. Volgens het aantal vormen (d.w.z. klinkers), die de eindlettergreep van het
werkwoord bij de flexie aanneemt. Binnen de gojūonzu heten deze vormen "trappen"
(dan 段), dit tegenover de rijen (gyō 行), die de eindlettergrepen zelf aangeven.
Belangrijk te onthouden hierbij is, dat deze manier van tellen alleen maar de
verandering van de eindlettergreep aanduidt, maar niet het eventuele aantal uitgangen
die bovendien nog aan bepaalde vormen aangehecht kunnen worden.
b. De rij van de eindlettergreep, wanneer de betreffende flexieklasse alleen maar
werkwoorden met één type eindlettergreep telt (bijvoorbeeld de "drietrapsflexie op ka"
kagyō sandan katsuyō カ行三段活用).
c. Indien nodig, welke vormen de eindlettergreep kan aannemen. Dit is met name het
geval, wanneer bv. twee flexie-klassen hetzelfde aantal vormen kunnen aannemen
maar de vormen zelf verschillen. (Bv. de shimonidan- 下二段 en kaminidan-katsuyō
上二段活用).
Klassiek Japanse werkwoorden worden volgens negen verschillende flectionele klassen
geflecteerd. Wij zullen hier voorbeelden geven voor elk van deze negen klassen en de
daarbinnen aan bod komende verschillende eindlettergrepen.
1. De viertrapsflexie / yodankatsuyō 四段活用
Bij deze klasse worden werkwoorden eindigend op 8 mogelijke eindlettergrepen geflecteerd
in vier verschillende vormen. Dit gebeurt volgens het hierna volgende schema:
vorm
stam
書 く
か
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
か
き
く
く
け
け
ka
ki
ku
ku
ke
ke
カ行
kaku
ガ行
isogu
サ行
押す
お
osu
o-
タ行
打 つ
う
た
ち
つ
つ
て
て
utsu
u-
ta
chi
tsu
tsu
te
te
ハ行
へ
kau
バ行
急
ぐ
買 ふ
飛 ぶ
kaいそ
iso-
か
kaと
tobu
to-
読
よ
む
が
ぎ
ぐ
ぐ
げ
げ
ga
gi
gu
gu
ge
ge
さ
し
す
す
せ
せ
sa
shi
su
su
se
se
は
ひ
ふ
ふ
へ
wa
i
u
u
e
e
ば
び
ぶ
ぶ
べ
べ
ba
bi
bu
bu
be
be
ま
み
む
む
め
め
ma
mi
mu
mu
me
me
マ行
yomu
ラ行
取 る
と
ら
り
る
る
れ
れ
toru
to-
ra
ri
ru
ru
re
re
yo-
2. De onregelmatige flexie op ra / ragyō henkaku katsuyō ラ行変格活用
Deze flexie wordt vaak afgekort tot rahen ラ 変 . Slechts een aantal werkwoorden die
existentie of aanwezigheid uitdrukken (bv. haberi 侍り, ari あり enz.), maken van deze
klasse deel uit. Bovendien worden verschillende suffixen, zoals -tari, -keri, -ri enz. volgens
dit patroon geflecteerd. De onregelmatigheid van deze klasse ligt in de SSK, die op ri eindigt
i.p.v. ru.
vorm
stam
ラ行
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
有り
あ
ら
り
り
る
れ
れ
ari
a-
ra
ri
ri
ru
re
re
21
3. De onregelmatige flexie op na / nagyō henkaku katsuyō ナ行変格活用
Ook nahen ナ変 genoemd. Er zijn maar drie yōgen die volgens dit flexiepatroon geflecteerd
worden: de werkwoorden shinu 死ぬ (sterven) en inu 往ぬ (weggaan), en het jodōshi nu ぬ.
De belangrijkste kenmerken van deze klasse zijn, dat de zes vormen alle verschillend zijn.
Twee ervan, de RTK en de IZK, worden met aanhechting van uitgangen (m.n. -ru en -re)
gevormd.
vorm
stam
ナ行
死
ぬ
shinu
し
shi-
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
な
に
ぬ
ぬ る
ぬ れ
ね
na
ni
nu
nuru
nure
ne
4. De onregelmatige flexie op ka / kagyō henkaku katsuyō カ行変格活用
Ook wel de drietrapsflexie op ka (kagyō sandan katsuyō カ行三段活用), kortweg kahen カ変
genoemd. Ook hier is het aantal volgens deze reeks geflecteerde werkwoorden gering: enkel
het werkwoord ku 来 wordt volgens dit patroon geflecteerd. De kahen-flexie telt drie vormen
waarbij uitgangen (-ru, -re en -yo) een rol spelen: de RTK, IZK en MRK.
vorm
stam
カ行
来
ku
Ø
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
こ
き
く
く る
く れ
ko
ki
ku
kuru
kure
MRK
こ
よ
koyo
5. De onregelmatige flexie op sa / sagyō henkaku katsuyō サ行変格活用
Variante benamingen zijn drietrapsflexie op sa (sagyō sandan katsuyō サ行三段活用), of
sahen サ変. Deze flexie vormt het equivalent van de vorige klasse voor de sa-kolom. Alle zes
de vormen zijn verschillend, en de drie laatste, RTK, IZK en MRK worden gevormd met
behulp van uitgangen.
Onder de werkwoorden die volgens dit paradigma flecteren vinden we het werkwoord su す
(mod.: suru する), alle samenstellingen met su (bv. kisu 帰す, takusu 託す enz.) en zijn
stemhebbende variant (allomorf) -zu ず (bv. ronzu 論ず maar ook omonzu 重ず, soranzu 諳
お
は
ず enz.), en het honoratieve werkwoord owasu 御座す (zie honoratieve werkwoorden).
vorm
stam
サ行
為
su
Ø
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
せ
し
す
す る
す れ
MRK
せ よ
se
shi
su
suru
sure
seyo
6. De hogere tweetrapsflexie / kaminidan katsuyō 上二段活用
Afgekorte benaming: kamini 上二. Bij deze flexie veranderen de eindlettergrepen van de
werkwoorden nog maar in twee verschillende vormen: een vorm eindigend op u, en eentje
eindigend op i. De kwalificatie "hogere" heeft te maken met het feit dat de klinkers waarin de
eindlettergreep (namelijk i en u) verandert, hoger staan op de a/i/u/e/o-volgorde dan de
klinkers u en e die bij de "lagere" tweetrapsflexie de hoofdrol spelen. Werkwoorden met
eindlettergrepen uit 9 verschillende rijen maken deel uit van deze klasse. Zoals bij de twee
vorige flexies worden de drie laatste vormen door middel van uitgangen gevormd.
vorm
stam
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
22
カ行
生く
い
き
き
く
く る
く れ
き よ
iku
i-
ki
ki
ku
kuru
kure
kiyo
ガ行
sugu
タ行
otsu
ダ行
hazu
ハ行
kou
バ行
nobu
マ行
shimu
ヤ行
老 ゆ
oyu
ラ行
降る
お
り
り
る
る る
る れ
り よ
oru
oØ
ri
ri
ru
ruru
rure
riyo
ゐ
ゐ
う
うる
うれ
ゐよ
i
i
u
uru
ure
iyo
過 ぐ
落 つ
恥 づ
恋 ふ
延
ぶ
染
む
居
ワ行
u
す
suお
oは
haこ
koの
noし
ぎ
ぎ
ぐ
ぐ る
ぐ れ
ぎ よ
gi
gi
gu
guru
gure
giyo
ち
ち
つ
chi
chi
tsu
つ
る
tsuru
つ れ
tsure
ち
よ
chiyo
ぢ
ぢ
づ
づ る
づ れ
ぢ よ
ji
ji
zu
zuru
zure
jiyo
ひ
ひ
ふ
ふる
ふれ
ひよ
i
i
u
uru
ure
iyo
び
び
ぶ
ぶ る
ぶ れ
び よ
bi
bi
bu
buru
bure
biyo
み
み
む
mi
mi
mu
お
い
い
ゆ
ゆ る
ゆ れ
いよ
o-
i
i
yu
yuru
yure
iyo
shi-
む
る
muru
む
れ
mure
み
よ
miyo
7. De hogere ééntrapsflexie / kamiichidan katsuyō 上一段活用
Afgekort tot kamiichi 上一. Hier vindt geen verandering van eindlettergreep plaats. Bij elke
vorm komt de eindlettergreep uit de -i-trap. Werkwoorden met eindlettergrepen uit zes rijen
maken deel uit van deze klasse. Ook zij maken gebruik van uitgangen bij de laatste vier
vormen.
vorm
stam
カ行
ナ行
ハ行
マ行
ヤ行
ワ行
着 る
kiru
似 る
niru
干 る
hiru
見 る
miru
射る
居る
SSK
RTK
IZK
MRK
き
き
き る
き る
き れ
き よ
ki
ki
kiru
kiru
kire
kiyo
Ø
に
に
に る
に る
に れ
に よ
ni
ni
niru
niru
nire
niyo
Ø
ひ
ひ
ひ る
ひ る
ひ れ
ひ よ
hi
hi
hiru
hiru
hire
hiyo
Ø
み
み
み る
み る
み れ
mi
mi
miru
miru
mire
い
い
いる
いる
いれ
いよ
i
i
iru
iru
ire
iyo
ゐ
ゐ
ゐる
ゐる
ゐれ
ゐよ
i
i
iru
iru
ire
iyo
Ø
iru
RYK
Ø
Ø
iru
MZK
み
よ
miyo
8. De lagere tweetrapsflexie / shimonidan katsuyō 下二段活用
De shimoni 下二-klasse is onbetwist de flexie waar de meeste rijen van eindlettergrepen
vertegenwoordigd zijn. Daar de flexie door klankverandering van u naar e gekenmerkt wordt,
en e zich t.o.v. i op een lagere trap bevindt, spreekt men van de "lagere" tweetrapsflexie. Ook
binnen deze flexie vervolledigen uitgangen (-ru, -re en -yo) de laatste drie vormen.
vorm
stam
得
ア行
Ø
u
カ行
請 く
う
uku
u-
ガ行
上 ぐ
あ
agu
a-
サ行
nosu
ザ行
mazu
載 す
交
ず
の
noま
ma-
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
え
え
う
うる
うれ
え よ
e
e
u
uru
ure
eyo
け
け
く
く る
く れ
け よ
ke
ke
ku
kuru
kure
keyo
げ
げ
ぐ
ぐ る
ぐ れ
げ よ
ge
ge
gu
guru
gure
geyo
せ
せ
す
す る
す れ
せ よ
se
se
su
suru
sure
seyo
ぜ
ぜ
ず
ず る
ず れ
ぜ よ
ze
ze
zu
zuru
zure
zeyo
23
捨
つ
す
タ行
sutsu
ダ行
出づ
い
izu
i-
ナ行
tazunu
ハ行
oshiu
バ行
nobu
マ行
aratamu
ヤ行
kiyu
ラ行
nagaru
ワ行
尋
教
述
ぬ
ふ
む
る
つ
る
tsuru
つ れ
て よ
tsure
teyo
で
づ
づ る
づ れ
で よ
de
zu
zuru
zure
deyo
ね
ね
ぬ
ぬ る
ぬ れ
ね よ
ne
ne
nu
nuru
nure
neyo
へ
へ
ふ
ふる
ふれ
へ よ
e
e
u
uru
ure
eyo
を し
の
べ
べ
ぶ
ぶ る
ぶ れ
べ よ
be
be
bu
buru
bure
beyo
あらた
め
め
む
me
me
mu
き
え
え
ゆ
ゆ る
ゆ れ
え よ
ki-
e
e
yu
yuru
yure
eyo
arata-
消 ゆ
流
tsu
で
oshino-
つ
te
de
た づ
tazu-
ぶ
改
te
su-
な が
naga-
む
る
muru
む
れ
mure
め
よ
meyo
れ
れ
る
る る
る れ
れ よ
re
re
ru
ruru
rure
reyo
植う
う
ゑ
ゑ
う
うる
うれ
ゑ よ
uu
u-
e
e
u
uru
ure
eyo
9. De lagere ééntrapsflexie / Shimoichidan katsuyō 下一段活用
De shimoichi 下一-klasse heeft slechts één vertegenwoordiger: het werkwoord keru 蹴る.
Volgens deze flexie zijn alle vormen zijn gelijk, met dien verstande dat de laatste vier d.m.v.
uitgangen (-ru, -re en -yo) uitgebreid worden.
vorm
stam
カ行
蹴 る
keru
Ø
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
け
け
け る
け る
け れ
MRK
け よ
ke
ke
keru
keru
kere
keyo
c. Identificatie van de flexieklasse
In het klassiek Japans kan men de flexieklasse van een gegeven werkwoord over het
algemeen niet aan de SSK herkennen. Als men zich echter aan de volgende classificatieregels
houdt, kan men met relatieve zekerheid het juiste flexiepatroon achterhalen:
1. Het overgrote deel van de werkwoorden maakt deel uit van de klassen yodan,
kaminidan, en shimonidan. Er zijn maar een vijfentwintigtal werkwoorden die deel
uitmaken van de andere klassen, en die kan men gemakkelijk onthouden.
2. Om uit te maken tot welke van de drie hoofdgroepen het werkwoord behoort, dient
men de MZK van het werkwoord te vinden, bv. door het werkwoord ontkennend te
maken d.w.z. de negatie op -zu te vormen.
d. Endoactieve en exoactieve werkwoorden / jidōshi 自動詞 en tadōshi 他動詞
De Japanse werkwoorden die een handeling of een gebeuren omschrijven, zijn doorgaans van
duale natuur, d.w.z. dat zij onder een vorm het object of de persoon waarmee de handeling
gebeurt, in deze handeling insluiten en beschouwen als erbij betrokken, of datzelfde object als
buiten de handeling staand en er niet bij betrokken (maar er wel aan onderworpen)
beschouwen.
Een goed voorbeeld daarvan zijn de volgende twee zinnen:
糸切る
ito kiru
24
De draad breekt.
糸を切る
ito o kiru
De draad breken.
Op het eerste gezicht lijkt dit fenomeen enige gelijkenis te vertonen met de Europese
(Indogermaanse) overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden. Er zijn echter twee
redenen waarom men deze terminologie beter niet gebruikt:
1. Een intransitief (onovergankelijk) werkwoord kan geen rechtstreeks (lijdend)
voorwerp regeren. Japanse jidōshi echter kunnen onder bepaalde omstandigheden een
rechtstreeks voorwerp regeren. Cf. modern Japans:
門を出る
kado o deru
Door de poort naar buiten gaan.
2. Een onovergankelijk werkwoord kan géén passief vormen. In het Japans is dit bij
jidōshi echter wel mogelijk. Cf. modern Japans:
子供に泣かれる
kodomo ni nakareru
(Door het kind behuild worden.)
1. Typologie
In tegenstelling tot onze Indogermaanse talen, waar een duale vorming van een
onovergankelijk en overgankelijk werkwoord op dezelfde basis eerder de uitzondering is,
bestaat er in het Japans een heel duidelijke duale structuur, waarbij jidōshi en tadōshi
duidelijk twee vormen van hetzelfde werkwoord zijn. Volgende soorten kunnen daarbij
onderscheiden worden:
▪ Werkwoorden, die uit dezelfde stam én eindlettergreep bestaan, maar waarvan de
eindlettergreep volgens een ander flexie-patroon flecteert. Bv.:
tatsu 立つ〔自タ四〕
gaan staan
↔
tatsu 立つ〔他タ下二〕
opstellen
▪ Werkwoorden, die dezelfde stam, maar verschillende eindlettergrepen hebben. Bij
werkwoorden van dit type is de eindlettergreep van de exoactieve versie bijna altijd su す.
Bv.:
taoru 倒る〔自ラ下二〕
omvallen
↔
taosu 倒す〔他サ四〕
omverduwen, laten vallen
▪ Werkwoorden, waarbij de ene vorm door middel van een uitgang van de andere afgeleid
wordt. Daarbij bestaan twee types:
25
a. Exoactief afgeleid van endoactief:
ugoku 動く〔自カ四〕
bewegen
→
ugokasu 動かす〔他サ四〕
laten bewegen
b. Endoactief afgeleid van exoactief:
fusagaru 塞がる〔自ラ四〕
versperd zijn
←
fusagu 塞ぐ〔他ガ四〕
versperren
Opmerkelijk is in dit geval dat de vorming van de resp. vorm regelmatig gebeurt via de MZK
van het oorspronkelijke werkwoord en door toevoeging van de uitgang ru る wanneer er een
endoactief werkwoord gemaakt moet worden, resp. su す wanneer er een exoactief
werkwoord gevormd moet worden. Een samenhang met het werkwoord su す alsmede de
passieve (ukemi 受身) en causatieve (shieki 使役) jodōshi, raru らる en sasu さす, mag
zeker verondersteld worden (cf. infra).
e. Formele werkwoorden (keigodōshi 敬語動詞)
Zoals we nog zullen zien zijn er bij de jodōshi verschillende mogelijkheden om aan
werkwoorden honoratieve, humiliatieve, of neutraal beleefde nuances toe te voegen. Naast
deze beleefdheidsuitgangen bestaan er ook een aantal werkwoorden die meestal afgeleid zijn
van reeds bestaande klassiek Japanse werkwoorden, maar door aanpassing een eigen, op de
beleefdheid van de uitspraak gerichte betekenis gekregen hebben. Deze werkwoorden zullen
wij hier tabellarisch voorstellen. (Onderstreepte werkwoorden treden tevens op als
hulpwerkwoorden)
Overzicht formele werkwoorden
zijn, zich bevinden
neutraal
ari あり
を
ori 居り
さぶら
iru 居る
saburau 候 ふ
sōrō 候
tsukau 仕ふ
mod.: お仕えする
haberi 侍り
ゐ
dienen
humiliatief 謙譲
haberi 侍り
honoratief 尊敬
お
は
owasu 御座す
owashimasu 御座し
ます
masu 坐す
mashimasu 坐します
imasu 坐す
imasugari 坐すがり
mod.: いらっしゃる
さぶら
doen
su す
okonau 行ふ
saburau 候 ふ
tsukamatsuru 仕る
mod.: お仕えする
itasu 致す
tsukamatsuru 仕る
tsukōmatsuru 仕る
mod.: いたす
nasaru 為さる
asobasu 遊ばす
mod.: なさる
26
zeggen, spreken
iu 言ふ
denken
omou 思ふ
まう
mōsu 申す
kikoyu 聞こゆ
mod.: 申し上げる
zonzu 存ず
mod.: 存ずる
weten
regeren
shiru 知る
eten
drinken
kuu 食ふ
nomu 飲む
をさ
osamu 治む
tabu 食ぶ
itadaku 頂く
mod.: 頂く、頂戴す
る
horen
kiku 聞く
うけたまは
uketamawaru
承 る
mod.: お聞きする
zien
miru 見る
gaan
komen
vertrekken
yuku 行く
ku 来
まゐ
mairu 参る
agaru 上がる
もう
mōzu 詣づ
makaru 罷る
makariizu 罷り出づ
まか づ
makazu 罷出
mod.: うかがう、参
上する、退出する
geven
atau 与ふ
krijgen
morau 貰ふ
uku 受く
slapen
nu 寝
inu 寝ぬ
まゐ
mairasu 参らす
tatematsuru 奉る
mod.: さしあげる
uketamawaru 承る
tamawaru 給はる
itadaku 頂く
tamau 給ふ(下二
段)
mod.: いただく
おほ
ōsu 仰す
notamau 宣ふ
mod.: おっしゃる
obosu 思す
oboshimesu 思し召す
mod.: お思いになる
shiroshimesu 知ろし
めす
mod.: お治めにな
る、ご存じである
mesu 召す
kikoshimesu 聞こし
召す
mod.: 召し上がる
kikoshimesu 聞こし
召す
mod.: お聞きになる
goranzu ご覧ず
mod.: ご覧になる
owasu 御座す
owashimasu 御座し
ます
mashimasu 坐します
imasu 坐す
(kikoshi)mesu (聞こ
し)召す
mod.: いらっしゃる
tamau 給ふ(四段)
kudasaru 下さる
tabu 賜ぶ
mod.: くださる
おほとの ご
ōtonogomoru 大殿籠
る
oyoru 御夜る
mod.: お休みになる
27
f. Hulpwerkwoorden (hojodōshi 補助動詞) en koppelwerkwoorden
1. Hulpwerkwoordenen
Het Japans telt natuurlijk niet alleen maar werkwoorden die een volledig op zich staande rol
vervullen, maar ook zulke, die het voor andere woorden mogelijk maken een werkwoordelijke
rol te vervullen. Deze werkwoorden heten hulpwerkwoorden en men kan er twee soorten van
onderscheiden.
1. Formele hulpwerkwoorden. Dit zijn beleefdheidswerkwoorden (cf. tabel hierboven)
die als hulpwerkwoord bij een ander werkwoord of een (verbaal-)adjectief dienst doen,
om een hiërarchische relatie uit te drukken.
2. Neutrale hulpwerkwoorden. Dit zijn hulpwerkwoorden die aan naamwoorden,
naamwoordelijke vormen van werkwoorden of adjectieven, vooral wanneer
beklemtonende of andere partikels aan het betreffende woord zijn toegevoegd. Een
voorbeeld daarvan is het werkwoord su す, het equivalent van modern Japans suru す
る. Vb.:
思ひもせず
omoi mo sezu (Man'yōshū, 20:4425)
men denkt er zelfs niet aan.
Uiteraard komen ook combinaties tussen neutrale en beleefde hulpwerkwoorden voor:
殿下も臨時し給ふ
denka mo rinji shi-tamau
De heer verplaatst zich ook voor de gelegenheid.
2. Koppelwerkwoorden
Het klassieke Japans telt twee koppelwerkwoorden: nari なり en tari たり. Beide zijn
samengesmolten vormen van respectievelijk ni に + ari あり en to と + ari あり. Tari is de
"jongere" van de twee vormen en vermoedelijk gevormd tijdens het Heian-tijdperk, waar het
voor het lezen van Kanbun-teksten werd gebruikt. Wij zullen hier verder niet op de
historische ontwikkelingen van deze twee koppelwerkwoorden ingaan, maar de bespreking
laten aanvangen met hun flexiepatronen:
Nari- en tari-flexies
basis
vorm
grondvorm
MZK
RYK
taigen /
RTK
な り
な ら
nari
nara
nari
たり
た ら
tari
tara
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
な り
taigen
な り
な る
な れ
な れ
nari
naru
nare
(nare)
たり
たり
た る
た れ
tari
tari
taru
tare
に
ni
rahen
Ø
28
と
to
▪ Flexie
Zowel nari なり als tari たり worden door de rahen-flexie gekenmerkt, maar hebben
bovendien een eigen suspensieve vorm (chūshikei 中止形). Deze luidt nishite にして of nite
にて voor het kww. nari, en toshite として of tote とて voor tari.
Bovendien is de flexie van nari in combinatie met de negatie op zu ず of beklemtonende joshi
niet helemaal regelmatig: het valt daarbij in zijn oorspronkelijke bestanddelen uiteen: nari な
り + zu ず → ni arazu にあらず of nari なり + koso こそ → ni koso are にこそあれ enz.
大将にあらねども
Taishō ni aranedomo (Heike monogatari)
Hoewel hij geen generaal was ...
▪ Gebruik
Nari kan zowel na taigen alsook na genominaliseerde yōgen (d.w.z. RTK-vormen) geplaatst
worden. Meestal rondt nari een bewering of een mededelende zin af. Volgend op meishi of
RTK-vormen die een plaats of richting uitdrukken, gedraagt nari zich als een ww. van
zijn/bevinden. In combinatie met RTK-vormen die als eigennaam opereren, noemt nari de
naam van de zelfstandigheid; het laat zich dus als ~ to iu na no といふ名の lezen. Tari wordt
alleen samen met taigen gebruikt, en dan nog bij voorkeur bij Sino-Japanse (Kango 漢語).
Het geeft de hoedanigheid of functie van een substantief aan, en suggereert niet zelden dat het
gezegde een tijdelijke toestand betreft.
細川幽斎は勿論歌人なり
Hosokawa Yūsai wa mochiron kajin nari
Natuurlijk is Hosokawa Yūsai een dichter
かなたに見ゆる山は立山なり
Kanata ni miyuru yama wa Tateyama nari
De berg die je ginds ziet is de Tateyama
此小山は、もと外側なる四軒の家の所有にして
Kono koyama wa, moto sotogawa naru yonken no ie no shoyū ni shite (Monbushō 文
部省, Jinjō shōgaku tokuhon 尋常小学読本, 5)
Deze heuvel werd vanouds als eigendom beschouwd van de vier huizen die er buitenaf
aan grensden.
所謂新劇なるもの
Iwayuru shingeki naru mono (Satō Haruo 佐藤春夫, Tokai no yūutsu 都会の憂鬱)
De zogenaamde "Shingeki"-stukken
伯の内務大臣たりし時
Haku no naimudaijin tarishi toki (Fukuda Hideko 福田英子, Warawa no hanseigai 妾
の半生涯, 3:2)
29
Toen de graaf minister van Binnenlandse Zaken was
兄人たる人、外より来たりて
Shōto taru hito, soto yori kitarite
Uit den vreemde arriveerde er een man die haar broer bleek te zijn
1.1.2. Adjectieven / keiyōshi 形容詞
Dit zijn flecteerbare woorden, die de eigenschappen van handelingen of naamwoorden
uitdrukken. Daarmee lijken zij op het eerste gezicht sterk op de bijvoeglijke naamwoorden,
zoals men die uit de Indo-Europese taalfamilie kent.
Zij onderscheiden zich van adjectieven uit deze taalfamilie door de volgende eigenschappen:
- zij kennen géén vergelijkende en/of overtreffende trap.
- zij veranderen niet volgens getal, geslacht of naamval van het woord dat zij bepalen.
- zij beschikken echter wel over een met de Japanse werkwoorden vergelijkbare flexie.
Daardoor kunnen zij alleenstaand als predicaat fungeren.
Dit betekent dat zij meer van de predicatieve eigenschappen hebben, die in het Nederlands
alleen bij werkwoorden gevonden worden. Zij staan daardoor dichter bij de Japanse
werkwoorden, waarvan zij echter op de volgende wijze verschillen:
▪ De flexie van keiyōshi berust niet op het veranderen van de eindlettergreep, maar op
het aanhechten van een uitgang aan de niet veranderde eindlettergreep of aan de stam.
▪ De jodōshi die bij werkwoorden dienen tot het aanduiden van verschillende
betekenisveranderingen kunnen niet alle aan keiyōshi aangesloten worden.
a. De flexie van keiyōshi
In tegenstelling tot de flexie bij werkwoorden gebeurt de flexie bij keiyōshi uitsluitend door
het aanhechten van uitgangen aan de stam.
b. Flexievormen
De flectionele vormen, waarin de keiyōshi veranderen, worden met dezelfde termen benoemd
als bij werkwoorden. Zij vervullen ook voor het merendeel dezelfde functies.
c. Flexieklassen
Er bestaan twee eigen flexieklassen voor keiyōshi en een uitzonderingsklasse, die naast de
twee hoofdklassen als hulpflexie fungeert.
1. Flexie op ku / ku-katsuyō ク活用
Het keiyōshi eindigt in de RYK op ku く, en de stam is hetzelfde keiyōshi zonder die ku. De
vier mogelijke uitgangen wordt direct aan de stam aangehecht.
Ku-flexie
vorm
grondvorm
stam
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
30
高
し
takashi
た か
Ø9
taka-
く
し
き
け れ
ku
shi
ki
kere
Ø
2. Flexie op shiku / shiku-katsuyō シク活用
Bij deze keiyōshi eindigt de RYK op shiku しく. Kenmerkend voor deze groep is dat elk van
de vier mogelijke uitgangen met shi し begint.
Shiku-flexie
vorm
grondvorm
stam
悲
し
kanashi
か な
kana-
MZK
RYK
Ø
shiku
し
く
SSK
RTK
IZK
し
し き
し け れ
shi
shiki
shikere
MRK
Ø
3. Flexie op kari / kari-katsuyō カリ活用
Deze flexieklasse is ontstaan uit het samensmelten van de RYK van keiyōshi uit de eerste
twee klassen met het hulpwerkwoord ari あり. Er zijn een paar keiyōshi die uitsluitend
volgens deze tabel flecteren, maar het merendeel maakt deel uit van de eerste twee klassen en
maakt van deze flexie als hulpflexie gebruik bij het aanhechten van joshi en jodōshi.
Kari-flexie
vorm
grondvorm
stam
良
し
yoshi
よ
yo-
MZK
RYK
か ら
か り
kara
kari
SSK
RTK
Ø
karu
か る
IZK
MRK
Ø
kare
か れ
d. Voorbeelden
1. Keiyōshi met ku-flexie
▪ MZK
寒からず
samukarazu
Het is niet koud.
▪ RYK
寒くば
samukuba
Indien het koud is/wordt
Opm.: Hoewel sommigen deze combinatie interpreteren als de combinatie MZK + ba, dient het
partikel ba veeleer gelezen te worden als een verbastering van het partikel wa dat op de RYK
aansluit.
寒くす
9
In Oudjapanse teksten kan men ke け en shike しけ als MZK en IZK-vormen aantreffen (bv. yokemu よけむ
het zal goed zijn). Deze varianten raakten snel in de vergetelheid, en werden sedert de Heian-tijd al niet meer
toegepast.
31
samuku su
Het koud maken.
寒かりけり
samukarikeri
Het was koud.
Opm.: Keri is een jodōshi dat verleden tijd aanduidt (cf. infra).
▪ SSK
寒し
samushi
Het is koud.
▪ RTK
寒き日
samuki hi
Een koude dag.
寒かる日
samukaru hi
Een koude dag.
▪ IZK
寒けれども
samukeredomo
Alhoewel het koud is.
▪ MRK
寒かれ
samukare
Wees koud, word koud.
2. Keiyōshi met shiku-flexie
▪ MZK
美しからず
utsukushikarazu
Het is niet mooi.
32
▪ RYK
美しくば
utsukushikuba
Indien het mooi is/was.
美しくす
utsukushiku su
Mooi maken.
美しかりけり
utsukushikarikeri
Het was mooi.
▪ SSK
美し
utsukushi
Mooi zijn/het is mooi.
▪ RTK
美しき物
utsukushiki mono
Een mooi ding.
美しかる物
utsukushikaru mono
Een mooi ding.
▪ IZK
美しけれども
utsukushikeredomo
Alhoewel het mooi is.
▪ MRK
美しかれ
utsukushikare
Wees mooi!
e. Opmerkingen in verband met de flexievormen van keiyōshi:
33
De IZK op kere is een vorm die door het toevoegen van re aan de oorsponkelijke vorm ke
ontstaan is. Vanaf de Heian-, en versterkt tijdens de Kamakura- en Muromachi-periodes
werden de uitgangen van de MZK, RYK en RTK geassimileerd, d.w.z. de /k/ viel weg. Zo
verkreeg men vormen zoals takau → takō i.p.v. takaku.
f. Functies die verschillen bij het gebruik van de vormen van keiyōshi t.o.v.
werkwoorden
1. De RYK van keiyōshi heeft twee verschillende functies:
a. Als suspensieve vorm (chūshikei) binnen het zinsverband:
風激しく、傘役立たず
kaze hageshiku, kasa yakutatazu
De wind is (te) sterk, en de paraplu's halen niets uit.
b. Als bijwoordelijke vorm, voor andere yōgen:
雪激しく降る
yuki hageshiku furu
De sneeuw valt dicht.
2. De stam kan ook alleen staan en in zo'n geval vervult hij de volgende rollen:
a. Attributieve / bijvoeglijke bepaling (samen met no の):
遠の国
tō no kuni (Man'yōshū, 15:3688)
Een ver land.
b. Adverbiale / bijwoordelijke bepaling: hierbij komen vaak verdubbelingen van de
stam voor (cf. modern Japanse gitaigo 擬態語):
久々合はず
hisabisa awazu
Elkaar lange tijd niet ontmoet hebben.
c. Als uitroep:
おお、寒!
Ō samu!
Oei, wat koud!
d. Als naamwoord:
円
34
maru
een cirkel (afgeleid van marushi 円し [rond])
1.1.3. Verbaal-adjectieven / keiyōdōshi 形容動詞10
Ook leden van deze woordsoort drukken eigenschappen van handelingen of naamwoorden uit.
Zij hebben als "hulp" bij elke rol die zij als bepaling (bijvoeglijk of bijwoordelijk) vervullen
een specifiek suffix11 nodig dat geen vast bestanddeel van het grondwoord is.
Wij laten het oplossen van het vraagstuk over de eigenlijke aard van keiyōdōshi aan verdere
taalwetenschappelijke studie en klasseren hen zoals Japanse schoolgrammatica's dat
traditioneel doen binnen de yōgen als een aparte klasse van qualitativa. Bij de keiyōdōshi
onderscheiden wij twee verschillende basistypes, afhankelijk van hun uitgang of suffix.12
a. De flexie van keiyōdōshi
In tegenstelling tot hun tegenhangers, de keiyōshi, worden bijvoeglijke naamwoorden in het
klassiek Japans niet rechtstreeks vanaf de stam geflecteerd, maar beschikken zij over een
suffix, of hulp(werk)woord, dat als verbinding tussen het betreffende keiyōdōshi en de rest
van de zin dient. Dit suffix, nari なり of tari たり, is afgeleid van het werkwoord ari あり en
flecteert ook op dezelfde manier.
1. Keiyōdōshi met flexie op tari / tari-katsuyō タリ活用
Dit betreft alleen keiyōdōshi die van Sino-Japanse oorsprong zijn. Wij vinden hier dus een
stam, die uit één of twee Sino-Japanse lettergrepen bestaat, en waaraan het suffix tari たり
wordt toegevoegd. Taalhistorisch gezien, is deze groep keiyōdōshi ontstaan uit klassiek
Chinese woorden die als bepalers in Japanse zinnen gebruikt werden.
Het betreft vooral woorden die in het (klassiek) Chinees reeds een functie als bijwoord
vervulden, of in elk geval een oorspronkelijk kwalitatieve functie hadden.
Het suffix tari たり is afgeleid van het joshi to と gecombineerd met ari あり (cf. supra).
Doordat de Chinese woorden vanuit zichzelf al eigenschapswoorden zijn, worden zij via to
met het koppelwerkwoord ari verbonden, en niet via ni.
10
Alhoewel het gebruik van deze enigszins innoverende term ingegeven is door de betekenis van de Japanse
term keiyōdōshi, dekt de vlag dit keer niet meteen de lading, en ware "nominaal-adjectief" als vertaling een beter
alternatief. Keiyōdōshi zijn taalhistorisch gezien namelijk afgeleid van naamwoorden of naamwoord-achtigen (in
vele gevallen zelfs Chinese woorden), en dienden dus in vaste combinatie gebruikt te worden met het kww. nari.
In hun rol als attributieve bepaling (rentaishūshokugo 連体修飾語, d.w.z. bepaling bij een taigen) komt de
RTK-vorm naru dan ook verplicht tussen bepaling en bepaalde te staan.
11
Cf. infra. De klassering en analyse van keiyōdōshi binnen de Japanse taalkunde is nogal omstreden. Er bestaat
vooral controverse over het feit of zij al dan niet als een uit twee gescheiden woorden bestaand qualitativum
dienen gezien te worden, waarvan dan het eerste deel een dichter bij naamwoorden staand eigen woord (m.a.w.
adjectivisch naamwoord) zou zijn, ofwel als een eenheid, d.w.z. een flecteerbaar woord dat zich in essentie
alleen door zijn flexie zou onderscheiden van keiyōshi.
12
Dit laat zich misschien ook als "koppelwoord" definiëren: een onzelfstandig, van een koppelwerkwoord
afgeleid semanteem, dat verplicht met de "stam" van het keiyōdōshi verbonden moet worden.
35
Deze vorming van keiyōdōshi is oorspronkelijk ontwikkeld als omzetting van klassiek
Chinese eigenschapswoorden naar een Sino-Japanse lezing van klassiek Chinese teksten
(Kanbun kundoku 漢文訓読) en heeft van daaruit ingang gevonden in het Japans.
Wij geven hier enkele voorbeelden van deze keiyōdōshi, en een tabel van de flexie van het
suffix tari.13
判然たり
hanzen tari
klaar, duidelijk zijn
厳然たり
genzen tari
ferm, plechtig zijn
Tari-flexie
Grondvorm stam
vorm
MZK
RYK
げ ん ぜ ん
た ら
genzen-
tara
tari
SSK
RTK
IZK
MRK
たり
厳
然
た り
genzen tari
と
to
たり
た る
た れ
た れ
tari
taru
tare
tare
2. Keiyōdōshi met flexie op nari / nari katsuyō ナリ活用
Deze groep keiyōdōshi bevat woorden van Japanse en Sino-Japanse oorsprong. Het merendeel
zijn Sino-Japanse woorden, die weer voor het het grootste deel van Chinese naamwoorden
afgeleid zijn. De Japanse bestanddelen van deze reeks zijn voor het merendeel woorden die op
zich al een kwalificerende natuur hebben en zelden woorden met naamwoordelijke of
bijwoordelijke strekking. Het flecteerbare suffix nari なり is een afleiding van het joshi ni に
en het koppelwerkwoord ari あり (cf. supra). Deze vormingswijze is duidelijk taalhistorisch
gezien de oudere van de twee, maar was waarschijnlijk bij het omzetten van Chinese
qualitativa niet afdoende om bv. als bijwoordelijk ervaren Chinese termen in Japanse
bijvoeglijke naamwoorden om te zetten. Vb.:
静かなり
shizuka nari
rustig, stil zijn
明らかなり
akiraka nari
helder zijn
便利なり
benri nari
gemakkelijk, aangenaam zijn
13
De RYK wordt soms ook fukushikei 副詞形 genoemd, en kan to gebruiken in plaats van de correcte RYK van
tari.
36
急なり
kyū nari
dringend, haastig zijn
Nari-flexie
vorm
grondvorm
stam
静
MZK
か
shizuka
な り
nari
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
な り
し
づ
か
shizuka-
な ら
nara
nari
に
ni
な り
な る
な れ
な れ
nari
naru
nare
nare
Opm.: Bij beide soorten keiyōdōshi bestaat bovendien een suspensieve vorm (nishite にして /
toshite として), zoals die hierboven bij de koppelwerkwoorden vermeld is. Deze suspensieve
vorm heeft dezelfde functie als de chūshikei bij werkwoorden.Vb.:
▪ MZK
静かならず
shizuka narazu
Het is niet rustig.
判然たらず
hanzen tarazu
Het is niet duidelijk.
静かならば
shizuka naraba
Indien het rustig is/was.
判然たらば
hanzen taraba
Indien het duidelijk is/was.
▪ RYK
静かなりけり
shizuka narikeri
Het was stil.
静かに歩け
shizuka ni aruke
Loop rustig!
子供静かにして、父働く
kodomo shizuka nishite, chichi hataraku14
De kinderen zijn rustig, en vader werkt.
14
Dit is een suspensief gebruik van een keiyōshi, in combinatie met het werkwoord su.
37
判然たりけり
hanzen tarikeri
Het was duidelijk.
判然と言へ
hanzen to ie
Zeg het duidelijk!
言葉判然として、語る
kotoba hanzen toshite, kataru
Met duidelijke woorden verhaalt hij (lett. terwijl zijn woorden duidelijk zijn).
▪ SSK
静かなり
shizuka nari
Het is rustig.
判然たり
hanzen tari
Het is duidelijk.
▪ RTK
静かなる家
shizuka naru ie
Een rustig huis.
判然たる言葉
hanzen taru kotoba
Duidelijke woorden.
▪ IZK
静かなれども
shizuka naredomo
Alhoewel het rustig is.
判然たれども
hanzen taredomo
Alhoewel het duidelijk is.
▪ MRK
静かなれ
shizuka nare
Wees rustig!
38
判然たれ
hanzen tare
Wees duidelijk!
1.2. Nomina / taigen 体言
Het Japanse begrip taigen is iets ruimer op te vatten dan onze term "naamwoord"; het omvat
namelijk al die zelfstandige alleenstaande niet-geflecteerde woorden (mukatsuyōgo 無活用
語), die als onderwerp (subject, shugo 主語) dienst kunnen doen. Dat aspect zet de nomina af
van de zgn. hitaigen 非 体 言 of niet-nomina die enkel de afwezigheid van flexie en
syntactische zelfstandigheid in de zin met taigen gemeen hebben.
1.2.1. Substantieven / meishi 名詞
Dit type Japanse woorden stemt zonder meer overeen met het uit het Nederlands bekende
"zelfstandig naamwoord". Het zijn woorden die
a. Onveranderlijk zijn
b. Dingen of concepten voorstellen of omschrijven
c. Als onderwerp kunnen dienst doen
d. Bepaald kunnen worden door bijvoeglijke bepalers (rentaishi 連 体 詞 , rentaishūshokugo 連 体 修 飾 語 , RTK-vormen van yōgen) of bepalende zinnen (rentaishūshokusetsu 連体修飾節).
De naamwoorden kunnen onderverdeeld worden in twee categorieën: zuiver Japanse (Wago
和語) en Sino-Japanse (Kango 漢語) naamwoorden.
Afgezien van de laatste categorie (d) zijn al deze kenmerken ook van toepassing op de
volgende elementen van de groep taigen. Wegens de intrinsieke overeenkomst tussen meishi
en de woordsoort "zelfstandig naamwoord" in het Nederlands, laten we verdere toelichting
met voorbeelden kortheidshalve achterwege.
1.2.2. Verwijzende woorden / daimeishi 代名詞
De term daimeishi is een letterlijke vertaling van het Nederlandse "voornaamwoord" en is
feitelijk voor deze woordklasse niet correct. Het Indogermaanse voornaamwoord is veel
duidelijker van de naamwoorden afgezet en morfologisch veranderlijk – twee eigenschappen
die voor Japanse daimeishi niet opgaan. Vandaar dat wij de innoverende, maar qua betekenis
meer correcte term "verwijzende woorden" hebben gekozen. Voor verwijzende woorden geldt
dat:
- zij zelfstandige, onflecteerbare woorden zijn die als onderwerp dienst kunnen doen.
In dit opzicht zijn zij gelijk aan naamwoorden.
- zij stuk voor stuk een verwijzende (deiktische) functie hebben, die hen semantisch
afzet van de naamwoorden.
a. Inheemse daimeishi
Het Japans kent een hele reeks eigen aanwijzende naamwoorden. Deze worden vooral
gekenmerkt door het feit dat zij naast het aanduiden van de personen (eerste, tweede en derde)
ook over de mogelijkheid beschikken afstand t.o.v. van de spreker, en dat zowel in tijd als in
39
ruimte, uit te drukken. De eerste en tweede persoon kennen verwijzende woorden, die een
reële waarde als aanduiding van de eerste of tweede persoon hebben. Bij de derde persoon
echter bestaan zulke woorden (die men misschien nog het best met de Nederlandse
persoonlijke (voor)naamwoorden zou kunnen vergelijken) niet, enkel aanwijzende
naamwoorden, ongeveer vertaalbaar als "diegene", "datgene", enz. Veel verwijzende woorden
van de tweede en eerste persoon berusten op honoratief taalgebruik, hetgeen hun grote
differentiatie verklaart. Over het algemeen kan men stellen dat de verwijzende woorden in het
Japans een minder belangrijke rol spelen dan bijvoorbeeld in Indo-Germaanse talen, omdat
het merendeel van het honoratief taalgebruik zijn uitdrukking vindt in werkwoordssuffixen.
b. Sino-Japanse daimeishi
Door de sterke beïnvloeding van het Japans door het Chinees zijn een aantal Chinese
naamwoorden in het Japans als verwijzende woorden in gebruik genomen. Het betreft hier
onder andere woorden die een bepaalde honoratieve bijklank hebben, en dus hun ingang
vonden in het honoratief taalgebruik. Men denke bv. aan het woord kikun 貴君 (edele heer),
dat tegenwoordig zijn weerslag vindt in het woord kimi 君 (jij).
c. Kenmerken van verwijzende woorden
Daimeishi hebben, zoals wij reeds hierboven even aangeduid hebben, verschillende
eigenschappen die wij zo niet bij onze persoonlijke of aanwijzende voornaamwoorden kennen.
1. Personen
Naast de eerste, tweede en derde persoon bestaat er nog een onbepaalde vorm van
verwijzende woorden die tegelijk dienst doet als vragend voornaamwoord. De Japanse termen
zijn:
jishō
自称
eerste persoon
taishō
対称
tweede persoon
tashō
他称
derde persoon
futeishō
不定称
onbepaalde persoon
2. Soorten aanwijzende naamwoorden
Men kan een onderscheid maken tussen de volgende soorten aanwijzende naamwoorden in
het klassiek Japans:
ninshō-daimeishi
人称代名詞 persoon-aanwijzende naamwoorden
jibutsu-daimeishi
事物代名詞 object-aanwijzende naamwoorden
basho-daimeishi
場所代名詞 plaats-aanwijzende naamwoorden
hōgaku-daimeishi
方角代名詞 richting-aanwijzende naamwoorden
hanshō-daimeishi
反照代名詞 reflexieve-aanwijzende naamwoorden
Het merkwaardige is dat de driedeling eerste, tweede en derde persoon voor alle categorieën
van aanwijzende naamwoorden geldt, zodat men bijvoorbeeld een plaats-aanwijzend
naamwoord voor de tweede persoon heeft (cf. modern Japans: そこ).
40
3. Afstand tot de spreker
Bovendien bestaat er nog een onderverdeling m.b.t. de afstand tussen de spreker en
aangewezen persoon of voorwerp voor zover het een aanduiding van een persoon of voorwerp
in de derde persoon betreft:
kinshō
近称
in de nabijheid van de spreker
chūshō
中称
in de nabijheid van de aangesprokene
enshō
遠称
buiten het bereik van spreker en aangesprokene
4. Tabellarisch overzicht
1ste persoon
2de persoon
Verwijzende naamwoorden
persoonobjectplaatsaanwijzend aanwijzend aanwijzend
wa 吾
ko こ
koko ここ
ware 吾
kore これ
onore 己
soregashi
某
nanigashi
何某
yo 予 / 余
maro 麻呂
/麿/丸
na な
so そ
soko そこ
nare なれ sore それ
なんぢ
3de
persoon
de spreker 近
称
nanji 汝
kikei 貴兄
kikun 貴君
kihō 貴方
sokka 足
下
denka 殿
下
heika 陛下
onore おの
れ
sonata そ
なた
sochi そち
omae 御前
ko こ
aあ
kore これ are あれ
kashiko か
しこ
richtingreflexief
aanwijzend
kochi こち onore 己
onozukara
konata 此
おのづか
方
自 ら
mizukara
みづか
sochi そち
sonata 其
方
自ら
jibun 自
分
jishin 自
身
jiko 自己
dō 同tō 当-
achi あち
anata 彼方
41
de
so そ
aangesprokene sore それ
中称
shi 其
buiten bereik
ka か
遠称
kare 彼
aあ
are あれ
onbepaald 不定称
ta た
tare 誰/孰
soregashi
某
nanigashi
某
in de
nabijheid
van:
ka か
kare かれ
いづ
izure 何れ
nani 何
ashiko あ
しこ
asoko 彼
所
いづこ
izuko 何処
いづく
izuku 何処
izuchi い
づち
kanata か
なた
izuchi い
づち
izukata
いづかた
何方
1.2.3. Telwoorden: sūshi 数詞
- Japanse telwoorden zijn zelfstandige woorden die een subject kunnen vormen. Dit betekent
dat zij net zoveel met naamwoorden gemeenschappelijk hebben als verwijzende woorden.
- Hetgeen de telwoorden onderscheidt van naamwoorden, is dat zij als woorden fungeren, die
een hoeveelheid of reeks aanduiden.
- Een volgend kenmerk van Japanse telwoorden is dat er twee reeksen van bestaan: een
incompleet (d.w.z. onvolledig gebruikt) Japans, en een compleet Sino-Japans.
-Tot slot vermelden wij dat er een set voornamelijk Sino-Japanse maatwoorden (josūshi 助数
詞) bestaat, die als suffix aan het betreffende telwoord aangesloten worden, en de aard van het
getelde voorwerp aanduiden.
a. Soorten telwoorden
Het Japans kent twee hoofdgroepen telwoorden:
- hoofdtelwoorden (kisūshi 基数詞)
- rangtelwoorden (josūshi 序 数 詞 ). Deze groep wordt tevens onderverdeeld in de
vermenigvuldigingsgetallen (baisūshi 倍数詞) en breukgetallen (bubunsūshi 部分数
詞).
1. Hoofdtelwoorden
▪ Japanse telwoorden
Bij de Japanse telwoorden bestaat nog de reeks tot tien en enkele woorden boven tien:
1
hitotsu
ひと
2
futatsu
ふた
3
mitsu
一つ
二つ
み
三つ
42
よ
4
yotsu
5
itsutsu
6
mutsu
7
nanatsu
8
yatsu
9
kokonotsu
10
と
そ
tō / to / -so 十 / 十
/ ~十
ほ
momo / -o もも
百 / ~百
100
1.000
四つ
いつ
五つ
む
六つ
なな
七つ
や
八つ
ここの
九つ
とを
ち
chi
千
よろづ
10.000 yorozu
万 (was oorspronkelijk een uitdrukking voor een
onmetelijk groot aantal)
In het standaard klassiek Japans dat het Japans van de Heian-tijd is, worden de Japanse
telwoorden al niet meer voor getallen boven de tien gebruikt. In het Oudjapans echter (Naratijdperk en ouder) waren nog veelvuldig Japanse telwoorden in gebruik, zo bijvoorbeeld:
み そ ぢ
miso / misoji 三十 / 三十路
や そ ぢ
yaso / yasoji 八十 / 八十路
yao
や
ほ
八百
enz.
Bij het optellen van enkele eenheden boven de tientallen werd het suffix amari toegevoegd,
bv. misoji amari futatsu no katachi 三十余り二つの形 = tweeëndertig man, enz. Aangezien
dit systeem veel minder praktisch was dan het Chinese, raakte het vanaf de 8ste eeuw stilaan
in onbruik.
De Japanse telwoorden worden samen met de Japanse maatwoorden, maar ook in combinaties
met naamwoorden gebruikt, waarbij het maatwoordelijke suffix -tsu dat geen onderdeel van
het eigenlijke telwoord uitmaakt, in sommige gevallen mee in de combinatie opgenomen
wordt. Hier enkele voorbeelden:
hitoyo
一夜 een nacht
hitotsuki 一月 een maand
mitsugo 三子 een drieling / driejarige
▪ Sino-Japanse telwoorden
Van de Chinese telwoorden is de complete reeks in gebruik. Zij worden in de praktijk
gebruikt voor zo goed als alle getallen boven tien. Aantallen beneden de tien worden veelal
via Japanse telwoorden uitgedrukt.
1
2
3
ichi
ni
san
一
二
三
43
4
5
6
7
8
9
10
11
20
100
200
1.000
2.000
10.000
20.000
100.000
1.000.000
10.000.000
100.000.000
shi
go
roku
shichi
hachi
kyū
jū
jūichi
nijū
hyaku
nihyaku
sen (issen)
nisen
man (ichiman)
niman
jūman
hyakuman
senman
oku (ichioku)
四
五
六
七
八
九
十
十一 etc.15
二十 etc.
百
二百 etc.
千 (一千)
二千 etc.
万 (一万)
二万 etc.
十万 etc.
百万 etc.
千万 etc.
億 (一億) etc.
Samenvatting
GETALLEN
JAPANS
SINOJAPANS
GETALLEN
JAPANS
SINOJAPANS
toamarihitotsu
1
ひと
hitotsu 一つ
ichi 一
と
11
ひと
十あまり一
つ
じふいち
jūichi 十一
ふたそ
2
ふた
futatsu 二つ
ni 二
20
futaso 二十
はた
hata 廿
にじふ
nijū 二十
もも
3
mitsu 三つ
4
yotsu 四つ
5
itsutsu 五つ
6
よ
いつ
む
mutsu 六つ
なな
7
nanatsu 七つ
8
yatsu 八つ
9
15
み
や
kokonotsu
ここの
九つ
momo 百
san 三
100
shi 四
200
futao 二百
nihyaku 二百
go 五
1.000
chi 千
sen 千
ほ
-o / ~百
ふたほ
よろづ
hyaku 百
roku 六
10.000
yorozu 万
man 万
shichi 七
100.000

hachi 八
1.000.000

jūman 十万
hyakuman 百
万
10.000.000

きう
kyū 九
じふまん
senman 千万
Let bij het voortzetten van de reeks wel op onbin-vormen, zoals bijvoorbeeld: happyaku i.p.v. hachihyaku, enz.
44
とを
10
と
tō 十 / to 十
じふ
100.000.000
jū 十
そ
-so ~十

oku 億
2. Rangtelwoorden
Rangtelwoorden or ordinale telwoorden worden in het Japans gevormd door het aanhechten
van prefixen en/of suffixen aan de hoofdtelwoorden. In tegenstelling tot wat wij van het
Nederlands en andere Europese talen gewend zijn, bestaan er in het Japans verschillende
soorten rangtelwoorden waarvan het gebruik van de context afhangt.
▪ Rangtelwoorden die op Japanse hoofdtelwoorden gebaseerd zijn
In dit geval wordt het suffix me 目 (oog) aan het telwoord aangehecht. Tussen het telwoord en
het suffix moet tevens óf een maatwoord (cf. infra) zoals tsu, óf een naamwoord staan dat
wordt geteld. Vb.:
ひと
め
het eerste
hitotsume
de eerste (persoon)
hitorime
一人目
de derde kamer
mimame
三間目
de zevende dag
nanukame
七日目
一つ目
ひとり め
み
ま
め
なぬか め
▪ Rangtelwoorden die op Chinese hoofdtelwoorden gebaseerd zijn
In dit geval bestaan er twee mogelijkheden:
1. Men plaatst het Sino-Japanse prefix dai 第 voor het telwoord:
eerste daiichi 第一
2. Men plaatst de Sino-Japanse suffixen ban 番 of gō 号 achter het hoofdtelwoord.
eerste ichiban 一番
tweede nigō
二号
3. Een combinatie van de twee methoden is ook mogelijk:
eerste
dai ichiban
第一番
tweede
dai nigō
第二号
tweeëndertigste dai sanjūnigō 第三十二号
4. Bij reeksen (opsommen van punten uit een lijst, bijvoorbeeld) of nummering van
dingen (bv. datum) blijft het gebruik van ordinale affixen meestal achterwege.
ten eerste
ichi...
一
45
elfde (dag van de maand) jūichinichi 十一日
twaalfde (maand)
jūnigatsu 十二月
Opm.: Over het algemeen worden in de plaats van de Sino-Japanse telwoorden shi (vier) en
shichi (zeven), de Japanse equivalenten, yo en nana gebruikt.
Bij het tellen van de dagen van de maand gebruikt men Japanse telwoorden. De Sino-Japanse
telwoorden dienen enkel tot het opgeven van een aantal dagen, maar niet van een specifieke
datum.
3. Vermenigvuldigingsgetallen / Multiplicatieve telwoorden
Er bestaan drie suffixen die het multipliceren met x van een handeling aangeven: een Japans,
en twee Sino-Japanse.
へ
1. Japans: e 重 (lett. "laag")
Dit multiplicatieve suffix wordt enkel achter de Japanse telwoorden geplaatst. De Japanse
multiplicatieve telwoorden worden zoals de hoofdtelwoorden enkel tot aan tien gebruikt,
daarna neemt men de hierna vermelde Sino-Japanse telwoorden. Bovendien bestaan er geen
multiplicatieve telwoorden voor de getallen "vier" en "zes": ook hiervoor gebruikt men dus
Sino-Japanse alternatieven.
ふたへ
het dubbele, tweemaal zoveel futae 二重
2. Sino-Japans: bai 倍, jū 重
Deze als suffix gebruikte Sino-Japanse woorden hebben als bijbetekenis "dubbel," resp.
"tweeërlei."
het drievoudige sanbai 三倍
driemaal zoveel sanjū 三重16
4. Breukgetallen
Deelgetallen (breuken) worden volgens een eenvoudig recept geproduceerd: het getal onder
de deelstreep komt eerst, gevolgd door het suffix bun 分. Daarop volgt het getal boven de
deelstreep.
vier vijfden gobun no yon 五分の四
5. Telwoorden zonder specifieke waarde
16
Merk op dat hier, maar ook in andere gevallen, de Japanse telwoorden met dezelfde karakters geschreven zijn
als de Sino-Japanse, alhoewel de leeswijze en het gebruik verschillen (dōjiidoku 同字異読).
46
Deze woorden zijn telwoorden die óf een onbepaald aantal óf een vraag naar een aantal
moeten uitdrukken. Zij kunnen doorgaans op twee manieren worden gevormd:
1.Door iku in de plaats van een Japans telwoord te zetten:
ikutsu いく
幾つ
い
hoeveel man ikutari 幾
くたり
hoeveel
ikunin いくにん
幾人
いくへ
hoeveel maal ikue
幾重
2. Door nan in de plaats van een Sino-Japans telwoord te zetten:
hoeveel maal nanbai 何倍
hoeveel man nannin 何人
6. Maatwoorden
Maatwoorden zijn een bij het telwoordenstelsel horende groep suffixen, die ertoe dienen, een
semantisch verband te leggen tussen het telwoord en het getelde. Eén bepaald maatwoord zal
aldus voor een groep te tellen woorden gebruikt worden. Het gemeenschappelijke kenmerk
van een door eenzelfde maatwoord "getelde" groep woorden is doorgaans een uiterlijk, fysiek
karakteristiek dat zij allen gemeenschappelijk hebben. Een compact disc, een blad rijstpapier
en een geldstuk zullen dus alle drie met behulp van het maatwoord mai 枚 geteld worden, dat
voor dunne, platte dingen van beperkte grootte gebruikt wordt.
Maatwoorden komen in vele Aziatische talen voor, zo o.a. in het Chinees, Koreaans en Maleis.
Ook bij de maatwoorden vinden wij een groep Japanse en een groep Sino-Japanse
maatwoorden. De Japanse maatwoorden kunnen zowel in verband met Japanse telwoorden
alsook met Sino-Japanse gebruikt worden, de Sino-Japanse in principe alleen met SinoJapanse telwoorden.
▪ Japanse maatwoorden:
maatwoord
eda 枝
betekenis
tak
gebruik
voor geschonken dingen
furi 振り
slag
(getrokken) zwaarden
hashira 柱
kolom
kasane 重ね
laag
kashira 頭
kawara 舟元
hoofd
kiel, bodembalk
goden en
hoogwaardigheids–
bekleders
kledingstukken, papier,
dozen
boeddhabeelden, daimio
schepen
17
voorbeeld
雉一枝 een geschonken
fazant
刀一振り één getrokken
zwaard
三柱の神 drie goden
小袖三重ね drie
kosode17
大名二頭 twee daimio
Yaso kawara no fune 八
Gewatteerd zijden kleed.
47
koshi 腰
lende
ma 間
moto 本
tussenruimte
wortel
mune 棟
nok
nagare 流れ
stroming
suji 筋
pees, lijn
vlaggen, lange smalle
dingen, in een rij
opgestelde dingen
lange, smalle dingen
tari 人
wa 羽
*mens
vleugel(paar)
mensen18
vogels
broeken, rokken,
zwaarden (in schede),
pijlen (in koker)
kamers
lange, rechtstaande
dingen (vooral planten),
(gevangen gehouden)
valken
gebouwen
十舟元の船 tachtig schepen
五十腰の矢 (een koker
met) vijftig pijlen
部屋二間 twee kamers
鷹一本 één valk
土蔵一棟 aarden
stapelplaats
赤旗を七流れ作り、~
zeven rode vlaggen
makend
本光る竹一筋ありけり
er was een bamboe–
stengel die aan de wortel
oplichtte
娘二人 twee dochters
鴨二羽 een toom eenden
Opm.: Bij deze tabel dient wel de volgende kanttekening gemaakt:
a. De eigen Japanse maatwoorden zijn verouderd en komen in het modern Japans bijna
niet meer voor. Wij zullen hen dus alleen maar in klassieke teksten terugvinden.
b. Wanneer het om getallen beneden de tien gaat, dienen de getallen als Japanse
telwoorden gelezen te worden; dus:
鷹一本 taka hitomoto één valk, enz.
▪ Sino-Japanse maatwoorden
maatwoord
bi 尾
betekenis
staart
gebruik
vissen
chaku 着
chō 挺
chō 張
kleding
hanteren
opspannen
dai 台
fū 封
fuku 幅
gu 具
hiki 匹
hon 本
jiku 軸
platform
zegel
stofbreedte
gereedschap
wederhelft
wortel
as
kledingstukken
gereedschap
boog, tenten, snaarinstru–
menten
machines en voertuigen
brieven, pakjes
beeldrollen, kaarten
nuttige dingen, kleding
dieren
lange, ronde voorwerpen
beeldrollen
jō 條
lijn
ka カ・ヶ, ko 個
(stuk)
lange, brede dingen zoals
gordels, wegen, linten
algemeen maatwoord
voorbeeld
赤腹三尾 drie blankvoorns
袴一着 een broek
人力車五挺 vijf riksja's
琴五張 vijf koto's
機械一台 één machine
一封書 een brief
地図二幅 twee kaarten
瓶子一具 een kruik
馬二匹 twee paarden
筆二本 twee penselen
巻物二軸 twee beeld–
rollen
帯一條 een obi
箱二個 twee dozen
18
Vanaf de Heian-periode enkel nog maar voor 1, 2 of 4 mensen, voor het vraagwoord ikutari; voor de rest
worden sindsdien de Sino-Japanse maatwoorden gebruikt.
48
ka 荷
last
te dragen lasten
ken 軒
voordak
huizen
ku 口
mond
mensen en gereedschap
kyaku 脚
mai 枚
voet
spriet, steel
huisraad op poten
platte, dunne dingen
mei 名
men 面
naam
oppervlak
personen [beleefd]
vlakke dingen
mon 門
poort
kanonnen
nin 人
mens
mensen
ryō 両
satsu 冊
satsu 札
wagenspoor
boek
document
wagens, wagons
boeken
officiële papieren
shu 首
sō 艘
hoofd
schip
gedichten
schepen, watervoertuigen
soku 足
voet
voetbekleding
tō 頭
tsū 通
zen 膳
hoofd
bericht
spijs
huisdieren, vee
brieven en documenten
eten in kommen,
eetstokjes
両掛一荷 een paar
draag–kisten
三軒目の邸 het derde
pand
講師一口 een
leermeester
机二脚 twee schrijftafels
銀三枚 drie
zilverstukken
博士八名 acht geleerden
琵琶三面 drie biwa–
luiten
砲百門 honderd
kanonnen
武士幾人 hoeveel
krijgers?
車三両 drie wagens
書物三冊 drie boeken
証文一札 een officieel
stuk
和歌百首 honderd waka
回船五艘 vijf handels–
schepen
靴五足 vijf paar
schoenen
牛百頭 honderd runderen
手紙一通 een brief
箸一膳 een paar eet–
stokjes
Uiteraard worden alle telwoorden (met enkele mogelijke uitzonderingen voor de speciale
gevallen 4 en 7) in hun on-uitspraak gelezen.
Er dient bij deze maatwoorden wel weer op gelet te worden, dat de regels der
klankverandering (onbin 音便) gerespecteerd worden, regels die bij Sino-Japanse telwoorden
vaak van toepassing zijn.
1.3. Niet-nomina: hitaigen 非体言
Hier gaat het om zelfstandige niet-flecterende woorden, die echter niet de rol van onderwerp
kunnen vervullen. Wij maken hier een onderscheid tussen hitaigen, die wel als bepaling (bij
taigen of yōgen) dienst doen, en hitaigen die niet als bepalers fungeren. Attributieve (=
bijvoeglijke) bepalingen staan in Japanse grammatica's bekend als rentai shūshokugo 連体修
飾語, adverbiale (= bijwoordelijke) bepalingen als ren'yō shūshokugo 連用修飾語.
1.3.1. Bijwoorden: fukushi 副詞
De bijwoorden hebben de volgende eigenschappen:
1. Het zijn onzelfstandige, alleenstaande woorden, die bijwoorden, yōgen, predicaten
en in sommige gevallen naamwoorden nader bepalen.
49
2. Zij zijn onveranderlijk en kunnen op zichzelf staand noch onderwerp, noch
predicaat vormen.
Op het taalkundige vlak kan men hieraan toevoegen dat het om een groep woorden gaat die
vanwege deze bovengenoemde eigenschappen (onveranderlijkheid, onzelfstandigheid) de
geëigende opnamebodem vormt voor onomatopoëtische en mimetische woorden (giongo 擬
音語 en gitaigo 擬態語).
Let wel dat er in het Japans aanzienlijk minder échte fukushi zijn, dan van keiyōshi of
keiyōdōshi, naamwoorden of werkwoorden afgeleide bijwoorden.
Men kan de bijwoorden volgens de door hen bepaalde woordklassen onderverdelen in drie
grote groepen:
1. Bijwoorden die enkel yōgen bepalen.
2. Bijwoorden die yōgen, taigen, en andere fukushi bepalen.
3. Bijwoorden die het predicaat in zijn geheel bepalen.
In detail laten zich deze groepen nog verder onderverdelen als volgt:
a. Bijwoorden die enkel yōgen bepalen
1. Bijwoorden van wijze (jōtai-fukushi 状態副詞)
Dienen tot de bepaling van de wijze waarop een handeling verloopt of voor de nadere
bepaling van de aard van een eigenschap.
Vb.:
ten minste
onophoudelijk
semete
taezu
せめて
絶えず
Bovendien bestaat er een hele reeks jōtai-fukushi die van de bijwoordelijke vormen van yōgen
afgeleid zijn:
Vb.:
goed
net zo
yoku
onajiku
良く
同じく
Een verdere groep zijn de bijwoorden die uit verdubbelingen ontstaan zijn:
Vb.:
één voor één
toevallig
sorezore
tamatama
それぞれ
偶々
Ten slotte zijn er die bijwoorden die uit het Chinees komen. Voor een gedeelte gaat het om
woorden die in het Chinees ook al een functie als bepaler hadden. Het andere gedeelte betreft
woorden die oorspronkelijk Chinese naamwoorden waren, of die in Japan uit Chinese
woorden samengesteld zijn.
Vb.:
vanzelfprekend
geheel
waardig
mochiron
issai
dōdōto
勿論
一切
堂々と
2. Bijwoorden van plaatsbepaling (basho-fukushi 場所副詞)
50
Dienen ter bepaling van plaats of afstand.
Vb.:
dichtbij
vanuit de verte
onderweg
chikaku
harukani
michisugara
近く
遥かに
道すがら
c. Bijwoorden van tijdsbepaling (toki no fukushi 時の副詞)
Zoals de naam het zegt, dienen deze bijwoorden ter bepaling van de tijd.
Vb.:
eerst
mazu
先づ
ooit, wanneer?
itsu
いつ
binnenkort
mamonaku
まもなく
zelden
mareni
稀に
even, een tijdje
shibashi
暫時
en nog vele andere.
b. Bijwoorden die yōgen, taigen en andere fukushi bepalen: bijwoorden van
graadbepaling (teido fukushi 程度副詞)
Deze bijwoorden bepalen de graad van een handeling of toestand, en hoeveelheden.
Vb.:
allen
zeer
meer en meer
mina
hanahada
masumasu
皆
甚だ
益々
enz.
c. Bijwoorden die het predikaat bepalen (chinjutsu fukushi 陳述副詞)
Deze bijwoorden modificeren het gezegde in zijn geheel. Daarbij drukken zij negatie,
voorwaarde, bevestiging, vraag en dergelijke uit. Vaak staan zij bovendien in verplichte
verbinding met een specifieke werkwoordsvorm.
Vb.:
nog niet
zeker niet
zou echt moeten
waarom
imada
sarasara + neg.
masani (+ beshi)
nazo
未だ
更々
正に
なぞ
enz.
1.3.2. Attributiva: rentaishi 連体詞
Dit zijn zelfstandige woorden, die ter bepaling van taigen dienen. Het zijn in oorsprong
allemaal rentaikei-vormen van dōshi. Hetgeen hen onderscheidt van dōshi zijn volgende
criteria:
1. Ondeelbaarheid, d.w.z. een rentaishi kan niet gedefinieerd worden als een woord
dat uit verschillende bestanddelen bestaat. Dōshi gecombineerd met jodōshi, vallen
daar niet onder.
51
2. Onveranderlijkheid, d.w.z. de rentaikei van flecteerbare woorden kan niet als
rentaishi beschouwd worden.
3. Geïsoleerdheid, d.w.z. dat het betreffende woord wel als afgeleid herkenbaar is
maar zijn oorspronkelijke vorm verloren heeft en enkel nog als bijvoeglijke bepaling
(rentai-shūshokugo) voorkomt.
Er zijn in het klassieke Japans een dik dozijn rentaishi.
een zekere
allen, eenieder
zogenaamde
aru
arayuru
iwayuru
或る
あらゆる
いはゆる
所謂
niet zo'n [met negatie]
sashitaru 然したる
niet zo'n [met negatie]
saseru
然せる
verleden, vorig
saru
去る
verleden, vorig
sannuru 去んぬる
voorbije
inji
往んじ
zo'n, een dergelijke
saru
然る
zo'n, een dergelijke
kakaru
斯る
komende, volgende
kitaru
来たる
een ander; onverwacht; ongewenst aranu
有らぬ
komend, volgend
akuru
明くる
Daarnaast worden sommige partikel-bepalingen, d.w.z. combinaties van een stam + no の of
tsu つ, tot de rentaishi gerekend: cf. tō no 遠の (ver), hon no 本の (gering), toko tsu 常つ
(eeuwig) enz.
Opm.: Inji is een samentrekking van ini 往に + shi し. Shi is de RTK van het jodōshi ki き,
(verleden tijd), dat aan een RYK gevoegd wordt.
1.3.3. Voegwoorden / setsuzokushi 接続詞
Deze categorie omvat geijkte woorden die etymologisch gesproken alle afgeleid zijn van
andere woordsoorten of combinaties ervan. Zij brengen hiërarchie in de tekst aan door
verbanden te leggen tussen woorden of zinsdelen onderling. Die functie delen zij met
voegwoordelijke partikels (setsuzokujoshi) en RYK-vormen, die in het klassiek Japans
daarvoor frequenter aangewend worden. Voegwoorden komen niet voor in zinsfinale positie,
en kunnen als volgt geclassificeerd worden:
a. Voegwoorden die woorden verbinden
▪ Opsommende of additieve voegwoorden / Ruika setsuzokushi 累加接続詞
Vb.: narabini 並びに (en), oyobi 及び (en), mata また (en daarbij)
▪ Tegenstellende voegwoorden / Sentaku setsuzokushi 選択接続詞
Vb.: moshiwa もしは (of), satewa さては (maar ook), aruiwa 或いは (of)
b. Voegwoorden die zinsdelen verbinden
52
▪ Nevenschikkende of coördinatieve voegwoorden / Heiretsu setsuzokushi 並列接続詞
Vb.: aruiwa 或いは (of), aruwa 或は (of), hata 将 (of), mata 又 (of), moshikuwa 若しくは
(of), moshiwa 若しは (of), narabini 並びに (en)
▪ Onderschikkende of subordinatieve voegwoorden / Jūzoku setsuzokushi 従属接続詞
なほ
Vb.: katsu 且つ (en bovendien), nao 猶 (voorts), shikanominarazu 然のみならず/加之
しかう
(bovendien), shikashite 而して (vervolgens), shikōshite 而 して (vervolgens)
▪ Gevolgaanduidende of consecutieve voegwoorden / Junsetsu setsuzokushi 順接接続詞
Vb.: kakareba かかれば (als het zo is), kakushite かくして (zo), kakute かくて (zo), saraba
然らば (zo), sareba 然れば (vandaar, daarom), shikaraba 然らば (indien, zo), shikareba 然
すなは
すなは
ゆゑ
れば (indien, zo), sunawachi 即 ち/ 則 ち (dus), yueni 故に (bijgevolg), shikaruo 然るを
(dus)
▪ Toegevende of concessieve voegwoorden / Gyakusetsu setsuzokushi 逆接接続詞
tada 但し (maar), kakaredomo かかれども (toch), saredo 然れど (maar), saredomo 然れど
も (maar), sarinagara 然りながら (toch), saruni 然るに (echter), saruwa 然るは (toch),
shikaredomo 然れども (toch), shikaruni 然るに (maar), shikashinagara 然しながら (maar),
shikaruo 然るを (echter)
1.3.4. Tussenwerpsels / kandōshi 感動詞 of kantōshi 間投詞
Zoals aangegeven in de Japanse term, verzamelt deze rubriek woorden of kreten die een
gemoedsbeweging van de spreker tot uiting brengen. Tussenwerpsels of interjecties gaan geen
grammaticale verbinding aan, maar nodigen de geadresseerde uit tot een reactie of vormen
zelf een vocale respons op een uit- of inwendige prikkel. Men onderscheidt:
a. Uitroepen / kandō 感動
a あ (ach), ā ああ (oh), ana あな (oei), aware あはれ (o wee/ocharm), suwa すは (hemeltje)
b. Responsies / ōtō 応答
ina いな (nee), iya いや (nee), ō おう (ja)
c. Aansprekingen / yobikake 呼び掛け
ikani いかに (zeg), nōnō なうなう (hallo daar), yayo やよ (joehoe)
d. Aansporingen / sasoikake 誘い掛け
iza いざ (komaan), ide いで (hup), isa いさ [+ neg.] (hou)
2. Gebonden morfemen: fuzokugo 付属語
Dit zijn dié bestanddelen van de Japanse woordenschat, die niet zelfstandig kunnen optreden.
Zij zijn noodzakelijkerwijs aan een of ander zinsbestanddeel verbonden en kunnen zonder die
verbinding géén zinvolle uiting vormen. De Engelse term, die ook vaak in het Nederlands
overgenomen wordt om deze woorden te omschrijven, is particle (partikel). Een aantal
53
gevallen daargelaten komen deze partikels over het algemeen achter het woord dat zij nader
bepalen, of waarvan zij de rol in de zin veranderen. Ook binnen deze woordsoort maakt men
het onderscheid tussen flecterende, dus veranderlijke morfemen, en onveranderlijke.
2.1. Flecterende gebonden woorden: flexiemorfemen / jodōshi 助動詞
Dit zijn morfemen, die na hun aanhechting geflecteerd kunnen worden. Dit gebeurt op een
met de werkwoord- of keiyōshi-flexie vergelijkbare manier. Hierdoor vormen deze morfemen
na aanhechting (opnieuw) een werkwoord of keiyōshi.
Het zijn morfemen die veranderlijk zijn, en aan werkwoorden of keiyōshi aangehecht worden.
In tegenstelling tot hun niet-flecteerbare tegenhangers dienen zij niet tot het verduidelijken
van zuiver grammaticale verbanden, maar worden zij gebruikt om de handeling op
inhoudelijk gebied toe te lichten. Zij zorgen voor een verduidelijking van de context binnen
dewelke een bepaald werkwoord gebruikt wordt. Vele onder hen kunnen verschillende
functies vervullen. Welke functies dat zijn, wordt door de grammaticale en/of semantische
context bepaald. Zoals hun naam het al zegt, zijn zij zelf ook veranderlijk en kunnen zij op
hun beurt verbindingen met jodōshi of andere fuzokugo aangaan. Elk jodōshi heeft binnen een
constructie dōshi + jodōshi maar één enkele functie. Wanneer de noodzaak bestaat
verschillende functies te combineren, moeten dus verschillende jodōshi en joshi
gecombineerd worden. Het is door dit soort woorden dat het Japans zijn omschrijving als
"agglutinerende" taal terecht draagt: zeer veel suffixen kunnen achter elkaar aangehecht
worden, hetgeen een indrukwekkende variatie aan betekenissen en nuances toelaat.
De jodōshi kunnen op drie verschillende manieren van elkaar afgezet worden.
a. Semantisch: volgens het soort informatie die het jodōshi bevat en aan het woord
toevoegt, waaraan het aangehecht wordt.
b. Morfologisch: volgens de flexiekenmerken van het betreffende jodōshi. Niet alle
jodōshi worden namelijk op dezelfde manier geflecteerd: sommige volgen een
flexieschema, dat vergelijkbaar is met dat van werkwoorden; andere flecteren zoals
keiyōshi, en weer andere gedragen zich zoals keiyōdōshi, d.w.z. dat zij een
koppelwerkwoord naar zich trekken; een laatste categorie uiteindelijk volgt een
flexiepatroon dat aan geen van de drie bovengenoemde beantwoordt.
c. Syntactisch: volgens de flexievorm (basis) waaraan zij gehecht worden. Elk jodōshi
moet aan een welbepaalde flectionele vorm van het woord gehecht worden, waarmee
het een verbinding aangaat. Bovendien bestaan er bepaalde regels, die voorschrijven in
welke volgorde jodōshi achter elkaar aan hetzelfde woord gehecht kunnen worden. Zo
zal bijvoorbeeld een suffix dat de verleden tijd aangeeft, altijd na een suffix voor
passief komen, en nooit ervoor.
Onze indeling zal de jodōshi schikken volgens de semantische categorieën die bij hun gebruik
kunnen onderscheiden worden.
Opm.: Het is belangrijk te onthouden dat in tegenstelling tot onze werkwoordsvormen,
de Japanse jodōshi hun functie in de eerste plaats als woorden vervullen. D.w.z. dat bv.
het passivum in het Japans een semantische categorie is, en om die redenen ook niet zo
zuiver grammaticaal afgelijnd kan worden als ons passivum. Om het overeenvoudig te
formuleren: het passief in het Japans is een gevoel, bij ons is het een grammaticale
functie. Deze stelling geldt min of meer voor alle jodōshi en vormt de basis voor onze
onderverdeling volgens semantische criteria.
Bij een indeling volgens semantische criteria kan men de jodōshi volgens de functies die zij
vervullen in de volgende drie grote groepen verdelen:
54
1. Volgens de mate van betrokkenheid van het onderwerp of de spreker bij de
handeling: dit houdt bv. de functies passief, causatief, mediopassief, potentialis en
honoratief taalgebruik in.
Opm.: De mate van betrokkenheid slaat hier op het feit dat al deze functies iets zeggen
over de betrokkenheid van de spreker en/of het onderwerp bij de handeling. In geen
van de functies is die feitelijke betrokkenheid van het onderwerp en/of de spreker bij
de handeling direct, behalve bij de beleefdheidsvormen. In dit geval drukt het gebruik
van hetzelfde jodōshi voor respectsvormen als voor bv. passief en causatief niet een
feitelijke, maar een fictieve vermindering van betrokkenheid uit: het gaat om een
persoon van hogere rang. Bij personen van hogere rang wordt het gebruik van
semantisch ondubbelzinnige uitdrukkingen vermeden: en dat leidt tot het gebruik van
jodōshi die een verminderde betrokkenheid van het onderwerp t.o.v. de handeling
aanduiden.
2. Volgens de tijdsbepaling van de handeling (toekomst, verleden, heden, afgesloten
en niet-afgesloten aspect).
3. Volgens de modaliteit, d.w.z. subjectieve houding/beoordeling van de spreker t.o.v.
de handeling: twijfel, hoop, intentie, wil, verbod; negatie, assertie, vergelijking,
rapportage, mededeling, vermoeden, verwondering enz. zijn functies die door de
jodōshi binnen deze groep vervuld worden.
2.1.1. Mate van betrokkenheid
a. Passief / ukemi 受身: RU, YU, RAYU, RARU
Tot de flexiemorfemen die het werkwoord naar een passieve vorm omzetten, behoren ru, raru
en hun Oudjapanse equivalenten yu en rayu. Het flexiegedrag van deze vormen kan men als
volgt schematiseren:
Flexie ru, yu, raru, rayu
basis
*
MZK
†
MZK
vorm
grondvorm
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
る
れ
れ
る
る る
る れ
れ よ
ru
re
re
ru
ruru
rure
ゆ
え
え
ゆ
ゆ る
ゆ れ
yu
e
e
yu
yuru
yure
reyo
Ø
ら る
ら れ
ら れ
ら る
ら る る
ら る れ
ら れ よ
raru
rare
rare
raru
raruru
rarure
rareyo
ら ゆ
らえ
らえ
ら ゆ
ら ゆ る
ら ゆ れ
ら え よ
rayu
rae
rae
rayu
rayuru
rayure
raeyo
Flexie
shimonidan
*
Yodan-, nahen- en rahen-ww.
Ichidan-, nidan-, kahen- en sahen-ww.
†
Van de Nara-jodōshi bleven slechts een handvol voorbeelden overgeleverd, vaak met typische
eigenaardigheden. Zo leverde de aanhechting van yu op omou en kiku resp. omowayu 思はゆ
en kikayu 聞かゆ op, maar al vrij snel verkleurde de MZK-bindklinker a tot o met de vormen
omōyu 思ほゆ (> oboyu 思ぼゆ) en kikoyu 聞こゆ als resultaat. Beide laatste vormen raakten
in de Heian-periode als aparte begrippen gelexicaliseerd. Een proces van verzelfstandiging
was eveneens het geval voor miyu 見ゆ (zichtbaar zijn, kunnen zien) dat uit de regelmatige
combinatie van MZK + yu is opgebouwd. Van het morfeem yu zijn verder nog sporen
herkenbaar in een aantal attributiva waaronder arayuru あらゆる en iwayuru いはゆる,
rentaishi waarbij de MZK-vorm van het werkwoord (ara- / iwa-) gevolgd wordt door de RTK
van yu.
55
In de ukemi-toepassing wordt als regel de handelende persoon (agens) door ni aangeduid,
terwijl het onderwerp van het passieve werkwoord zonder partikel optreedt, en zich doorgaans
in zinsinitiële positie bevindt. Bij het passief kunnen drie constructies van toepassing zijn.
▪ Het onderwerp is een levend wezen, direct aan de handeling (tadōshi) onderworpen:
生徒講師に叱らる
Seito kōshi ni shikararu
De leerling wordt door de meester op z'n nummer gezet.
か行けば人に厭はえかく行けば人に憎まえ老男はかくのみならし
Ka yukeba hito ni itowae kaku yukeba hito ni nikumae oyoshio wa kaku no minarashi
(Man'yōshū, 5:804)
Ga ik ginds word ik door de mensen verfoeid, kom ik hierheen word ik door de
mensen gehaat; dat soort dingen zijn bejaarden gewend mee te maken
▪ Het onderwerp is een levend wezen, indirect (en negatief) door de handeling (jidōshi /
tadōshi) bepaald:
長け高き人に前にをられて、見えず
Taketakaki hito ni mae ni orarete, miezu
Er staat een lange man voor mij (in mijn weg), en ik kan niets zien.
Opm.: Alhoewel ori をり een jidōshi is, wordt er door ni に een verbinding met hito 人 gelegd,
die bij een tadōshi de agens zou aanduiden. Hier dient ni に er toe, de oorzaak aan te duiden
van het ongemak dat door de passieve vorm van ori をり aangegeven wordt.
隣の人に窓を開けられて、安眠を得ず
Tonari no hito ni mado o akerarete, anmin o ezu
De buurman deed (tegen mijn zin) het raam open, en ik kon niet rustig slapen.
Opm.: Het verschil tussen een "normaal" passief en het passief dat ongemak aanduidt ligt in de
inhoud van de hoofdzin (anmin o ezu) waarin geïmpliceerd wordt dat het open raam voor de
spreker een ongemak betekent. Het is belangrijk te onthouden, dat het passief van ongemak
enkel een uitgebreid gebruik van het normale passief is, en geen specifieke (d.w.z. isoleerbare)
grammaticale vorm. Zinnen zoals beide hierboven opgegeven voorbeelden kunnen dus zonder
enig probleem in het Nederlands vertaald worden.
▪ Het onbezielde onderwerp is rechtstreeks aan de handeling (tadōshi) onderhevig:
紙端に書かれたる物語あり
Shitan ni kakaretaru monogatari ari
Er is een verhaal, op een papierrand geschreven.
Opm.: Dit gebruik van het passief waarbij het grammaticaal onderwerp geen levend wezen is,
is eerder zeldzaam. De vorm aan het einde van het werkwoord kaku 書く is de RTK van het
jodōshi tari たり (cf. infra).
b. Mediopassief / jihatsu 自発: RU, YU, RAYU, RARU
De mediopassief is een grammaticale categorie, die omschrijft dat het door het werkwoord
uitgedrukte gebeuren spontaan of uit zichzelf plaatsvindt. Het onderwerp ondergaat in zekere
56
mate de handeling zonder dat er van een zichtbare agens sprake is. Naar vorm gedraagt het
werkwoord zich binnen deze functie als een passieve constructie, terwijl de inhoud veeleer bij
de actieve vormen aansluiting vindt. De mediopassief houdt dus het midden tussen actief en
passief, en combineert dus passieve jodōshi (ru, raru, yu, rayu) met actieve betekenissen.
筆を執れば、物書かれ、楽器を取れば、音を立てんと思ふ
fude o toreba, mono kakare, gakki o toreba, ne o taten to omou (Tsurezuregusa, 157)
Wanneer ik een penseel opneem, vloeien me dingen uit de pen; wanneer ik een
instrument vastpak, krijg ik zin om muziek te maken (klanken te produceren).
Opm.: De vorm van het suffix ru る die we hier tegenkomen, is de suspensieve RYK. Het
gebruik van ru is inderdaad zuiver mediopassief: de bedoeling is aan te geven, dat de spreker
a.h.w. vanzelf begint te schrijven wanneer hij een penseel ter hand neemt, en zichzelf daartoe
niet door de een of andere bewuste beslissing moet aanzetten.
なほ梅の匂ひにぞ、いにしへの事も立ちかへり、恋しう思ひ出でらるる
Nao ume no nioi ni zo, inishie no koto mo tachikaeri, koishū omoiideraruru
(Tsurezuregusa, 19)
Nog meer, vanwege de geur van de pruimen(bloesems), leven dingen van vroeger
weer op, en weemoedig haalt men die zich weer voor de geest.
Opm.: Koishū 恋しう is de RYK van koishi 恋し (weemoedig, nostalgisch), waarvan de /k/ is
weggevallen. Het mediopassieve ww. omoiideraru 思い出らる staat hier in RTK vanwege
kakarimusubi met zo ぞ. De eigenlijke betekenis van het mediopassief hier ligt daarin dat de
herinneringen vanzelf weer opduiken, en niet door een bewuste inspanning worden opgeroepen.
瓜食めば子ども思ほゆ。栗食めばまして偲はゆ
Uri hameba kodomo omōyu kuri hameba mashite shinuwayu (Man'yōshū, 5:802)
Als ik meloen eet komen kinderen me voor de geest, en bij het eten van een kastanje
verlang ik des te meer ze te hebben
c. Potentialis / kanō 可能: RU, YU, RAYU, RARU, BESHI, MAJI
Deze functie wordt gebruikt om aan te geven dat het onderwerp of de spreker bij de handeling
mogelijk betrokken is, of m.a.w. in staat is die te verrichten. De functie vormt eigenlijk een
verdere ontwikkeling van het mediopassivum, waarbij de ontvankelijkheid voor een bepaald
gebeuren evolueerde naar een mogelijkheid tot een zekere handeling. De jodōshi ru, raru, yu
en rayu worden het vaakst gebruikt als potentialis-morfeem. Daarnaast wordt ook het
flexiemorfeem beshi als kanōjodōshi gebruikt. De negatieve potentialis wordt uitgedrukt door
bekarazu (d.i. de combinatie van beshi met negatiemorfeem zu) of het jodōshi maji.
Flexie beshi, maji
basis
vorm
grondvorm
べ
し
beshi
MZK
RYK
Ø
beku
べ く
SSK
べ
し
RTK
IZK
MRK
Flexie
ku-katsuyō
karikatsuyō
shikukatsuyō
karikatsuyō
べ き
べ け れ
beshi
beki
bekere
Ø
Ø
(bekaru)
Ø
Ø
べ か ら
べ か り
bekara
bekari
べ か る
Ø
ま じ く
ま じ
ま じ き
ま じ け れ
majiku
maji
majiki
majikere
Ø
ま じ か ら
ま じ か り
Ø
majikaru
Ø
Ø
*
SSK
ま じ
maji
majikara majikari
ま じ か る
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
57
湖廻に満ち来る潮のいや増しに恋はまされど忘らえぬかも
Minatomi ni michikuru shio no iyamashi ni koi wa masaredo wasuraenu kamo
(Man'yōshū, 12:3159)
Bij het opkomende getij dat in de havenbocht spoelt, neemt ook mijn verlangen toe; ik
kan je maar niet vergeten
妹を思ひ眠の寝らえぬに秋の野にさ牡鹿鳴きつ妻思ひかねて
Imo o omoi, i no neraenu ni aki no no ni saoshika nakitsu tsuma omoikanete
(Man'yōshū, 15:3678)
Wanneer ik denkend aan mijn geliefde de slaap niet kan vatten, en het mannetjeshert
in het herfstveld burlt, kan ik niet anders dan verlangen naar haar
恐ろしくて寝もねられず
Osoroshikute i mo nerarezu
Het was zo griezelig dat ik de slaap niet kon vatten.
つゆまどろまれず
Tsuyu madoromarezu (Genji, "Kiritsubo")
Ik kon in het geheel geen dutje doen
今宵はえ参るまじ
Koyoi wa emairumaji
Ik kan vanavond niet gaan
Opm.: E mag hier opgevat worden als een bijwoord.
羽なければ、空をも飛ぶべからず
Hane nakereba, sora o mo tobubekarazu (Hōjōki)
Bij gebrek aan vleugels konden ze niet in de lucht vliegen.
あなづりやすき人ならば、「後に」とてもやりつべけれど
Anazuriyasuki hito naraba, "Nochi ni" tote mo yaritsubekeredo (Makura no sōshi, 28)
Als het iemand is die makkelijk te bedotten is, dan moet je hem met een "Tot later!"
zeker kunnen afschepen.
Opm.: De nuance van sterke mogelijkheid wordt onderstreept door de aanwezigheid van het
jodōshi tsu.
物はすこし覚ゆれども、腰なむ動かれぬ
Mono wa sukoshi oboyuredomo, koshi namu ugokarenu
Ik neem wel iets waar, maar ik kan de lenden niet bewegen (zijn niet te bewegen).
Opm.: Oboyu 覚 ゆ ( 自 ヤ 下 二 ) betekent "waarnemen, aanvoelen". Namu な む is een
beklemtonend joshi dat via kakari-musubi van het erna volgende werkwoord de RTK verlangt.
Nu ぬ is de RTK van zu ず. Deze vorm hier zou evenzeer een mediopassivum kunnen zijn, of
zelfs een passief: het belangrijke is, dat er een door invloed van buitenaf geïnduceerde toestand
ingetreden is.
d. Causatief / shieki 使役: SU, SASU, SHIMU
58
De veroorzakende wijs is een functie waarbij het onderwerp niet rechtstreeks bij de handeling
betrokken is. Het is er wel de oorzaak van, of laat de handeling toe, maar de uitvoering ervan
berust bij iemand anders. De shieki wordt waargenomen door de volgende jodōshi: su, sasu en
shimu.
Flexie su, sasu, shimu
basis
vorm
grondvorm
MZK*
す
せ
せ
す
す る
す れ
せ よ
su
se
se
su
suru
sure
seyo
MZK†
さ す
さ せ
さ せ
さ す
さ す る
さ す れ
さ せ よ
sasu
sase
sase
sasu
sasuru
sasure
saseyo
し
し
し
し
し
し
し
MZK‡
む
shimu
MZK
め
shime
RYK
め
shime
SSK
む
shimu
RTK
む
る
IZK
む
れ
MRK
め
Flexie
shimonidan
よ
shimuru shimure shimeyo
*
Yodan-, nahen- en rahen-ww.
Ichidan-, nidan-, kahen- en sahen-ww.
‡
Kamiichidan-ww. en het shimonidan-ww. u 得 evenwel nemen de RYK aan gevolgd door se (= MZK van su).
Bv. miseshimu 見せしむ (laten/doen zien).
†
Opm.: In verband met deze flexieschema's dient men er bedacht op te zijn dat van jidōshi
afgeleide tadōshi met de eindlettergreep op -su anders flecteren, nl. conform de yodankatsuyō. Tevens bestaat er nog een jodōshi met grondvorm su, dat echter een honoratieve
nuance toevoegt, en volgens de yodan flecteert.
いそぎまゐらせて御覧ずるに
Isogimairasete goranzuru ni (Genji, "Kiritsubo")
Hij (=de keizer) liet hem haastig komen, en toen hij hem zag ...
Opm.: Isogimairasete is een samenstelling uit de RYK van isogu "haasten", en de MZK van
mairu "[hum.] gaan". Goranzuru is een honoratieve term voor "zien"; ni is hier setsuzokujoshi
(volgt de RTK) en dient tot het verbinden van deze zin met een vervolgzin.
教師生徒に本を読ます
Kyōshi seito ni hon o yomasu
De leraar doet de leerling het boek lezen.
Opm.: De agens (d.w.z. degene die de door het werkwoord genoemde handeling daadwerkelijk
verricht, wordt, indien noodzakelijk, aangeduid door ni に, o を of oshite をして. Het lijdend
voorwerp wordt door を aangegeven.
政府国民に教育を受けさす
Seifu kokumin ni kyōiku o ukesasu
De regering laat het volk onderwijs volgen
身を破るよりも、心いたましむるは、人を損なふことなほ甚だし
Mi o yaburu yori mo, kokoro o itamashimuru wa, hito o sokonau koto nao
hanahadashi (Tsurezuregusa, 129)
Meer nog dan zijn lichaam te verwonden, kwetst het pijnigen van de ziel een mens het
hevigst
Opm.: Tweemaal is een loos naamwoord (keishikimeishi) weggelaten, waardoor een
substantiverend gebruik van de RTK plaatsgrijpt: bij yaburu (他ラ四) en bij itamashimuru.
e. Honoratief / sonkei 尊敬: RU, YU, RARU, RAYU, SU, SASU, SHIMU, SU
59
Onder deze modus wordt ten teken van eerbied voor het onderwerp diens indirecte
betrokkenheid bij de handeling in de verf gezet. De spreker of degene die aan het woord is
geeft door gebruik te maken van de sonkei-morfemen te kennen dat hij t.o.v. het onderwerp
een lagere rang bekleedt. Het flexiepatroon van deze jodōshi volgt de hierboven beschreven
schema's. Daarbij komt nog een Oudjapans flexiemorfeem su dat bij de yodan-flexie
ondergebracht wordt:
Flexie su
basis
vorm
grondvorm
MZK*
す
さ
し
す
す
せ
せ
su
sa
shi
su
su
se
se
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
yodan
*
Yodan- en sahen-ww.
Deze vorm drukt mild respect of genegenheid uit. Wanneer su aansluit op de ww. omou, shiru
en kiku komen de vormen omowasu, shirasu, en kikasu tot stand die in shirosu 知ろす, kikosu
聞こす en omōsu 思ほす variante vormen hebben. Omōsu evolueerde in de Heian-tijd verder
nog tot obosu. Tijdens die periode raakte het morfeem su in onbruik en bleef het enkel als
versteend woorddeel herkenbaar in honoratieve werkwoorden zoals mesu 召す, kikoshimesu
聞こしめす, omōsu 思ほす, obosu 思す, tsukawasu 遣はす enz.
Su volgde aanvankelijk slechts op de MZK van yodan of sahen-ww, met als belangrijkste
uitzonderingen daarop de honoratieve ww. mesu 見す, kesu 着す, nasu 寝す en koyasu 臥や
す.
この岡に菜摘ます児家聞かな名告らさね
Kono oka ni na tsumasu ko ie kikana na norasane (Man'yōshū, 1:1)
Meisje dat hier op deze heuvel kruiden plukt, ik wil naar je familie informeren, vertel
me toch je naam?
葛飾の真間の井見れば立ちならし水汲ましけむ手児奈し思ほゆ
Katsushika no Mama no i mireba tachinarashi mizu kumashikemu Tegona shi omōyu
(Man'yōshū, 9:1808)
Als ik de waterput van Mama, in het kanton Katsushika zie, denk ik spontaan aan
Tegona, een meisje dat er telkens over platgetreden paden naartoe trok, om er water te
putten
Sedert de Heian-periode verdween het gebruik van deze vorm definitief ten gunste van de
passieve en causatieve flexiemorfemen. Vanaf de late Heian werden zelfs combinaties van die
beide jodōshi opgetekend, met daar nog sporen van in het modern Japans, zoals bv. irassharu
いらっしゃる (<iraseraru 入ら+せ+らる).
薩摩守忠度は、いづくよりか帰られたりけん
Satsuma no kami Tadanori wa izuku yori ka kaeraretariken (Heike monogatari, 7)
De gouverneur van Satsuma, (Taira no) Tadanori was blijkbaar ergens vandaan
teruggekeerd.
Opm.: Het werkwoord, kaeru, is naast de honoratieve ru bovendien nog verbonden met het
suffix tari, dat op zijn beurt weer verbonden is met het jodōshi ken (kemu) dat vermoeden,
twijfel enz. uit (cf. infra). Zowel tari alsook ken worden aan de RYK aangesloten. Ook het
joshi ka dient hier voor het aanduiden van een vermoeden of twijfel.
60
いで、むつかしきことな聞こえられそ
Ide, mutsukashiki koto na-kikoerare-so (Genji, 21)
Neen, laat niet zulke onaangename dingen horen!
Opm.: Ide is een kandōshi dat o.a. negatie, negatieve uitroep en dergelijke meer moet
uitdrukken. Na ~ so is een soort negatieve bevelsvorm, die als tangconstructie om het te
negeren werkwoord heenstaat. Het werkwoord zelf moet in de RYK staan. Het werkwoord hier
is kikoyu (他ヤ下二) en betekent "[hum.] zeggen".
東宮四にならせ給ふに、譲り申させ給ふ
Tōgū yotsu ni narasetamau ni, yuzurimōsasetamau
Toen de kroonprins vier jaar oud werd, verklaarde de keizer zijn troonsafstand.
Opm.: Hier vindt een combinatie van verschillende honoratieve vormen plaats. Op lexicaal
niveau vinden wij de honoratieve werkwoorden mōsu en tamau, en op het morfologische vlak
het jodōshi su in zijn gebruik als beleefdheidsvorm. De combinatie (sa)setamau is een vorm
van uiterste beleefdheid. Tegelijk worden in ons voorbeeld werkwoorden van bescheiden
gehalte gebruikt, om de relatie tussen de personen binnen de handeling tot uitdrukking te
brengen (d.w.z. tussen kroonprins en keizer).
帝大いに驚かせ給ひて、観ぜしめ聞こしめすこと限りなし
Mikado ōini odorokasetamaite, kanzeshime kikoshimesu koto kagiri nashi
Zijne majesteit was ten zeerste verwonderd, en zijn nieuwsgierigheid en luisteren
kende geen grenzen.
Opm.: De vorm odorokasetamaite is volgens bekend patroon opgebouwd. Kanzeshime is
samengesteld uit het Sino-Japanse werkwoord kanzu, dat "aanvoelen" betekent. Aan de MZK
wordt shimu aangehecht, dat in dit geval in de RYK staat, omdat het gevolgd wordt door een
ander zinsdeel met werkwoord.
上は歌を作らしめ給ふ
Kami wa uta o tsukurashimetamau
De keizer maakt een gedicht.
2.1.2. Tijdsbepaling
De tijd van handeling in het klassiek Japans is niet los te zien van andere inhoudelijke
aspecten. In onze Europese talen zijn tijdsaanduidingen door middel van werkwoordsvormen
niets anders dan tijdsaanduidingen. In het klassiek Japans zullen de meeste jodōshi die dienen
tot het aanduiden van een bepaald tijdstip of een aspect van een handeling bovendien nog een
bijbetekenis hebben die bv. de relatie van de spreker tot het gebeuren uitdrukt.
Daarnaast wordt er in het klassiek Japans een onderscheid gemaakt tussen het daadwerkelijk
verleden zijn van een handeling (d.w.z. het plaatsen op een vaste tijdschaal = echte verleden
tijd) en het verleden zijn van een handeling t.o.v. een bepaald ander gebeuren dat best zelf in
de toekomst mag liggen (= verleden aspect).
De volgende paragrafen zullen stap voor stap de verschillende mogelijkheden om tijd uit te
drukken van klassiek Japanse jodōshi beschrijven.
a. Tegenwoordige tijd / genzai 現在
De standaard-tijd van alle Japanse flecteerbare woorden en dus ook van de werkwoorden is
formeel onbepaald. Zijn er geen zinsbestanddelen aanwezig die uitdrukkelijk een ander
tijdstip of een andere fase van de handeling moeten aanduiden, gelden alle flectionele vormen,
of zij nu alleen staan of verbonden zijn met andere zinsbestanddelen, als onbepaalde
(tegenwoordige) tijd.
61
Wij spreken over onbepaalde tegenwoordige tijd, omdat al naargelang de context Japanse
werkwoorden zonder nadere tijdsbepaling door andere zinsdelen, zij het door tijdsbepalende
woorden of door suffixen, onbepaald zijn wat de tijd betreft: zij kunnen zowel tegenwoordige
alsook verleden handelingen uitdrukken. Dit gaat met veel grotere flexibiliteit dan bij onze
werkwoorden. Deze onbepaalde tegenwoordige tijd in het klassieke Japans kan onderverdeeld
worden in vier verschillende types:
▪ Actuele tijd (tegenwoordige tijd): zoals gebruikt in directe rede, bv.:
「玉の枝取りになむ罷る」と言はせて
"Tama no eda tori ni namu makaru" to iwasete (Taketori monogatari, "Hōrai no tama
no eda" 蓬莱の玉の枝)
"Ik ga de edelstenen tak halen" liet hij zeggen, ...
▪ Het verhalen van een gebeuren uit verleden tijd (historisch presens)
楫取り等の「北風悪し」と言へば、船出ださず
Kajitorira no "kita-kaze ashi" to ieba, fune idasazu (Tosa nikki)
De scheepslui zeiden: "De noorderwind is slecht," en lieten de schepen niet buiten.
Opm.: Hier vinden wij twee gebruiken van de onbepaalde tegenwoordige tijd: binnen de
directe rede van de scheepslui is het vergelijkbaar met het vorige voorbeeld. Daarbuiten, op het
niveau van het verhaal, gaat het om een gebeuren uit verleden tijd dat in onbepaalde
tegenwoordige tijd verhaald wordt.
▪ Regelmaat
もし夜静かなれば、窓の月にむかし人を偲び、猿の声に袖を潤す
Moshi yo shizuka nareba, mado no tsuki ni mukashibito o shinobi, mashira no koe ni
sode o uruosu (Hōjōki)
Indien het 's nachts rustig is, mijmer ik in het maanlicht bij het raam over mensen van
vroeger, en bij het geluid van roepende apen bevochtig ik mijn mouw (met tranen).
Opm.: De inleidende deelzin "indien..." laat vermoeden dat de erna beschreven handeling niet
een enkele keer, maar herhaalde malen gebeurt. Mashira is een oud woord voor saru. Shinobu
(他バ四) betekent "nadenken, mijmeren." Is niet te verwisselen met shinobu 忍ぶ (他バ上二)
dat "verbergen, stiekem doen" betekent.
▪ Universele mededeling
Tijdloos gebeuren, handeling of vaststelling van iets dat aan geen specifiek ogenblik
gebonden is.
猫は三年の恩を三日で忘る
Neko wa sannen no on o mikka de wasuru
Een kat vergeet de weldaden van drie jaar in drie dagen.
Opm.: Hier gaat het duidelijk om een spreekwoord dat een tijdloze vaststelling betreft.
Duidelijk wordt geïllustreerd hoe het tijdsaspect van het werkwoord losgekoppeld is.
b. Toekomende tijd / mirai 未来: MU, MUZU
62
In het bijzonder bij de categorieën die dienen tot het uitdrukken van toekomstige situaties of
handelingen is in het Japans meestal een gevoel van twijfel of intentie verbonden met de
uitdrukking die een toekomstig gebeuren moet weergeven. Taalhistorisch interessant is hierbij
het feit dat de oorspronkelijk neutrale uitdrukking van toekomstige tijd doorheen de
taalgeschiedenis steeds meer (i.p.v. steeds minder) beladen werd met bijbetekenissen die
twijfel over het daadwerkelijk gebeuren of een wilsinspanning i.v.m. met het te gebeuren feit
inhouden.19
De jodōshi die bij de toekomende tijd een rol spelen, zijn mu む en de meer emfatische vorm
muzu むず. Van beide vormen kwamen snel de varianten n ん en nzu んず in omloop, die na
de Heian uiteindelijk de originele vormen zouden verdringen. Eigenlijk stelt muzu de
gecomprimeerde vorm van mutosu む と す voor, en sleet tijdens de Kamakura- en
Muromachi-periodes nog verder af tot uzu うず.
Flexie mu, muzu
basis
vorm
grondvorm
む
MZK
mu
む
ず
muzu
MZK
RYK
SSK
Ø
Ø
む
mu
Ø
Ø
む
ず
muzu
RTK
む
IZK
MRK
Flexie
む
め
mu
me
Ø
yodan
Ø
sahen
ず
る
muzuru
む
ず
れ
muzure
Of de betreffende vormen inderdaad te vertalen zijn als een zuivere toekomstvorm, dan wel
andere nuances (waaronder intentie van de 1e pers. of veronderstelling m.b.t. 3e pers.) mee
insluiten, kan eigenlijk alleen aan de hand van de context uitgemaakt worden. Ook hier
vinden wij dus het kenmerkende fenomeen dat Japanse uitgangen, en dan in het bijzonder
jodōshi, niet volgens een onwrikbare regel geklasseerd kunnen worden maar enkel krachtens
de functie die zij in een bepaalde context vervullen. Daardoor krijgt men het verschijnsel dat
eenzelfde jodōshi in meerdere onderdelen van de classificatie die wij hanteren, kan
voorkomen.
これを読まむ者
Kore o yomamu mono
De persoon die dit zal lezen.
明日雨降らむ
Asu ame furamu
Morgen zal het regenen.
翁のあらむ限りは、斯うてもいますかりなむかし
Okina no aramu kagiri wa, kōte mo imasukarinamu kashi (Taketori monogatari,
"Tsumadoi" つまどひ)
Zolang [ik] ouderling nog leef, zult u op deze manier voortbestaan!
Opm.: Hier hebben we te maken met twee verschillende gebruiken van mu む: eenmaal als
enkel suffix, ter aanduiding van iets wat nog niet gebeurd is, maar zal gebeuren (het voortleven
van de oude man), en ten tweede in gecombineerd gebruik met het jodōshi nu ぬ (voltooid
aspect), dat het begin van een nieuwe toestand aanduidt. Daar voegt mu nog eens een
19
Om deze redenen worden deze hier vermelde jodōshi tevens voor het aanduiden van een vermoeden of een
intentie gebruikt. Cf. infra.
63
toekomst-bepaling aan toe zodat we hier dan een werkwoord hebben, dat het in de toekomst
doorlopen van een eenmaal ontstane situatie aangeeft.
彼の本の国より迎へに人々参で来んず
Kano moto no kuni yori mukae ni hitobito mōdekonzu (Taketori monogatari, "Ama no
hagoromo" 天の羽衣)
Vanuit dat land van oorsprong zullen mensen me tegemoetkomen.
Opm.: Hier het gebruik van de samengetrokken vorm nzu. Merk op dat deze vorm vooral vanaf
de middeleeuwen in de plaats van mu gebruikt werd voor het aanduiden van betekenisneutrale
toekomst.
舟に乗らうずるにて候
Fune ni norōzuru nite sōrō (Kanze Motomasa 観世元雅, Sumidagawa 隅田川)
Ik sta op het punt aan boord te gaan
c. Verleden tijd / kako 過去: KI, KERI
Deze categorie duidt aan dat een handeling of gebeuren zich in het verleden afspeelde. Er is
geen sprake van enige aspect-aanduiding. Ter aanduiding van de verleden tijd komen twee
jodōshi in aanmerking: ki en keri.
Flexie ki, keri
basis
vorm
grondvorm
RYK
MZK
き
せ
ki
se
け り
け ら
keri
kera
RYK
SSK
Ø
き
し
ki
shi
shika
け り
け る
け れ
keri
keru
kere
Ø
RTK
IZK
し
MRK
Flexie
Ø
onr.
Ø
rahen
か
Wanneer ki aansluit op de ww. ku en su of hun samenstellingen, treedt een alternatief
flexiepatroon in werking:
Combinatie kahen/sahen + ki
combinatie
vorm
grondvorm
MZK
RYK
SSK
RTK
こ
き
kahen + ki
き
sahen + ki
Ø
し き
shiki
Ø
Ø
Ø
Ø
Ø
shiki
し き
し
koshi /
き し
kishi*
せ
し
seshi
IZK
こ
し
MRK
か
koshika /
き し か
kishika*
せ し か
seshika
Ø
Ø
*
Minder gebruikelijk.
昨日来し人
Sakujitsu koshi/kishi hito
De man die gisteren gekomen is.
此の地に来しかども
Kono chi ni koshika/kishikadomo
Alhoewel ik hier naartoe gekomen ben.
修業せし学僧
64
Shūgyō seshi gakusō
Een leerling-priester, die een opleiding doorlopen heeft.
参内せしかども
Sandai seshika domo
Alhoewel zij [het paleis] binnengegaan is.
Bovenstaande onregelmatige vormen zijn vermoedelijk ontstaan ter vermijding van
lettergreepverdubbelingen zoals shishi of kiki. Naast markering van een in het verleden
gebeurde handeling duidt het flexiemorfeem ki verder aan dat de spreker rechtstreeks bij dit
gebeuren betrokken is geweest, en suggereert het dus een bepaalde vorm van subjectiviteit.
辛く都に帰りき
Karaku miyako ni kaeriki
Moeizaam keerde ik naar de hoofdstad terug.
粮尽きて草の根を食物としき
Kate tsukite kusa no ne o kuimono to shiki (Taketori monogatari, "Hōrai no tama no
eda" 蓬莱の玉の枝)
Onze voorraden raakten uitgeput en wij maakten graswortels tot ons voedsel.
昨日買ひし書を読まむ
Sakujitsu kaishi sho o yomamu
Ik ga het boek lezen dat ik gisteren gekocht heb.
人知らずこそ思ひそめしか
Hito shirazu koso omoisomeshika
Zonder dat ook maar iemand het wist, werd ik verliefd.
酒ありせば飲まましものを
Sake ariseba nomamashi monoo
Mocht er sake geweest zijn, had ik wat gedronken.
Opm.: De eerste twee voorbeelden tonen het gebruik van de SSK, het derde het gebruik van de
RTK. Het vierde voorbeeld toont het gebruik van de IZK, in dit geval via een kakarimusubi
met koso. Het laatste voorbeeld illustreert het gebruik van ki in combinatie met ba ter
uitdrukking van een irrealis.
Van keri wordt de MZK alleen in het Oudjapans teruggevonden, en dan nog enkel in vaste
verbindingen, bv. de negatie (kerazu けらず). Taalhistorisch wordt keri beschouwd als de
versmelting van ki met ww. ari. Op grond daarvan zou keri volgens sommigen de voortduring
van een in het verleden ontstane situatie aanduiden (zie genzaikanryō); de klassieke
tegenhanger m.a.w. van de constructies teiru ている en tearu てある.
石垣のみは今もありけれど
Ishigaki nomi wa ima mo arikeredo
hoewel alleen de stenen muur vandaag nog overblijft.
もみじ葉神代より秋は散りけり
Momijiha kamiyo yori aki wa chirikeri
Al van het tijdperk der goden her, vielen de esdoornbladeren in de herfst af.
65
Wat echter keri het meeste afzet van ki is de toepassing van de verleden tijd op grond van
overlevering i.p.v. subjectieve beleving/waarneming. De vorm keri komt daarom bij uitstek
voor in verhalen, sprookjes, overleveringen, poëzie e.d. en dient mede om het fictieve van het
meegedeelde aan te duiden (episch preteritum).
昔、男ありけり
Mukashi, otoko arikeri
Er was eens een man.
京へ帰りけり
Kyō e kaerikeri
Hij keerde naar de hoofdstad terug.
道知れる人もなくて、惑ひ行きけり
Michi shireru hito mo nakute, madoiikikeri (Ise monogatari, 9)
Er was niemand die de weg kende, en (dus) liepen zij verloren.
Opm.: Shireru is een samenstelling uit de IZK van shiru (他ラ四; = weten, kennen) + de RTK
van ri, een jodōshi dat een onvoltooid aspect aangeeft. Cf. infra.
Een bijkomend gebruik van keri betreft de zgn. poëtische emfase. Hierbij wordt de vorm niet
gebruikt om verleden tijd uit te drukken, maar om een bepaalde uitspraak te beklemtonen.
犬などもかかる心あるものなりけり
Inu nado mo kakaru kokoro aru mono narikeri (Makura no sōshi, 9)
Ja, ook honden zijn wezens met zo'n ziel.
Opm.: Het is dus bij deze jodōshi (net zoals bij alle anderen) belangrijk dat men op de context
let. Bepaalde grammaticale functies worden door bepaalde jodōshi waargenomen, maar de
gebruiksmogelijkheden van die jodōshi zijn niet tot één grammaticale categorie beperkt.
d. Duratief aspect / sonzoku 存続: RI, TARI
Naast de grammaticale categorieën die een vast tijdstip aanduiden, of een vaste tijdschaal
gebruiken om tijden aan te duiden, bestaan er in het Japans ook zgn. aspecten. Zoals de term
zelf het al zegt, zijn aspecten gezichtspunten, of, om het eenvoudig te zeggen "de manier
waarop het er van hier uitziet." Concreet betekent dit dat een aspect ook tijden aanduidt, maar
in verhouding tot de tijd waarop het beschreven gebeuren zelf plaatsvindt.
Eén van zulke aspecten is de sonzoku, die aangeeft dat de handeling niet afgesloten is, dus
voortduurt. Dit houdt niet in dat de handeling aan een bepaald tijdstip gebonden is. Vindt de
rest van het gebeuren dus in de tegenwoordige tijd plaats, dan gebeurt de door sonzoku
aangeduide (doorlopende) handeling ook in de tegenwoordige tijd.
Tevens dekt deze categorie het aspect waarbij een handeling weliswaar afgesloten is, maar het
effect ervan blijvend is. Dit aspect, vaak aangeduid met de term genzai kanryō 現在完了 (lett.
voltooid tegenwoordige tijd), legt dus de nadruk op het resultaat nu van een gebeurtenis
vroeger. Over het algemeen zal de genzai kanryō dus geen verwijzingen naar een toekomstige
ontwikkeling bevatten.
Er zijn twee mogelijkheden om bij een werkwoord het duratieve aspect aan te duiden.
66
▪ Analytische constructie: RYK (+ te て / tsutsu つつ) + hulpww. van "zich bevinden"
(sonzaihojodōshi 存在補助動詞, bv. ari あり, ori をり, iru ゐる, haberi はべり). Dit sluit
ook de beleefdheidswerkwoorden in.
Opm.: Vele auteurs beschrijven de vormen na de RYK als joshi, en behandelen hen
dus niet onder de jodōshi. Wij menen echter de beschrijving onder deze hoofding wel
te kunnen verantwoorden:
a. omdat zowel tsutsu alsook te afgeleid zijn van tsu つ, een jodōshi; en
b. omdat de beschrijving op deze plaats van het duratieve aspect een zeer
specifiek gebruik weergeeft, dat complementair is met het gebruik van ri り bij
yodan-werkwoorden.
猶「憂し」と思ひつつなんありける
Nao "ushi" to omoitsutsu nan arikeru (Ise monogatari, 4)
Nog steeds, ja, dacht hij "wat treurig."
Opm.: Nan is een verkorte vorm van het joshi namu なむ, dat evenals zo ぞ en koso こそ
beklemtonend werkt. Het verlangt van het erop volgende werkwoord de RTK. De eigenlijke
vorm zou dus zijn: omoitsutsu arikeri.
これをも哀れと見て居るに、竹取の翁走り入りていはく
Kore o mo aware to miteoru ni, Taketori no okina hashiriirite iwaku (Taketori
monogatari)
Toen zij ook dit met ontroering gadesloeg, kwam de oude bamboekapper
binnengelopen en sprak:
Opm.: De combinatie van mite + iru is de doorlopende handeling; het joshi に doet hier dienst
als voegwoordelijk partikel met de betekenis: "terwijl, toen."
黒鳥と言ふ鳥、岩の上に集まりをり
Kurodori to iu tori,iwa no ue ni atsumari-ori
De kurodori genaamde vogels hebben zich boven de klippen verzameld.
皆青き衣を着てあり
Mina aoki kinu o kite ari
Allen dragen groene gewaden.
▪ Synthetisch: aanhechting van de jodōshi ri (enkel op yodan- en sahen-werkwoorden) en tari.
Flexie ri
basis
vorm
grondvorm
IZK*
り
ら
り
り
る
れ
れ
ri
ra
ri
ri
ru
re
re
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
rahen
*
Enkel de IZK van yodan-ww. komt in aanmerking. Voor woorden met sahen-flexie geldt MZK als basis.
Net zoals de hierboven besproken gevallen geeft deze vorm een continue, doorlopende
situatie als resultaat van een handeling/toestand of een nog voortlopende handeling aan.
み吉野の山辺に咲ける桜花
Miyoshino no yamabe ni sakeru sakurabana (Kokinshū, 1:60)
De kersenbloesems die in bloei staan op de berghellingen bij Yoshino.
67
Opm.: Dit is een voorbeeld van gebruik in rentaihō van ri; de beschreven situatie is die van
bloemen die aan het bloeien geslagen zijn en dus nu in bloei staan.
士卒の病み伏せりける皆起きぬ
Shisotsu no yamifuserikeru mina okinu
(Ook) De soldaten die gewond rondgelegen hadden, stonden (nu) allen op.
Opm.: Dit is een zeer goed voorbeeld van gecombineerd gebruik van het onvoltooid aspect
samen met keri dat hier verleden tijd aangeeft: het liggen heeft enige tijd geduurd en is nu
beëindigd door het feit dat de soldaten opstaan. De RTK van keri staat hier in juntaihō als
substantivering.
薪負へる人に会ふ
Maki oeru hito ni au
Een brandhout-dragende man tegenkomen.
Opm.: Dit voorbeeld duidt een doorlopende handeling aan: de man heeft het brandhout op een
gegeven ogenblik opgenomen en draagt het nog steeds, wanneer wij hem tegenkomen.
火すでに我が家に移れり
Hi sude ni wagaya ni utsureri
Het vuur is al op mijn huis overgegaan.
Flexie tari
basis
vorm
grondvorm
RYK
たり
た ら
たり
たり
た る
た れ
た れ
tari
tara
tari
tari
taru
tare
tare
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
rahen
壁に書きたる字
Kabe ni kakitaru ji
De tekens die op de muur aangebracht zijn.
夜涼みや川に落ちたる人の音
Yosuzumi ya kawa ni ochitaru hito no oto (Masaoka Shiki 正岡子規, Kanzanrakuboku
寒山落木)
Een avondkoeltje, het geluid van mensen, die in de rivier gevallen zijn
その度、公卿の家十六焼けたり
Sono tabi, kugyō no ie jūroku yaketari (Hōjōki)
Die keer zijn zestien huizen van hoogwaardigheidsbekleders afgebrand.
Opm. De voorbeelden illustreren duidelijk het mechanisme van de genzaikanryō. Bij alle drie
zijn de handelingen (schrijven / een val maken / branden) voltooid, en is het resultaat ervan
(graffiti / zwemmers / verkoolde resten) zichtbaar.
e. Voltooid aspect / kanryō 完了: NU, TSU
Het voltooid aspect dient ertoe, onafhankelijk van het tijdstip waarop een handeling gesteld
wordt, de afgeslotenheid van die handeling of een gebeuren aan te geven. Het dient er tevens
toe, een handeling uit te drukken die van korte duur is, zodat bovendien de klemtoon gelegd
wordt op het plotselinge, of althans de radicale situatieverandering van het gebeuren.
68
Flexie van nu, tsu
basis
vorm
grondvorm
RYK*
ぬ
な
に
ぬ
ぬ る
ぬ れ
ね
nu
na
ni
nu
nuru
nure
ne
RYK
つ
て
て
つ
tsu
te
te
tsu
MZK
RYK
SSK
RTK
つ
る
tsuru
IZK
MRK
つ れ
て よ
tsure
teyo
Flexie
nahen
shimonidan
*
Enkele uitz. (Kamakura-periode) daargelaten komen nahen-ww. niet in aanmerking.
Opm.: Het setsuzokujoshi te て is vermoedelijk rechtstreeks afgeleid van de RYK van dit
jodōshi. Qua gebruik staat het er echter zo los van, dat men gerust gewag kan maken van twee
in feite volledig verschillende vormen. Volgens vele grammatici is het verschil tussen nu en
tsu daarin besloten dat nu meer aangesloten zou worden aan jidōshi en een meer gelijkmatig
afsluiten van een situatie zou aanduiden, terwijl tsu aangesloten zou worden aan tadōshi en
een meer plotse voltooiing van een handeling zou behelzen. Deze uitleg is echter weinig
overtuigend.
花咲きつ
Hana sakitsu
De bloemen zijn in bloei geschoten.
花咲きぬ
Hana sakinu
De bloemen zijn gaan bloeien. / De bloemen staan in bloei.
Opm.: Als men dan al een verschil tussen de twee jodōshi wil aanduiden dan kan men dat best
op deze manier doen, waarbij de bovenste van de twee vertalingen een iets onverwachtere,
snellere actie doet vermoeden.
文書きてむ
Fumi kakitemu
Ik ga (wil) een brief neerschrijven.
船は沈みなむ
Fune wa shizuminamu
Het schip zal vergaan.
Opm.: In beide gevallen worden de hier besproken jodōshi in de MZK gezet en gevolgd door
het toekomst/intentie aanduidende partikel mu. Hier wordt het aspectieve karakter van deze
twee suffixen duidelijk: het feit dat de handeling volledig uitgevoerd, resp. afgesloten wordt,
speelt zich hier niet in het verleden af, maar in de toekomst. Dat houdt tegelijk een gevoel van
vastberadenheid en overmijdelijkheid in. Bij de vertaling kan dit voor problemen zorgen,
omdat het Nederlands eigenlijk niet beschikt over een middel om dit soort nuance uit te
drukken. De enige mogelijkheid is werkwoorden te kiezen die een sterkere klemtoon leggen op
het definitieve, onomkeerbare karakter van de handeling.
ホトトギス鳴きつる方を詠むれば、ただ有明の月ぞ残れる
Hototogisu nakitsuru kata o nagamureba, tada ariake no tsuki zo nokoreru (Senzaishū,
3:161)
Toen ik de richting uitkeek, van waar de koekoek geroepen had, was alleen maar de
maan in de ochtendschemering achtergebleven.
69
Opm.: Ariake is een periode volgens de maankalender tijdens dewelke de maan bij dageraad
nog net zichtbaar is. Zo verlangt van het erna volgende werkwoord de RTK. De vorm hier is de
RTK van nokoreri, hetgeen het onvoltooid aspect is van nokoru (cf. supra). Het ons
interesserende gebruik van tsu: dit jodōshi volgt nu na de RYK van naku. Aangezien de hele
werkwoordelijke expressie dient tot het bepalen van kata, staat het vanzelfsprekend in de RTK.
Het gebruik van tsu als jodōshi toont hier aan dat de koekoek (tot) op een bepaald tijdstip
geroepen had (of zelfs maar één keer) en dan opgehouden was. In duidelijke tegenstelling
daarmee toont de sonzoku van het werkwoord nokoru aan, dat de maan verschenen is, en nog
steeds zichtbaar is.
道の辺に清水流るる柳影「しばし」とてこそ立ち止まりつれ
Michi no be ni
shimizu nagaruru
yanagikage "shibashi" tote koso
tachidomaritsure (Shin Kokinshū, 3:262)
Aan de kant van de weg (viel) de schaduw van de wilg op het stromende klare water;
“momentje” dacht ik en stopte.
Opm.: Duidelijk gaat het hier om een tanka. Alhoewel nagaruru als bepaling dienst doet bij
yanagikage, is dat in het Nederlands niet letterlijk te vertalen  enkel een omschrijving die
een zo dicht mogelijk verband legt tussen die schaduw en het water, is hier de uitweg. Tote
wordt hier, zoals vaak in het klassiek Japans, gebruikt als verkorte vorm van to iite, to omoite,
en dergelijke meer. Tsu, waar ons hoofdoogmerk op is gericht, duidt hier een plotselinge
wijziging in het gebeuren aan: aan het stappen, besluit de spreker plotseling even te gaan zitten.
秋来ぬと目には清かに見えねども、風の音にぞ驚かれぬる
Aki kinu to me niwa sayakani mienedomo, kaze no oto ni zo odorokarenuru (Kokinshū,
4:169)
Dat de herfst er is, is weliswaar met de ogen niet duidelijk te zien, maar het geluid van
de wind heeft me het doen aanvoelen.
Opm.: To doet hier dienst als kakujoshi bij miyu (自ヤ下二 = zichtbaar zijn), ne is de IZK van
zu. Odorokaru 驚かる, het passief, wordt gebruikt in mediopassieve betekenis (cf. supra).
Achter de RYK van odorakaru is nu, een jodōshi voor voltooid aspect gevoegd.
Odorokarenuru staat in de RTK vanwege correlatie met zo. Het dubbele gebruik van het
voltooid aspect duidt het plotse aan van de verandering: plots is de herfst er, en opeens wordt
dit door de spreker opgemerkt door het geluid van de wind.
Zoals de hierboven staande voorbeelden reeds aantonen kunnen de beide jodōshi ook dienen
tot het beklemtonen van situaties of handelingen; dit gebeurt in het echte klassieke Japans ook
nog wel wanneer zij dienst doen als enig suffix, maar wordt later steeds meer beperkt tot het
gecombineerde gebruik met jodōshi die modale functie hebben (d.w.z. de houding van de
spreker uitdrukken). Vb.:
明日こそ友の来つべけれ
Asu koso tomo no kitsubekere
Morgen gaat mijn vriend beslist komen.
神前の酒を取りて、飲みなむとす
Kami mae no sake o torite nominamu to su
Hij heeft de offer-sake genomen en staat op het punt hem te drinken!
Opm.: Beshi is een jodōshi, aan te sluiten aan de SSK, dat de intentie van de spreker, ofwel het
verplichte gebeuren van iets moet aanduiden. De IZK staat hier als correlatie met koso. De
beklemtoning van het feit dat de vriend de volgende dag daadwerkelijk gaat komen ligt op
twee vlakken: ten eerste door het joshi koso, en ten tweede door het gebruik van tsu als jodōshi.
70
Zoals reeds gezien, dient mutosu tot het aanduiden van een toekomstige situatie, of de intentie
een bepaalde handeling te ondernemen. Nu (hier in de MZK) dient ook hier ertoe het reële,
onomkeerbare van de handeling te beklemtonen. Zoals bij alle vorige voorbeelden ook, zien
wij hier eens te meer dat de context heel belangrijk is voor het interpreteren van de bedoeling
die de schrijver of spreker heeft met het gebruik van een bepaalde jodōshi.
Een derde gebruik van de joshi van voltooid aspect is het gebruik als verbindingssuffixen
voor deelzinnen, waarbij het alterneren, of gelijktijdige aflopen van handeling mee uitgedrukt
moet worden. Dit is een functie die pas optreedt vanaf de middeleeuwen. Zij kan het best
vergeleken worden met tsutsu つつ of het modern Japanse tari ~ suru たり~する.
泣きつ笑ひつ物語る
Nakitsu waraitsu mono kataru
Met een lach en een traan, vertelt hij zijn verhaal
泣きぬ笑ひぬし給ふ
Nakinu warainu shi-tamau
Hij huilt en hij lacht
Opm.: De oorsprong van dit gebruik uit het voltooid aspect is duidelijk zichtbaar: het gaat hier
immers om handelingen, die telkens korte tijd duren en dan weer stoppen, om door een ander
gebeuren afgelost te worden. Daarmee beantwoorden de naast elkaar geplaatste handelingen
elk voor zich aan de criteria voor voltooid aspect.
2.1.3. Modaliteit
De grammaticale categorieën die wij nu gaan bespreken, hangen samen met de gevoelens,
uitingen van wilskracht, en het oordeel die het onderwerp en/of de spreker tot uitdrukking
brengen via jodōshi. Aangezien het om het soort houding gaat, kunnen vele van deze
categorieën vergeleken worden met de modi zoals wij die uit het Latijn kennen. Vandaar dat
men ook kan spreken over "modale jodōshi."
a. Twijfel of veronderstelling / suiryō 推量: MU, MUZU, RAMU (RAN), KEMU (KEN),
MASHI, RASHI, BESHI, BERANARI, MERI en NARI
De twijfelende wijs wordt in het klassiek Japans gevormd door het verbinden van
werkwoorden met jodōshi die een twijfelende houding van de spreker i.v.m. een toestand of
situatie, een handeling, of een gebeuren moeten uitdrukken. Er zijn een heel aantal
verschillende suffixen die daartoe gebruikt worden: mu, muzu, ramu (ran), kemu (ken), mashi,
rashi, beshi, beranari, meri, en nari. Deze suffixen onderscheiden zich voor het merendeel
van elkaar door het tijdsstip waarop zij betrekking hebben.
Flexie mu, muzu
basis
vorm
grondvorm
む
MZK
mu
む
ず
muzu
MZK
RYK
SSK
Ø
Ø
む
mu
Ø
Ø
む
ず
muzu
RTK
む
IZK
MRK
Flexie
む
め
mu
me
Ø
yodan
Ø
sahen
ず
る
muzuru
む
ず
れ
muzure
71
Deze jodōshi zijn reeds behandeld onder de rubriek toekomst-aanduidende flexiemorfemen.
In de toepassing die wij nu bespreken, drukken de jodōshi een vermoeden en/of twijfel van de
spreker t.a.v. een huidig of toekomstig gebeuren uit.
明日雨降らむ
Asu ame furamu
Morgen zou het best eens kunnen regenen [maar dat is niet zeker].
今日人多からむ
Kyō hito ōkaramu
Vandaag zijn er beslist veel mensen / Vandaag zullen er beslist veel mensen komen
花咲き居らむ
Hana sakioramu
De bloemen zullen wel in bloei staan.
Opm.: Het duidelijkst wordt het gebruik van mu in twijfelende vermoedende wijs bij vragen:
少納言よ、香炉峰の雪、いかならむ
Shōnagon yo, Kōrohō no yuki, ika naramu (Makura no sōshi, 299)
Zeg, Shōnagon, hoe zou de sneeuw op de Xiānglúfēng (berg) zijn?
Opm.: Mu wordt ook veel gebruikt om het categorische van een uitspraak te verminderen, en
heeft dan nauwelijks nog enige vermeldenswaardige betekenis. Dit gebeurt vaak bij gebruik in
rentaihō.
この鳥、姿醜けれども、鳴かむ声は愛らし
Kono tori, sugata minikukeredomo, nakamu koe wa airashi
Die vogel: hij ziet er niet uit, maar zijn (zang-)stem is mooi.
Flexie ramu
basis
vorm
grondvorm
SSK*
ramu
ら
む
MZK
RYK
SSK
Ø
Ø
ramu
ら
む
RTK
ら
む
ramu
IZK
ら
め
rame
MRK
Flexie
Ø
yodan
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Het jodōshi ramu duidt twijfel of onzekerheid aan i.v.m. met een gebeuren of toestand in de
(voor de spreker) tegenwoordige tijd. De betreffende toestand of situatie ligt buiten het
waarnemingsbereik van de spreker of is niet doorzichtig. Vanaf de Heian-literatuur kan men
ran らん als variante vorm aantreffen. Vb.:
山は今美しかるらむ
Yama wa ima utsukushikaruramu
De bergen zullen nu wel mooi zijn.
Opm.. Utsukushikaruramu: is een keiyōshi met kari-flexie, en zoals boven aangegeven, wordt
ramu daarbij aan de RTK aangesloten. Nite is een partikel (joshi) dat ertoe dient een
bijwoordelijke bepaling aan te duiden, in dit geval van plaats.
家にて泣くらむ子を思ふ
Ie nite nakuramu ko o omou
72
Ik denk aan m'n kind dat wellicht thuis zit te huilen.
白露の色は一つを、いかにして秋の木の葉を千々に染むらん
Shiratsuyu no iro wa hitotsu o, ikanishite aki no konoha o chiji ni somuran (Kokinshū,
5:257)
De witte dauw heeft toch maar één kleur - hoe verft hij dan de herfstbladeren op
duizend verschillende wijzen?
Opm.: O を doet hier dienst als voegwoordelijk partikel (setsuzokujoshi) dat een tegenstellende
(in dit geval) verbinding van twee zinnen moet aanduiden.
鶴は鳴く声雲居まで聞こゆらん
Tsuru wa naku koe kumoi made kikoyuran
De roepende stem van de kraanvogel is wellicht tot in de wolken hoorbaar.
Flexie kemu
basis
vorm
grondvorm
RYK
kemu
け
MZK
RYK
SSK
Ø
Ø
kemu
む
け
RTK
む
け
IZK
む
け
kemu
MRK
Flexie
Ø
yodan
め
keme
Vanaf het Heian-tijdperk werd kemu vaak geschreven en/of gelezen als ken け ん .
Etymologisch gezien is kemu vermoedelijk een samenstelling uit een vroegere MZK van ki (=
ke け) met mu む. Dit jodōshi dient tot het uitdrukken van onzekerheid i.v.m. met een
gebeuren dat in het verleden plaatsvond. In sommige gevallen wordt het ook gebruikt om
overlevering, of door anderen vertelde situaties aan te duiden (denbun 伝聞). Vb.:
京は暑かりけむ
Kyō wa atsukarikemu
In de hoofdstad was het waarschijnlijk warm.
我が妻のありけむ家へ案内せよ
Wagatsuma no arikemu ie e annai seyo
Breng mij naar het huis waar mijn vrouw (volgens zeggen) geweest zou zijn.
この文書きたるは紫にこそありけめ
Kono bun kakitaru wa Murasaki ni koso arikeme
De persoon die deze brief geschreven heeft, moet Murasaki geweest zijn.
など故郷に我帰りけむ
Nado furusato ni ware kaerikemu
Waarom ben ik nu toch naar mijn geboorteplaats teruggekeerd?
Flexie mashi
basis
vorm
grondvorm
MZK
ま
MZK
ま
し
mashi
SSK
Ø
mashi
RTK
IZK
MRK
Flexie
Ø
onr.
せ
mase
ま
RYK
し
か
mashika
ま
し
ま
し
mashi
ま
し
か
mashika
73
Van de jodōshi die een vermoeden weergeven, drukt mashi de grootste onzekerheid uit: door
mashi te gebruiken geeft de spreker in feite aan dat hij een bewering bijzonder
onwaarschijnlijk acht. Mase, de oude MZK-vorm, was nog springlevend in de Nara-literatuur,
maar moest gaandeweg het veld ruimen voor de jongere MZK-variant mashika. Drie nuances
worden door mashi gedekt: contrafactuele overweging, vermoeden, en intentie. Vb.:
試験なからましかばと思ふ
Shiken nakaramashikaba to omou
Ik wou dat er geen examens waren
たれか言はまし
Tare ka iwamashi
Wie zou me dat kunnen zeggen (niemand, toch?)
Bij de contrafactuele overweging beeldt de spreker zich een situatie in die met de realiteit in
tegenspraak is. Daarbij kan mashi zowel toegepast worden in de hoofdzin die de
hypothetische situatie schetst, als in de bijzin die de effecten van de hypothetische situatie
beschrijft. Binnen deze toepassing wordt mashi vaak gevolgd door de partikels o を of monoo
ものを, die beide nadruk leggen op het irreële karakter van de beschreven situatie.
あの山なからましかば月もかくれざらましを
Ano yama nakaramashikaba tsuki mo kakurezaramashi o
Ware die berg er niet geweest, dan zou de maan niet verborgen zijn!
Wanneer mashi een vermoeden uitdrukt, klinkt door de uitspraak de nuance van sterke
onzekerheid door. Heel vaak treft men deze toepassing aan in een inwendige monoloog of als
deel van een retorische vraag.
敵の近きを誰か知らまし
Teki no chikaki o tareka shiramashi
Weet iemand wel dat de vijand nabij is?
Als suffix dat een intentie aangeeft, wijst mashi vooral op het onzekere karakter van de
intentie.
これに何を書かまし
Kore ni nani o kakamashi
Wat zou ik hier [op dit papier] schrijven?
誘ひあらば行かまし
Sasoi araba ikamashi
Op uitnodiging wil ik wel gaan.
Flexie rashi
basis
vorm
grondvorm
SSK*
ら し
rashi
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
Ø
Ø
ら し
ら し
ら し
rashi
rashi
rashi
Ø
Ø
Ø
onr.
shikukatsuyō†
Ø
ら し く
ら し
ら し き
rashiku
rashi
rashiki
74
ら し か ら
ら し か り
rashikara rashikari
ら し
ら し か る
rashi
rashikaru
Ø
Ø
karikatsuyō†
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Flexies die pas sedert de Muromachi-periode ingang vonden.
†
Rashi drukt een vermoeden over een tegenwoordig gegeven uit (genzaisuiryō 現在推量).
Anders dan ramu heeft rashi betrekking op vermoedens die sterker gefundeerd zijn omdat ze
een uitspraak doen over omstandigheden die binnen het waarnemingsbereik van de spreker
liggen. Vanaf de 13e eeuw ging rashi zich meer en meer als een adjectief gedragen en nam
het  de afwezigheid van IZK- en MRK-vormen niet te na gesproken  een dito
flexiepatroon (shiku- en kari-flexie) over. Vb.:
遊びあるらし
Asobi arurashi
Er is blijkbaar een concert gepland
かの舟をこそ出だすらし
Kano fune o koso idasurashi
Ze gaan kennelijk dat schip uitsturen
寒からし
Samukarashi
Het moet er wel koud zijn
冬過ぎて春来たるらし
Fuyu sugite haru kitarurashi
Het lijkt wel dat de winter erop zit, en de lente is aangebroken
Flexie beshi
basis
SSK*
vorm
grondvorm
べ
し
beshi
MZK
RYK
Ø
beku
べ く
べ か ら
べ か り
bekara
bekari
SSK
べ
し
RTK
IZK
MRK
Flexie
ku-katsuyō
karikatsuyō
べ き
べ け れ
beshi
beki
bekere
Ø
Ø
(bekaru)
Ø
Ø
べ か る
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Bij de aansluiting van beshi-flexievormen maakt de klassieke auteur vaak gebruik van
gesyncopeerde vormen. Dit is bv. het geval bij de RTK waar bei べい de bekorte versie is van
beki べき, en waar bekameri べかめり en bekanari べかなり in de plaats komen van de
regelmatige constructies bekarumeri べかるめり en bekarunari べかるなり. Variatie doet
zich ook voor in de RYK waar byō べう de gesyncopeerde vorm van beku べく is.
Het jodōshi beshi heeft een hele waaier van functies, en welke het op een specifieke plaats
vervult is van de context afhankelijk. Naast de reeds besproken potentialis-functie, kan beshi
twijfel of onzekerheid aanduiden. Met name wijst beshi specifiek op de waarschijnlijkheid of
onwaarschijnlijkheid dat een handeling gaat gebeuren. Beshi betreft m.a.w. een door
onzekerheid beperkte mogelijkheidsvorm (zie potentialis), of een twijfelende vorm die een
grotere waarschijnlijkheid uitdrukt dan mu.
死ぬべき
75
Shinubeki
Zij die gaan sterven.
さあるべくば
Sa arubekuba
Als het zo was ...
車より落ちぬべう惑ひ給ふ
Kuruma yori ochinubyō madoi-tamau
Zij was zo verward, dat zij van de wagen had kunnen vallen.
Flexie beranari
basis
vorm
grondvorm
SSK*
beranari
べ ら な り
MZK
RYK
Ø
berani
べ ら に
SSK
RTK
IZK
べ ら な り
べ ら な る
べ ら な れ
beranari beranaru beranare
MRK
Flexie
Ø
narikatsuyō
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Dit morfeem drukt een vermoeden uit dat doorgaans op visuele indrukken gegrond is.
Beranari is tot stand gekomen uit de stam be van het morfeem beshi dat via het
adjectiverende suffix ra met het koppelwerkwoord nari verbonden is. Het werd tijdens de
vroege Heian-periode geïntroduceerd in Kanbun kundoku 漢 文 訓 読 (in het Japans
geparafraseerde Chinese teksten) en werd door waka-auteurs opgepikt, maar bleef uit
dagboekliteratuur of monogatari geweerd. Dat laat vermoeden dat de constructie tot het
register van de informele mannentaal behoorde. Na de Muromachi-tijd raakte de verbinding
uiteindelijk in onbruik. Vb.:
秋の夜の月のひかりしあかければくらぶの山も越えぬべら也
Aki no yo no tsuki no hikari shi akakereba Kurabu no yama mo koenu beranari
(Kokinshū, 4:195)
Het schijnsel van de avondlijke herfstmaan is zo fel, dat men zelfs over de berg de
Kurabu zou kunnen klimmen
鳴き止むる花しなければ鶯も果てはもの憂くなりぬべらなり
Nakitomuru hana shi nakereba uguisu mo hate wa monouku narinu beranari
(Kokinshū, 128)
Nu er geen bloesems meer zijn, die hij met z'n gezang wou beletten te vallen, lijkt ook
de struikzanger er geen zin meer in te hebben
久方の天つ空にも住まなくに人はよそにぞ思ふべらなる
Hisakata no amatsusora ni mo sumanaku ni hito wa yoso ni zo omou beranaru
(Kokinshū, 15:751)
Hoewel ik niet in een ver verwijderd hemelruim of zo vertoef, lijkt die man mij te
beschouwen als een wereldvreemd geval!
Flexie meri
basis
vorm
grondvorm
SSK*
meri
め り
MZK
RYK
SSK
Ø
め り
め り
meri
meri
RTK
め
る
meru
IZK
め
れ
mere
MRK
Flexie
Ø
rahen
76
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Analoog met de onder beshi besproken situatie, is er bij meri sprake van syncopering. Dat is
vooral het geval voor de eindlettergreep ru van de SSK-basis die voor meri naar een n
overgaat (bv. anmeri あ ん め り ) of zelfs integraal wegvalt (bv. ameri あ め り ). Het
flexiemorfeem meri treft men enkel in teksten uit de Heian- en Kamakura-periode aan, en is
vermoedelijk ontstaan uit de fusie van mu む + ari あり.
Meri duidt een lichte onzekerheid aan i.v.m. een gebeurtenis of handeling in de
tegenwoordige tijd, of eventueel een extratemporele vaststelling. Vaak is die onzekerheid zo
gering dat meri dienst lijkt te doen als afzwakkend partikel, d.w.z. om de uitspraak minder
apodictisch te laten overkomen. Een verbinding met ki き is mogelijk, en in dat geval dient meri tot het aanduiden van twijfel en/onzekerheid i.v.m. met een gebeuren in het verleden.
Vb.:
花を取らすめり
Hana o torasumeri
Hij laat blijkbaar (iemand) bloemen plukken.
木の下にて童ぞ泣くめる
Konoshita nite warawa zo nakumeru
Onder die boom lijkt wel een kind te huilen!
龍田川紅葉乱れて流るめり
Tatsutagawa momiji midarete nagarumeri (Kokinshū, 5:283)
Op de Tatsuta-rivier drijven de herfstbladeren, door elkaar gemengd.
Opm.: Het is duidelijk dat de onzekerheid of twijfelachtigheid hier niet erg sterk beklemtoond
wordt: in het eerste voorbeeld is het een zwakke aanduiding van onzekerheid die niet strikt
noodzakelijk is, en in het derde voorbeeld kan men dit jodōshi bijna niet vertalen, zonder de
oorspronkelijke tekst geweld aan te doen.
Flexie nari
basis
vorm
grondvorm
SSK*
nari
な り
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
Ø
な り
な り
な る
な れ
nari
nari
naru
nare
MRK
Flexie
Ø
rahen
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Nari drukt een veronderstelling uit die gebaseerd is op informatie uit de tweede hand. Ook
kan het jodōshi aangeven dat de spreker bepaalde informatie rechtstreeks gehoord heeft.
Beide nuances hebben in elk geval gemeen dat informatie gebaseerd is op auditieve bronnen.
De ww. die voor nari staan zullen dan ook een akoestisch gegeven insluiten of verwijzen naar
andermans woorden of naar geruchten in het algemeen. Op de ontbrekende MZK, MRK en
chūshikei na, stemt het flexiepatroon integraal overeen met dat van het
koppelwerkwoordelijke nari. Als aansluitvorm geldt evenwel de SSK, met de gebruikelijke
uitzondering voor de rahen-groep die de RTK aanneemt. Vb.:
柿くへば鐘が鳴るなり法隆寺
Kaki kueba kane ga naru nari Hōryūji (Masaoka Shiki, Kanzanrakuboku)
Toen ik een kaki at, hoorde ik klokken luiden,- De Hōryūji
よしよし、とのゐ人もみな起きぬなり
77
Yoshi yoshi, tonoibito mo mina okinu nari (Genji, "Ukifune")
Prima; ook de mannen van de wacht zijn blijkbaar allemaal op
男もすなる日記といふもの
Otoko mo su naru nikki to iu mono (Tosa nikki, 20:27)
Dagboeken waarvan men zegt dat ook mannen die bijhouden.
京に上るなりき
Miyako ni noboru nariki.
Hij ging naar verluidt naar de hoofdstad
b. Desideratief / kibō 希望: MAHOSHI, TASHI, MŌSHI
Flexie mahoshi, tashi
basis
vorm
grondvorm
MZK
RYK
ま
Ø
MZK
RYK
ま
ほ
た し
tashi
く
shiku
し
mahoshi
ほ
mahoし
ま
ほ
ま
SSK
RTK
ま
ま
ほ
し
mahoshi
ほ
ほ
IZK
ま
Flexie
Ø
shikukatsuyō
Ø
karikatsuyō
ほ
maho-
maho-
し き
し け れ
shiki
shikere
ま
MRK
ほ
maho-
maho-
し か ら
し か り
shikara
shikari
た く
た く
た し
た き
た け れ
taku
taku
tashi
taki
takere
Ø
Ø
takaru
Ø
Ø
た か ら
た か り
takara
takari
Ø
mahoし か る
Ø
shikaru
た か る
kukatsuyō
karikatsuyō
De verlangende wijs of desideratief werd in het klassiek Japans geformuleerd door
gebruikmaking van de jodōshi mahoshi of tashi. Mahoshi, dat afgeleid is van maku (een
genominaliseerde vorm van het intentie-partikel mu) + het shiku-adjectief hoshi, en dat
vergeleken bij tashi een veel oudere geschiedenis kent, volgt op de MZK en flecteert volgens
een shiku-adjectief.
Net als het moderne tai たい sluit tashi, dat door een ku-flexie gekenmerkt wordt, aan op de
RYK. Anders dan het moderne tai kunnen beide jodōshi de nuance uitdrukken dat de spreker
verlangt dat de toegesprokene of een derde een bepaalde handeling stelt. Vb.:
京に上らまほし / 京に上りたし
Miyako ni noboramahoshi / Miyako ni noboritashi
Ik wil naar de hoofdstad gaan
本日京へ立たれたし
Honjitsu Miyako e tataretashi
Ik wil dat je vandaag naar de hoofdstad vertrekt.
あらまほしきは梅が香を
Aramahoshiki wa umegaka o (Enkyokushū 宴曲集, 1: "Haru" 春)
78
Wat ik nodig heb is het aroma van pruimenbloesems / Ideaal ware het parfum van
pruimenbloesems.
篳篥はいとかしがましく、秋の虫をいはば、くつわむしなどの心地して、う
たてけぢかく聞かまほしからず
Hichiriki wa ito kashigamashiku, aki no mushi o iwaba, kutsuwamushi nado no
kokochi shite, utate kejikaku kikamahoshikarazu (Makura no sōshi, 9)
Wat maakt de bamboefluit een kabaal; net het timbre van een sabelsprinkhaan, om het
met herfstbeestjes te zeggen. Jammer, maar zo dichtbij wil ik er niet naar luisteren.
Flexie mōshi
basis
vorm
grondvorm
MZK
mōshi
ま う し
MZK
RYK
Ø
mōku
ま う く
SSK
ま う し
mōshi
RTK
まうき
mōki
IZK
ま う け れ
mōkere
MRK
Flexie
Ø
ku-katsuyō
De verzuchting dat iets niet zou gebeuren, wordt uitgedrukt met het flexiemorfeem mōshi.
Vb.:
この君の御童姿いと変へまうく思せど、十二にて御元服し給ふ
Kono Kimi no ōnwarawasugata, ito kaemōku obosedo, jūni nite ōngenpuku shitamau
(Genji, "Kiritsubo")
Hij wou hoegenaamd niets veranderd zien aan de kind-status van de prins, maar bij
diens twaalfde levensjaar verrichte men de meerderjarigheidsritus.
c. De ontkenning / uchikeshi 打消 = hitei 否定: ZU
Terwijl het klassiek Japans over geen talige middelen beschikt om affirmatie of bevestiging
uit te drukken, kan het van twee procédés gebruik maken om de inhoud van een zin of
constituent te ontkennen. Het meest courant wordt een ontkenning uitgedrukt door het gebruik
van een ontkennende uitgang, zoals bv. de jodōshi zu ず, ji じ en maji まじ. Dergelijke
negatie-elementen kunnen echter heel wat meer impliceren dan een loutere ontkenning. Zo
brengen de laatste twee negatiesuffixen de twijfelende resp. intentionele houding van het
onderwerp tot uiting. Naast morfologische ingrepen kan de ontkenning tevens lexicaal tot
stand gebracht worden. Hier betreft het met name het negatie-adjectief nashi なし ("afwezig
zijn, niet voorhanden zijn, (euf.) aflijvig zijn"; overigens stamverwant met het jodōshi nu ぬ,
cf. infra), dat de betekenis van een taigen ontkent en de negatieve pendant van ari あり ("zijn,
hebben, bestaan") genoemd kan worden. Toch nemen de zgn. uchikeshi no jodōshi 打消の助
動詞 de hoofdmoot van de negatie-elementen voor hun rekening.
Flexie zu
basis
MZK
vorm
grondvorm
MZK
な
ず
ず
ぬ
ね
ず
[na]
zu
nu
ざ ら
ざ り
zara
zari
zu
Ø
zu
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
ne
Ø
onr.
ざ る
ざ れ
ざ れ
zaru
zare
zare
rahen
Binnen dit duale flexiepatroon wordt de onregelmatige flexie van zu het vaakst toegepast in
combinatie met joshi (bv. ba, te, do enz.), of in posities waar zu de zin afsluit. De rahen-flexie
79
diende aanvankelijk als aansluitbasis voor andere jodōshi, en verdrong het onr. zu met name
uit de MZK- en MRK-toepassingen. Mettertijd gingen beide flexies echter ongedifferentieerd
door elkaar gebruikt worden, en werden paren als neba ねば vs. zareba ざれば en nedo ねど
vs. zaredo ざれど bv. mogelijk.
Opmerkelijk is het hybride karakter van de onregelmatige flexie, die sporen van een
schimmig negatiemorfeem, gereconstrueerd als nu ぬ, in zich draagt. Uit Nara-teksten kan
men opmaken dat deze vorm na な en ni に resp. als MZK- en RYK-vorm had en dus
vermoedelijk een yodan-flexie regeerde. Sporen van deze archaïsche negatievorm vinden we
nog in jongere teksten, nl. in de tangconstructie na ~ so な~そ die een negatieve bevelsvorm
betreft. Andere voorbeelden zijn naranaku ni ならなくに ("ondanks het niet-voorhanden
zijn"; -ku fungeert hier als een archaïsch nominaliseringssuffix dat op de MZK aangesloten
wordt) en shirani 知らに ("niet wetend"; de suspensieve vorm van het meer gangbare shirazu
知らず). Voorbeelden van het "modernere" zu in context zijn:
国のため君のために、止むことを得ずしてなすべき事多し
Kuni no tame kimi no tame ni, yamu koto o ezu shite nasu beki koto ōshi
(Tsurezuregusa, 123)
Talrijk zijn de dingen waarvan men zich node voor vorst en vaderland kwijten moet
義を見てせざるは勇無き也
Gi o mite sezaru wa yū naki nari (Rongo)
Hij heeft geen moed, die het juiste ziet maar niet doet
松が枝の地に着くまで降る雪を見ずてや妹が隠り居るらむ
Matsugae no tsuchi ni tsuku made furu yuki o mizute ya imo ga komori oruramu
(Man'yōshū, 20:4439)
Waarom zou je je terugtrekken en kijk je niet hoe de pijntakken onder de sneeuwval de
grond zullen raken?
Tot slot vermelden we nog een type gebruik dat voornamelijk stilistisch gemotiveerd wordt,
en ook in westerse stijlboeken onder de noemer "litotes" beschreven wordt. Bij deze dubbele
ontkenning beoogt de auteur niet zozeer de zinsnegatie op zich, maar tracht hij door het
negatie-element te ontkennen een sterker affirmatief effect te bereiken. Vb.:
故なきにあらず
Yue naki ni arazu
niet zonder reden / terecht
書を読まざるべからず
Sho o yomazaru bekarazu
je mag het boek niet ongelezen laten / je moet beslist het boek lezen
d. Negatieve twijfel of veronderstelling / uchikeshisuiryō 打消し推量: JI, MAJI,
MASHIJI
80
Flexie ji
basis
vorm
grondvorm
MZK
ji
じ
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
Ø
Ø
じ
じ
じ
ji
ji
ji
MRK
Flexie
Ø
onr.
Negatieve twijfel wordt aangegeven door het morfeem ji, dat op statische wijze flecteert dus
eigenlijk onveranderlijk is. Ji geldt als de negatieve tegenhanger van mu, en kan derhalve
naast negatieve twijfel ook negatieve intentie, wil of verlangen (uchikeshiishi 打消し意志)
uitdrukken. Ji suggereert dus dat een gebeuren "zeker niet zo zal zijn" (twijfelende wijs), of
dat de spreker "niet voornemens, niet willens" is in de toekomst een bepaalde handeling te
stellen. Tot in de Heian-tijd bleef ji in de Japanse taal gangbaar, maar gold vanaf de
Kamakura-literatuur stilaan als een archaïsche taalvorm. Vb.:
風にこそ知られじ
Kaze ni koso shirareji (Shinshokukokin wakashū, 153)
het zal wellicht niet door de wind bekend worden
一生の恥、これに過ぐるはあらじ
Isshō no haji, kore ni suguru wa araji (Taketori monogatari)
Van alle schandes in mijn leven, zal er geen één deze overtreffen
法師ばかりうらやましからぬものはあらじ
Hōshi bakari urayamashikaranu mono wa araji (Tsurezuregusa, 1)
Er zijn wellicht geen zo onbenijd als priesters.
家の辺りだに今は通らじ
Ie no atari dani ima wa tōraji (Taketori monogatari)
Zelfs in de buurt van het huis ben ik thans niet van plan te passeren
明日は外に出でじ
Asu wa soto ni ideji
Ik ben niet van plan morgen uit te gaan
Flexie maji, mashiji
basis
vorm
grondvorm
ま じ
SSK*
maji
MZK
RYK
SSK
Ø
ま じ く
ま じ
ま じ き
ま じ け れ
majiku
maji
majiki
majikere
Ø
ま じ か ら
ま じ か り
Ø
majikaru
Ø
Ø
ま し じ
ま し じ き
Ø
Ø
majikara majikari
ま し じ
mashiji
Ø
Ø
RTK
ま じ か る
mashiji mashijiki
IZK
MRK
Flexie
shikukatsuyō
karikatsuyō
shikukatsuyō
*
Voor woorden met rahen-flexie geldt de RTK als basis.
Het flexiemorfeem maji, afgeleid van de Oudjapanse protovorm mashiji, vormt de negatieve
tegenhanger van beshi en dekt bijgevolg naast de negatieve twijfel een brede waaier aan
subjectieve houdingen (modaliteiten): negatieve intentie, scepsis, onmogelijkheid,
81
weigerachtigheid, nodeloosheid, ongepastheid en verbod. Maji zou taalhistorisch teruggaan
op een combinatie van het suiryō-morfeem mu in de MZK (ma), gevolgd door het
bovengenoemde ji. Anders dan dat morfeem bleef maji in de Japanse taal verankerd en
ontwikkelde zich tot de moderne zij het schrijftalige verschijningsvorm mai まい.
け
堀江越え遠き里まで送り来る君が心は忘らゆましじ
Horie koe tōki sato made okurikeru kimi ga kokoro wa wasurayu mashiji (Man'yōshū,
20:4482)
Je gevoelens, over de kanalen heen tot dit verre dorp overgebracht, zal ik nimmer toch
vergeten
さて冬枯のけしきこそ、秋にはをさ/\劣るまじけれ
Sate fuyugare no keshiki koso aki ni wa osaosa otorumajikere (Tsurezuregusa, 19)
Echt, het barre winterlandschap hoeft zeker niet voor de herfst onder te doen
容易く人寄り来まじき家を作りて
Tayasuku hito yorikumajiki ie o tsukurite (Taketori monogatari)
Hij bouwde een huis dat niet zomaar door anderen genaderd zou/kon worden, en ...
猶仕う奉るまじき事を、参りて申さむ
Nao tsukōmatsurumajiki koto o, mairite mōsamu (Taketori monogatari)
Ik zal bericht uitbrengen, dat ik nog niet van plan ben [aan het hof] te dienen,
今日の見参は有るまじかりつるを
Kyō no kenzan wa arumajikaritsuru o (Hiramatsukebon Heike monogatari 平松家本
平家物語, 1: "Giō" 義王)
Hoewel onze ontmoeting vandaag niet had mogen plaatsvinden
Naast bovenstaande negatieconstructies met de jodōshi zu, ji, maji en het keiyōshi nashi kan
ook het setsuzokujoshi de で een ontkennende betekenis uitdrukken. Deze vorm wordt
uitgelegd als een aansluiting van het setsuzokujoshi te て op ni に, de RYK van het jodōshi nu
ぬ (cf. sup.). Tegen de Heian-periode assimileerde nite にて zich dan uiteindelijk tot de. Het
partikel volgt op de MZK en mag zowel middenin de zin als aan het eind ervan geplaatst
worden. Vb.:
思ふこと成らでは、世の中に生きてなにかせん、と思ひしかば、ただ空しき
風にまかせてありく
Omou koto naradewa, yo no naka ni ikite nani ka sen, to omoishikaba, tada munashiki
kaze ni makasete ariku (Taketori monogatari)
"Wat leef ik hier op aarde nog, nu mijn verwachtingen niet uitkomen," dacht ik, en
dolend laat ik me slechts over aan de ijdele wind.
Opm.: In de constructie omoishikaba zien we een toepassing van het gebruik van de IZK voor
het partikel ba dat hier een causaal of consecutief verband uitdrukt.
e. Comparatief / hikyō 比況: GOTOSHI, GOTOKUNARI
Overeenkomst of gelijkenis wordt in het klassiek Japans uitgedrukt met het jodōshi gotoshi 如
し / 若し, dat mettertijd ook werd aangewend om begrippen indirect en omschrijvend te
82
benoemen (perifrase) of als woord dat de opsomming van voorbeelden afrondt. Met
uitzondering van de IZK en de MRK, die beide ontbreken, gedraagt gotoshi zich qua flexie als
een ku-adjectief.
Flexie gotoshi
basis
RTK /
taigen*
vorm
grondvorm
ご と し
gotoshi
MZK
RYK
SSK
RTK
Ø
ご と く
ご と し
ご と き
gotoku
gotoshi
gotoki
IZK
MRK
Flexie
Ø
Ø
kukatsuyō
*
Beide bases vaak gevolgd door ga が; taigen ook nog gevolgd door no の.
我がごとく京に参れ
Wa ga gotoku Miyako ni maire
Kom net als ik naar de hoofdstad
おごれる人も久しからず,ただ春の夜の夢のごとし
Ogoreru hito mo hisashikarazu, tada haru no yo no yume no gotoshi (Heike, 1: "Gion
shōja" 祇園精舎)
De hovaardigen redden het niet lang, net zolang als maar een droom op een lentenacht
涙,雨の脚のごとくこぼる
Namida, ame no ashi no gotoku koboru (Utsubo monogatari, 7)
Er vielen tranen als striemen van een regenbui
黒き革籠三合を置けり。すなはち和歌・管絃・往生要集ごときの抄物を入れ
たり
Kuroki kawago sangō o okeri. Sunawachi waka, kangen, Ōjōyōshū gotoki no shōmotsu
o iretari (Hōjōki)
Ik had drie zwartleren dozen geplaatst. Om er excerpten waaronder waka, partituren,
de Ōjōyōshū en dergelijke in te leggen.
松島は笑ふが如く,象潟はうらむがごとし
Matsushima wa warau ga gotoku, Kisagata wa uramu ga gotoshi (Oku no hosomichi)
Is Matsushima als een lach, dan is Kisagata als een wrevel.
Flexie gotokunari
basis
vorm
grondvorm
ご と く
ご と く
ご と く
ご と く
ご と く
ご と く
ご と く
RTK /
taigen*
gotoku
gotoku
gotoku
gotoku
gotoku
gotoku
gotoku
な り
な ら
に
な り
な る
な れ
な れ
nari
nara
nari / ni
nari
naru
nare
nare
MZK
RYK
な り
SSK
RTK
IZK
MRK
Flexie
narikatsuyō
*
Beide bases vaak gevolgd door ga が; taigen ook nog gevolgd door no の.
Gotokunari 如くなり kwam tot stand uit de verbinding van gotoku (RYK van gotoshi) met
het koppelwerkwoord nari. Het drukt gelijkheid, gelijkenis of vergelijkbaarheid uit tussen
twee entiteiten.
海の上、昨日のごとくに風波見えず
83
Umi no ue, kinō no gotoku ni kazenami miezu (Tosa nikki)
Op zee is er net als gisteren wind noch golfslag te bespeuren
ぢ
即ち地を掘りて封を開く。封、皆替はらずして本の如く也
Sunawachi ji o horite fū o hiraku. Fū mina kawarazu shite moto no gotoku nari
(Konjaku monogatari, 9:37)
Men dolf meteen de verzegelde potten uit de grond op en opende ze. Ze waren
allemaal intact en in oorspronkelijke toestand.
松の色は青く、磯の波は雪のごとくに
Matsu no iro wa aoku, iso no nami wa yuki no gotoku ni (Tosa nikki)
De pijnbomen zijn groen van kleur, en de golven aan de kust zijn als sneeuw zo wit
富の来たること、火の乾けるにつき、水のくだれるに従ふがごとくなるべし
Tomi no kitaru koto, hi no kawakeru ni tsuki, mizu no kudareru ni shitagau ga gotoku
naru beshi (Tsurezuregusa, 217)
De verwerving van rijkdom zou dan net zo zijn als vuur dat in droge waar slaat, of
water dat naar het afwaartse stroomt.
f. Repetitief / hanpuku 反復: U
Flexie u
basis
MZK
vorm
grondvorm
MZK
RYK
SSK
RTK
IZK
MRK
ふ
は
ひ
ふ
ふ
へ
へ
u
wa
i
u
u
e
e
Flexie
yodan
Dit Nara-morfeem wordt aangesloten op de MZK van yodan-werkwoorden en drukt repetitie,
voortduring of voortgang uit. Op grond van z'n suffix-achtige gedrag wordt dit morfeem
doorgaans tot de categorie achtervoegsels gerekend. Het is overigens niet uitzonderlijk dat de
MZK-basis bij aanhechting van u een klankverandering ondergaat. Daarbij volgt de spelling
eigenlijk de toenmalige uitspraakpraktijk en wisselt de a-klank o.i.v. /u/ naar een o. Bv.
uchisusurou うちすすろふ (snotteren), utsurou 移ろふ (veranderen).
2.2. Partikels: joshi 助詞
Dit is het laatste en tegelijk belangrijkste type onveranderlijke gebonden woorden. Eenvoudig
gesteld zijn joshi functiewoorden die verbanden tussen woorden, zinsdelen of zinnen
aangeven, of die de betekenis van een mededeling nuanceren door een bepaalde
gevoeldsinhoud of emotieve houding op te roepen. Als achterzetsels hechten zij zich ofwel
aan yōgen ofwel aan taigen. Door deze grote waaier aan plaatsingsmogelijkheden is hun
binding met het woord waaraan zij gehecht worden minder hecht dan bij de jodōshi, en hun
gamma van functies groter.
De classificatie van de joshi is onder de Japanse taalkundigen omstreden. De meeste
schoolgrammatica's maken van een indeling gebruik die op een mengeling van semantische
en functionele criteria berust. Om de aansluiting met de Japanse benaderingswijze, die vaak
teruggrijpt op door Yamada Yoshio 山 田 孝 雄 (1873-1958), en andere taalkundigen
geformuleerde inzichten, maximaal te garanderen, hanteert deze syllabus een hybridische
indeling. Deze aanpak verdeelt de joshi onder in acht hoofdcategorieën:
84
2.2.1. Betrekkingspartikels: kakujoshi 格助詞
Deze door Yamada Yoshio geïdentificeerde partikels worden aan taigen of taigen-achtige
constructies gevoegd en drukken een betrekkelijk verband (hoedanigheid/gesteldheid) uit
tussen een woord(groep) en een ander zinsbestanddeel. De oudste kakujoshi worden in Narateksten aangetroffen en betreffen partikels waaronder tsu つ en na な (brengen een
attributieve verbinding [rentaikaku 連体格] tot stand), yu ゆ, yuri ゆり, yo よ (volgen na
woorden die een vertrekpunt, middel of methode noemen) en te て (aanhaling). Ook de groep
Middeljapanse vertegenwoordigers is uitgebreid en omvat de partikels ga が, no の, o を, ni
に, e へ, to と, yori より, kara から, nite にて en shite して. Binnen deze categorie is soms
sprake van een subset, de zgn. rentaijoshi 連 体 助 詞 of attributieve partikels (ook
junfukutaijoshi 準副体助詞 genoemd). Deze set bestaat uit de partikels no, ga en tsu, die
samen met de voorbepaling een met rentaishi vergelijkbare functie vervullen.
a. tsu つ
Tsu is een Oudjapans partikel dat aan taigen of aan de stam van keiyōshi gevoegd wordt.
Voorbepaling en tsu vormen samen een attributieve bepaling die een bezitsrelatie uitdrukt:
野つ鳥
notsutori
wilde vogels; fazanten
かしふ江に鶴鳴き渡る志賀の浦に沖つ白波立ちし来らしも
Kashifue ni tazu nakiwataru Shika no ura ni oki tsu shiranami tachishi kurashi mo
(Man'yōshū, 15:3654)
Krassend maken de kraanvogels de overtocht naar de baai van Kashifu; witgekuifde
golven dreigen vanaf de volle zee de kust van Shika onstuimig nader te komen.
天つ風雲の通ひ路吹きとぢよ乙女の姿しばしとどめむ
Amatsukaze kumo no kayoiji fukitojiyo otome no sugata shibashi todomemu (Priester
Henjō 遍昭, KKS, var. 1:872)
Wind uit de hemelen, waai de weg waarlangs de wolken drijven dicht! Ik wil nog even
het beeld van de jongedames bewaren.
Net zoals het modern Japanse no の brengt tsu een attributieve woordgroep tot stand als
bepaling bij een taigen, al heeft het in vergelijking met no een wat beperkter gebruik.
Combinaties treffen we aan in toponiemen (Shimotsukeno 下毛野 -> Shimotsuke 下野) of in
de algemene woordenschat: amatsukami 天つ神 (goden die zich in de hemelen bevinden),
kunitsukami 国つ神 (godheden te lande), sakitsukoro 先つ頃 (pas geleden), yūtsukata 夕つ
方 (avond), akitsukata 秋 つ 方 (herfsttijd), okutsukata 奥 つ 方 (het achterwaartse/de
achterplaats), tōtsukuni 遠つ国 (ver land / hiernamaals), okitsumo 沖つ藻 (zeewier uit volle
zee), yatsuko 奴 (slaven; orig. yatsuko 家つ子 [huisgezellen]). Mettertijd sleet echter de
onafhankelijkheid van het partikel af, en sedert de Heian-periode werden de met tsu
verbonden woordcombinaties niet langer als samenstelling opgevat. Dus vervaagde de
oorspronkelijke functie van tsu in combinaties als matsuge 睫 (ooghaar, wimper; oorspr. 目つ
85
毛), tokitsukaze 時つ風 (welgetimede wind; meewind), tanabatatsume 棚機つ女 (weefster)
enz.
b. na な
Na volgt per definitie op taigen of op woorden die zich als een taigen gedragen, en de
verkregen constructie levert een attributieve woordgroep op.
大き海の水な底深く思ひつつ裳引き平しし菅原の里
Ōki umi no mi na soko fukaku omoi tsutsu mobiki narashishi Sugawara no sato
(Man'yōshū, 20:4491)
Als de bodem der oceaanwateren zo diep denk ik aan jou, en met m'n sleep [jou
tegemoet schrijdend] trek ik het pad vlak, hier langs Sugawara's geboortegrond
Andere illustraties bij dit partikel zijn relatief beperkt: naminato 波な音 (het ruisen der
golven), nunato 瓊な音 (gerinkel van kraaltjes), manakai 眼な交ひ (oogbereik), momonahito
百な人 (honderd mensen), tanasue 手な末 (z'n vingertoppen) maar ook bv. het toponiem
Tanakami 田 な 上 (lett. "bovenveld") kunnen nog als voorbeelden aangehaald worden.
Analoog aan het verschijnsel dat bij tsu van toepassing was verloor het partikel vanaf de
Heian-periode zelfstandigheid, en werd de woordgroep waar het deel van uitmaakte als één
begrip opgevat: minato 港 (haven; etym.:水な門), minamoto 源 (bron; etym.: 水な元),
manako 眼 (oog; etym.: 目な子), manajiri 眦 (ooghoek, etym.: 目な尻), tanagokoro/tanaura
掌 (handpalm; etym.: 手な心 resp. 手な裏).
c. yu ゆ
De aansluitingsbasis van het partikel yu is identiek aan dat van na. Semantisch gesproken
onderhoudt yu nauwe banden met de partikels yo よ, yori より en yuri ゆり, maar naar
gebruik kon het zich moeilijk handhaven en het verdween sedert de Heian-periode definitief
uit de literatuur ten voordele van yori. De zeer schaarse vindplaatsen die in Nara-teksten nog
bewaard bleven, behoren zoals dat bij yo het geval is integraal tot het poëtische register. Een
paar uta tonen dus m.a.w. het gebruik van yu in context. Bij nader toezien kunnen vier
hoofdbetekenissen onderscheiden worden.
▪ Aanduiding van een vertrekpunt, zowel in ruimtelijke als in tijdelijke zin. In de Heianperiode overgenomen door kara から:
天地の別れし時ゆ神さびて高く貴き駿河なる富士の高嶺を
Ametsuchi no wakareshi toki yu kamusabite takaku tōtoki Suruga naru Fuji no takane
o (Man'yōshū, 3:317)
Ach de hoge Fuji-piek; die sedert de scheiding van Hemel en Aarde goddelijk,
verheven en nobel in de provincie Suruga troont
▪ Aanduiding van een doorgangspunt of het decor van een handeling:
86
田子の浦ゆうち出でて見れば真白にぞ富士の高嶺に雪は降りける
Tago no ura yu uchiidete mireba mashiro ni zo Fuji no takane ni yuki wa furikeru
(Man'yōshū, 3:318)
Er via de kust van Tago op uittrekkend was het een en al wit wat we zagen; het
sneeuwde op de hoge Fuji-berg.
▪ Aanduiding van een middel/methode:
小筑波の繁き木の間よ立つ鳥の目ゆか汝を見むさ寝ざらなくに
Ozukuha no shigeki konoma yo tatsu tori no me yu ka na o mimu sa nezaranaku ni
(Man'yōshū, 14:3396)
Zou ik je aankijken met een oogopslag als een vogel die opvliegt uit het dichte hout
van Tsukuba; terwijl we toch al de lakens gedeeld hebben
▪ Aanduiding van de maatstaf waarmee iets vergeleken wordt:
人言は暫しぞ我妹綱手引く海ゆまさりて深くしぞ思ふ
Hitogoto wa shimashi zo wagimo tsunade hiku umi yu masarite fukakushi zo omou
(Man'yōshū, 11:2438)
Mensenpraatjes duren maar even; liefste, veelmeer dan de zee die de sleeptouwen trekt
ben ik jou diep indachtig
d. yuri ゆり
Het partikel yuri ゆり valt qua inpassing in de zin en gebruik vrijwel integraal samen met de
eerste hoofdbetekenis van het vorige kakujoshi. Sedert de Heian-periode verdween yuri, net
zoals yu, uit de Japanse literatuur ten voordele van yori.
押し照るや難波の津ゆり船装ひ我は漕ぎぬと妹に告ぎこそ
Oshiteruya Naniwa no tsu yuri funa yosoi are wa koginu to imo ni tsugi koso
(Man'yōshū, 20:4365)
Zeg m'n vrouw dat ik het schip toerustte en de haven van het alomstralende Naniwa
ben uitgeroeid.
明日ゆりや草がむた寝む妹無しにして
Asu yuri ya kae ga muta nemu imu nashi ni shite (Man'yōshū, 20:4321)
Ga ik vanaf morgen samen met het gras slapen, zonder mijn vrouw?
e. yo よ
Het kakujoshi yo (na integratie in het partikel yori sedert de Heian-periode niet meer in
zwang) mag als een klankvariant van yu(ri) opgevat worden. De vier hoofdbetekenissen zijn
onverkort herkenbaar. Buiten enkele uta zijn er geen verdere illustraties van het gebruik van
dit kakujoshi voorhanden.
87
▪ Aanduiding van een vertrekpunt:
天地の遠き初めよ世間は常なきものと語り継ぎ長らへ来たれ
Ametsuchi no tōki hajime yo yononaka wa tsune naki mono to kataritsugi nagara e
kitare (Man'yōshū, 19:4160)
Bij het verre begin van hemel en aarde, toen men van generatie op generatie de wereld
reeds iets onbestendigs was gaan noemen
吾家の方よ雲居起ち来も
Wagie no kata yo kumoi tachiku mo (Kojiki, Chū 中, Kayō 歌謡)
Uit de richting van mijn huis komen de wolken opzetten!
▪ Aanduiding van een doorgangspunt:
ほととぎすこよ鳴き渡れともし火を月夜に準へその影も見む
Hototogisu ko yo nakiwatare tomoshihi o tsukuyo ni nasoe sono kage mo mimu
(Man'yōshū, 18:4054)
Koekoekje! kom hier fluitend heen; het aangestoken licht voor maneschijn nemend
probeer ik je te ontwaren
▪ Aanduiding van een middel/methode:
鈴が音の早馬駅家の堤井の水をたまへな妹が直手よ
Suzugane no hayumaumaya no tsutsumii no mizu o tamae na imo ga tadate yo
(Man'yōshū, 14:3439)
Schenk me water uit de waterput van dit tinkelende poststation! Rechtstreeks uit je
handen
▪ Aanduiding van de maatstaf:
上野伊奈良の沼の大藺草よそに見しよは今こそまされ
Kamitsukeno Inara no numa no ōigusa yoso ni mishi yo wa ima koso masare
(Man'yōshū, 14:3417)
Jou keek ik vanop afstand toe, zoals de grote lisdodden aan de Inara-moerassen te
Kōzuke; maar net nu is het [verlangen] veel erger
f. ga が
Het betrekkingspartikel ga kan via vijf semantische functies een taigen met de rest van de zin
verbinden. Het partikel kan aanduiding zijn van een bijvoeglijke bepaling (rentai 連体functie), van een onderwerpsvorm (shukaku 主格-functie), van een elliptische nominalisering
(juntai 準 体 -functie), van een bijstelling (dōkaku 同 格 -functie) of van de
verlangens/voorkeuren van het onderwerp. Het gedrag van ga stemt grosso modo overeen met
het moderne kakujoshi no の, dat eveneens een attributief verband legt tussen twee taigen.
88
Aangenomen wordt dat juntai- en dōkaku-gebruik zich rechtstreeks uit de primaire functie
(m.n. als brug tussen bijvoeglijke bepaling en taigen) ontwikkeld zouden hebben. Zoals
volgend schema aantoont, kan die primaire toepassing (linkerkolom) ook aan de basis gelegen
hebben van de shukaku-functie (rechterkolom):
梅が枝
umegae
梅が咲ける枝
→
pruimentak
ume ga sakeru e
→
de
pruimentakken
die in bloei staan
梅 が 咲 け る
(枝)
ume ga sakeru
(e)
(takken waarvan)
de
pruimenbloesems
staan te bloeien
Al was de combinatie van ga met een zinsfinaal gezegde in de SSK (bv. hana ga utsukushi 花
が 美 し ) tot ongeveer de natijd van de Heian-periode geen gemeengoed, toch bleef de
shukaku-functie zich verder ontwikkelen. Ruime toepassing kregen het shukaku-gebruik en
het gebruik van ga om het voorwerp van verlangen/voorkeur aan te geven pas in
middeleeuwse teksten, met als uitloper het hedendaagse gebruik waarin ga bij uitstek
onderwerp of voorwerp van verlangen aanduidt, en no veeleer een bijvoeglijke bepaling
afsluit m.a.w. de rentai-functie vervult.
Waar grammatica's uitgaan van een classificatie van joshi volgens functionele criteria, wordt
ga in zijn primaire functie net zoals no en tsu soms als een rentaijoshi opgevat. In zijn derde
betekenis wordt ga dan functioneel als een juntaijoshi opgevat.
Hoewel de kakujoshi ga en no vele raakpunten delen, bestaat er op sommige vlakken verschil.
Qua aansluitbasis hecht ga zich vooral aan op taigen en RTK-vormen terwijl no vooral
aansluit op taigen, fukushi, een aantal joshi en op de stam van keiyō(dō)shi. De combinatie
RTK-vorm + no wordt niet voor het einde van de Muromachi-tijd in geschriften aangetroffen.
Waar aansluiting op een taigen die aan een persoon refereert het geval is, drukt de constructie
met no nuancematig groter respect uit dan de variant met ga, die vooral genegenheid maar
vaak ook nederigheid of minachting uitdrukt.
▪ Aanduiding van een bijvoeglijke bepaling
我が国
wa ga kuni
mijn/ons land
Opm.: Hierbij toont ga in deze toepassing overeenkomst met wat in westerse talen aangeduid
wordt als attributieve genitief. Merk bv. het nuanceverschil tussen Masamune ga katana 正宗
が刀 (Masamune's zwaard) en Masamune no gatana 正宗の刀 (Masamune-zwaarden)
秀衡が跡は田野になりて
Hidehira ga ato wa den'ya ni narite (Oku no hosomichi, "Hiraizumi")
Hidehira's sporen werden akkers en velden
Opm.: De constructie met ga levert hier een attributieve genitief op.
生まれしも帰らぬものを我が宿に小松のあるを見るが悲しさ
Mumare shimo kaeranu mono o wagayado ni komatsu no aru o miru ga kanashisa
(Tosa nikki, 16.2.935)
89
Hoe triest is het toch te zien hoe er thuis pijnboompjes zijn, en dat je niet terug zal
komen hoewel je hier geboren bent!
Opm.: Indien op ga de stam van een keiyōshi met daaraan de uitgang -sa volgt, komt er een
soort uitroep tot stand.
松島は笑ふがごとく、象潟は恨むがごとし
Matsushima wa warau ga gotoku Kisakata wa uramu ga gotoshi (Oku no hosomichi)
Matsushima is lachen; Kisakata is chagrijnen
Opm.: In zijn rentai-functie kan ga in vaste combinatie optreden met woorden als kara から,
manimani まにまに en gotoshi ごとし.
▪ Aanduiding van een onderwerpsvorm:
まいて、雁などの連ねたるがいと小さく見ゆるは、いとをかし
Maite, kari nado no tsuranetaru ga ito chiisaku miyuru wa ito okashi (Makura no
sōshi, 1)
... en nog veel meer heeft het charme dat het achter elkaar aan vliegen van wilde
ganzen zo nietig lijkt
▪ Juntai-functie: wat door taigen + ga bepaald wordt is verzwegen:
この歌は、ある人のいはく、柿本人麻呂がなり
Kono uta wa, aru hito no iwaku, Kakinomoto no Hitomaro ga nari (Kokinshū, "Fuyu",
334)
Dit gedicht is, naar sommigen beweren, er een van Kakinomoto no Hitomaro
▪ Aanduiding van een verklarende bijvoeging (bijstelling/appositie):
いとやむごとなき際にはあらぬが、すぐれて時めき給ふありけり
Ito yamugotonaki kiwa ni wa aranu ga sugurete tokimeki tamau arikeri (Genji
monogatari, "Kiritsubo")
hoewel ze niet zozeer een voorname status bekleedde, genoot ze bij uitstek zijn gunst
▪ Aanduiding van het voorwerp van verlangen/voorkeur:
「何、おのれ、命が助かりたいか」「なかなか、命が助かりたうござる」
"Nani, onore, inochi ga tasukaritaika" "nakanaka, inochi ga tasukaritō gozaru"
(Obagasake 伯母酒)
"Wel, jij, wil je gered worden” "Ja, ik wil dat je me redt"
g. no の
Naar functie in de zin kan het kakujoshi-partikel no in zeven hoofdbetekenissen
onderscheiden worden. Vier ervan lopen parallel met de onder ga besproken toepassingen; het
90
betreft m.n. de rentai-, shukaku-, juntai- en dōkaku-functies. Daarnaast kan dit partikel nog
een aanduiding vormen van een gelijkenis of metafoor (hiyu-functie) of drukt het toegeving
(gyakusetsu-functie) of nevenschikking (heiretsu-functie) uit. Een aantal grammatica's brengt
no wegens z'n primaire toepassing (cf. kakujoshi ga) onder binnen de categorie rentaijoshi of
creëren de aparte categorieën juntaijoshi en heiretsujoshi voor de respectieve juntai- en
heiretsu-functies waarin no kan optreden.
▪ Aanduiding van een bijvoeglijke bepaling:
あちらの家
achira no ie
het huis daarginds
今の民
ima no tami
het huidige volk
兄の家
ani no ie
het huis van de broer
その沢のほとりの木の陰に下りゐて、乾飯食ひけり
Sono sawa no hotori no konokage ni oriite, kareii kuikeri (Ise monogatari, 9)
In de schaduw van de bomen in de buurt van dat moeras steeg hij af en at z'n droge
rijst
秋風にたなびく雲の絶え間よりも漏れ出づる月の影のさやけさ
Akikaze ni tanabiku kumo no taema yori moreizuru tsuki no kage no sayakesa
(Shinkokinwakashū, "Aki jō", 413)
Hoe helder breekt het maanlicht doorheen de wolkpartijen, sliertend met de herfstwind
mee!
蟻のごとくに集まりて、東西に急ぎ、南北に走る
Ari no gotoku ni atsumarite, tōzai ni isogi, nanboku ni washiru (Tsurezuregusa, 74)
als mieren lopen ze te hoop, en haasten zich her en der, en hollen heen en weer
ある時は、・・・・・・鬼のやうなるもの出で来て
aru toki wa ~ oni no yō naru mono idekite (Taketori monogatari, "Hōrai no tama no
eda")
ooit [...] kwamen er duivelachtige wezens tevoorschijn
Opm.: Naast de algemene regel die op kakujoshi van toepassing is, nl. aansluiting op taigen of
taigen-achtige woorden; zijn er bij dit gebruik van no voorbeelden bekend waarbij het partikel
op een fukushi of op de stam van een keiyōshi volgt. Analoog met ga kan no aan een bepaalde
bezitsrelatie uitdrukking geven m.a.w. een attributieve genitief signaleren, maar ook de
uitroepconstructie die het partikel door de stam van een keiyōshi laat volgen met daaraan de
uitgang -sa is onverkort bij no terug te vinden. De laatste twee voorbeelden illustreren het
gebruik van no in zijn rentai-functie in combinatie met karani からに, manimani まにまに,
91
gotoshi ごとし en yōnari やうなり. Daar alle vier de vormen op taigen (m.n. resp. kara から,
ma ま, goto ごと en yō やう) geïnspireerd zijn, kan het gebruik van no hier dus als een
specifieke vorm van bijvoeglijk gebruik (rentaishūshoku 連体修飾) gedacht worden.
▪ Aanduiding van een onderwerpsvorm:
多くの工の心をつくしてみがきたて
Ōku no takumi no kokoro o tsukushite migakitate (Tsurezuregusa, 10)
vele timmerlui waren het met toeleg aan het bijschaven
手のわろき人の、はばからず文書き散らすはよし
Te no waroki hito no, habakarazu fumi kakichirasu wa yoshi (Tsurezuregusa, 35)
Wie een slecht handschrift heeft, doet er goed aan ongeremd massa's tekst te schrijven
▪ Nominaliserend gebruik met weglating van het woord dat bepaald wordt:
草の花は、なでしこ。唐のはさらなり、大和のもいとめでたし
Kusa no hana wa, nadeshiko. Kara no wa sara nari, Yamato no mo ito medetashi
(Makura no sōshi, "Kusa no hana wa")
Onder de bloemen kies ik de anjelier. En liever Chinese, maar ook de Japanse zijn
bijzonder prachtig.
まことにかばかりのは見えざりつ
Makoto ni kabakari no wa miezaritsu (Makura no sōshi, "Chūnagon mairitamaite")
Werkelijk zoiets heb ik nog niet gezien
▪ Aanduiding van een bijstelling/appositie:
春の日のいと寒き夜
Haru no hi no ito samuki yo
Een heel koude nacht op een lentedag
富士の山
Fuji no yama
De berg de Fuji
兄の太郎
Ani no Tarō
Zijn oudere broer Tarō
花の都
Hana no miyako
De bloemenhoofdstad; de bloesemende hoofdstad
風まじり雨降る夜の雨まじり雪降る夜は
92
Kaze majiri ame furu yo no ame majiri yuki furu yo wa (Man'yōshū, 5:892)
De avond wanneer er winderige regenval is, en er tevens natte sneeuw valt
青き瓶の大きなるを据ゑて、桜のいみじうおもしろき枝の五尺ばかりなるを、
いと多く挿したれば
Aoki kame no ōkinaru o suete, sakura no imijū omoshiroki eda no goshaku bakari
naru o, ito ōku sashitareba (Makura no sōshi, "Seiryōden no")
Toen men een groot exemplaar van een blauwe kruik plaatste, waarin heel wat
bijzonder prachtige kersenbloesemtakken van wel 5 voet lang staken ...
Opmerking: In principe kan dit gebruik als een bijzondere vorm van bijvoeglijke bepaling
opgevat worden, waarbij no de verbinding legt tussen twee taigen die elkaar verklarend
aanvullen. Soms vallen bepaling en bepaalde samen (zie bv. het dubbele gebruik van yo 夜 in
Man'yōshū, 5:892), waardoor classificatie onder de functie "bijvoeglijke bepaling" moeilijk
houdbaar is. Sedert de Heian-periode werd het uiteindelijk gebruikelijk de dubbele
vermelding van een taigen die als bepaler/bepaalde fungeert te vermijden (cf. ellips van kame
na ōkinaru in Makura no sōshi, "Seiryōden no").
▪ Aanduiding van een gelijkenis/metafoor:
紫のにほへる妹を憎くあらば人妻ゆゑに我れ恋ひめやも
Murasaki no nioeru imo o nikuku araba hitozuma yue ni ware koime yamo (Man'yōshū,
1:21)
Indien ik je verachte, jij die als parelkruid prachtig schittert, zou ik dan zo smachten nu
je andermans vrouw bent
日暮るるほど、例の集まりぬ
Hi kururu hodo, rei no atsumarinu (Taketori monogatari, "Kikōshitachi no kyūkon")
Naarmate het donkerder werd, kwamen ze [Kaguyahimes vrijers], zoals gebruikelijk,
samen
ありさりて後も逢はむと思へこそ露の命も継ぎつつ渡れ
Arisarite nochi mo awamu to omoe koso tsuyu no inochi mo tsugi tsutsu watare
(Man'yōshū, 17:3933)
De dingen nemend zoals ze zijn hoop ik je later te zullen ontmoeten, en net daarom
blijf ik dit als dauw zo ijdele leven doorstaan
▪ Toegevende functie:
国の親となりて、帝王の上なき位に登るべき相おはします人の、そなたにて
見れば、乱れ憂ふることやあらむ
Kuni no oya to narite, teiō no kami naki kurai ni noboru beki sō owashimasu hito no,
sonata nite mireba, midareureuru koto ya aramu (Genji monogatari, "Kiritsubo")
Hij heeft de trekken van iemand die voorbestemd is landsvader [= keizer] te worden,
en de onovertroffen keizerstroon te bestijgen, en toch, hem nu zo te zien, zou dat
wanorde en verdriet betekenen
93
かりそめの茅屋の、蔀などもなし
Karisome no kayaya no, shitomi nado mo nashi (Sarashina nikki, "Kadode")
tijdelijk een dak van olifantsgras boven het hoofd, maar toch ontbreekt wat planken
beschutting
▪ Nevenschikkende functie (voor het eerst in late Muromachi-teksten aangetroffen):
明日は、掃除の用意のというて、忙しいによって
Asu wa, sōji no yōi no to iute, isogashii ni yotte (Yamatachimuko 山立婿)
Want morgen zal ik het druk hebben, met de schoonmaak, de voorbereidingen en dergelijke
h. o を
Negen hoofdbetekenissen kunnen aan het partikel o toegeschreven worden. Slechts drie ervan
bleven in het modern Japans bewaard, t.w. het gebruik als markeerder van een lijdend
voorwerp (d.i. de basisfunctie van o), van een vertrekpunt c.q. plaats van doorgang of van een
tijdsbestek. Daarnaast bleef in oude teksten het gebruik van o gedocumenteerd als vast
partikel bij bepaalde werkwoorden, als onderwerppartikel bij welbepaalde jidōshi, als partikel
dat het voorwerp van hoop/voorkeur aangeeft, als vast partikel in de constructies o ~ ni / o ~
nite, o ~ mi en als vast gegeven in uitspraken die een zegswijze formuleren.
Etymologisch gesproken kan men het partikel terugvoeren op het gelijknamige tussenwerpsel
(kandōshi) dat een uitroep verklankte. Zelf stond het kakujoshi o op zijn beurt wegens zijn
combineerbaarheid met RTK-vormen aan de basis van het setsuzokujoshi o. Over het
algemeen wordt dit joshi niet weggelaten, al komt verzwijging van o niet zelden voor, vooral
wanneer zoals mizu nomu 水飲む (water drinken) en hana miru 花見る (bloesems bekijken),
bv. illustreren, de functie van o vanuit de context makkelijk afgeleid kan worden.
▪ Aanduiding van het lijdend voorwerp:
富士の山を見れば、五月のつごもりに、雪いと白う降れり
Fuji no yama o mireba, satsuki no tsugomori ni, yuki ito shirō fureri (Ise monogatari,
9)
Een blik op de Fuji-berg; hoe wit valt de sneeuw toch, op het einde van de meimaand
▪ Aanduiding van het punt van vertrek/doorgang (zgn. perlatieve functie):
さびしさに宿を立ち出でてながむればいづくも同じ秋の夕暮れ
Sabishisa ni yado o tachiidete nagamureba izuku mo onaji aki no yūgure
(Goshūiwakashū, "Aki jō")
In eenzaamheid m'n stek achtergelaten, tuur ik; overal dezelfde herfstavond
▪ Aanduiding van een tijdsbestek/periode:
世俗の事にたづさはりて生涯を暮らすは、下愚の人なり
94
Sezoku no koto ni tazusawarite shōgai o kurasu wa, kagu no hito nari (Tsurezuregusa,
151)
Je inlatend met wereldse zaken, leid je je leven; een buitengewoon dwaas mens ben je
▪ Vast partikel bij de ww. wakaru 別る, au 会ふ en somuku 背く:
逢坂にて人を別れける時に詠める
Ōsaka nite hito o wakarekeru toki ni yomeru (Kokinshū, "Ribetsu", 374)
[Het gedicht dat] hij declameerde toen hij aan de Ōsaka-barrière van de man afscheid
nam
かぐや姫を必ず逢はむ設けして、ひとり明かし暮らし給ふ
Kaguya hime o kanarazu awamu mōke shite, hitori akashikurashitamau (Taketori
monogatari, "Tatsu no kubi no tama")
Ze waren erop voorbereid dat hij zeker met prinses Kaguya zou huwen, hij sleet zijn
dagen in zijn eentje
▪ In combinatie met bep. jidōshi, aanduiding van een onderwerpsvorm:
あながちに志を見えありく
Anagachi ni kokorozashi o mieariku (Taketori monogatari, "Kikōshitachi no kyūkon")
Met in het bijzonder zichtbaar verlangen, liepen ze rond
▪ Aanduiding van het voorwerp van verlangen/voorkeur:
この翁は、かぐや姫のやもめなるを嘆かしければ
Kono okina wa, Kaguya hime no yamome naru o nagekashikereba (Taketori
monogatari, "Hinezumi no kawaginu")
Deze ouwe vindt het zo jammer dat prinses Kaguya ongehuwd is
▪ Vast onderdeel van de constructies ~を~に of ~を~にて:
かたじけなき御心ばへのたぐひなきを頼みにてまじらひ給ふ
Katajikenaki mikokorobae no tagui naki o tanomi nite majiraitamau (Genji
monogatari, "Kiritsubo")
Zich verlatend op de ongeëvenaardheid van zijn welgewaardeerde gunst, staat ze hem
ten dienste
足を空に思ひまどふ人多かり
Ashi o sora ni omoimadou hito ōkari (Genji monogatari, "Sakaki")
Er waren velen die zonder beide benen op de grond niet meer wisten wat te denken
▪ Vast onderdeel van de constructie ~を~み:
95
瀬を速み岩にせかるる滝川の割れても末に逢はむとぞ思ふ
Se o hayami iwa ni sekaruru takigawa no waretemo sue ni awamu to zo omou
(Shikawakashū, "Koi Jō")
Hoewel de bergstroom, met z'n water in volle vaart, gestuit door een rots zich in
tweeën deelt, loopt alles uiteindelijk wel weer samen, mijmer ik
▪ Onderdeel van een idiomatische wending:
ながめがちに音をのみ泣き給ふ
Nagamegachi ni ne o nomi nakitamau (Genji monogatari, "Yūgao")
In z'n gepieker slaakte hij kreten
昼は日一日、寝をのみ寝暮らし、夜はすくよかに起き居て
Hiru wa hi hitohi, i o nomi nekurashi, yo wa sukuyokani okiite (Genji monogatari,
"Akashi")
Spendeer ik overdag de hele dag met slapen, 's avonds zit ik monter op
i. ni に
Ook bij het kakujoshi ni geldt een grote diversiteit aan toepassingen.
▪ Aanduiding van tijd/plaats:
朝に死に、夕べに生まるるならひ
Ashita ni shini, yūbe ni umaruru narai (Hōjōki, "Yuku kawa")
['s Werelds] regels; sommigen sterven 's ochtends, anderen worden 's avonds geboren
田子の浦にうち出でて見れば白妙の富士の高嶺に雪は降りつつ
Tago no ura ni uchiidete mireba shirotae no Fuji no takane ni yuki wa furitsutsu
(Shinkokinwakashū, "Fuyu", 675)
Er via de kust van Tago op uittrekkend zagen we de Fuji als onder een wit laken;
sneeuw viel neer op de hoge berg
▪ Aanduiding van richting:
東西に急ぎ、南北に走る
Tōzai ni isogi, nanboku ni washiru (Tsurezuregusa, 74)
Ze haasten zich her en der, en hollen heen en weer
つれづれなるままに、日暮らし、硯に向かひて
Tsurezure naru mama ni higurashi, suzuri ni mukaite (Tsurezuregusa, "Jo")
Niets omhanden hebbend, breng ik de dag door, tegenover m'n inktsteen
▪ Aanduiding van het meewerkend voorwerp:
96
「かれは何ぞ」となむ、男に問ひける
"Kare wa nani zo" to namu, otoko ni toikeru (Ise monogatari, 6)
"Wat is dat [fonkelend iets] ginds?", vroeg zij de man
▪ Aanduiding van oorzaak/reden:
近き火などに逃ぐる人は、「しばし」とや言ふ
Chikaki hi nado ni niguru hito wa, "shibashi" to ya iu (Tsurezuregusa, 59)
Zou wie wegens brand in de buurt op de vlucht slaat zeggen: "Wacht es even?"
▪ Aanduiding van resultaat:
昼になりて、ぬるくゆるびもていけば、火桶の火も白き灰がちになりて、わ
ろし
Hiru ni narite, nuruku yurubi moteikeba, hioke no hi mo shiroki haigachi ni narite,
waroshi (Makura no sōshi, "Haru wa akebono")
Naarmate het middag wordt, en het zachtjes warmer wordt, loopt het vuur in het
komfoor witgloeiend en assig aan; geen zicht
嵐にむせびし松も、千年を待たで薪にくだかれ
Arashi ni musebishi matsu mo, chitose o matade takigi ni kudakare (Tsurezuregusa,
30)
Pijnbomen die snikten onder de storm, waren nog voor hun duizendste jaar, tot
brandhout geveld
▪ Aanduiding van doel:
奈良の京、春日の里に領る由して、狩りに往にけり
Nara no kyō, Kasuga no sato ni shiru yoshi shite, kari ni inikeri (Ise monogatari, 1)
Revieren/terreinen hebbend in de hofstad Nara en het landelijke gebied van Kasuga,
vertrok hij op jacht
白馬見にとて、里人は車清げにしたてて見に行く
Aomuma mi ni tote, satobito wa kuruma kiyoge ni shitatete mi ni yuku (Makura no
sōshi, "Shōgatsu tsuitachi wa")
Om de [hofprocessie met] blauwschimmels te schouwen, trekken ze [= hofdames] er
ter bezichtiging op uit, nadat plaatselijke lieden hun rijtuigen netjes hadden opgetuigd
▪ Aanduiding van handelend voorwerp:
ありがたきもの。舅にほめらる婿、また姑に思はるる嫁の君
Arigataki mono. Shūto ni homeraru muko, mata shūtome ni omowaruru yome no kimi
(Makura no sōshi, "Arigataki mono")
97
Iets zeldzaams: een door een schoonvader geprezen schoonzoon, en een door een
schoonmoeder beminde schoondochter
▪ Aanduiding van instrument/methode:
この皮衣は、火に焼かむに、焼けずはこそ真ならめ
Kono kawaginu wa, hi ni yakamu ni, yakezu wa koso makoto narame (Taketori
monogatari, "Hinezumi no kawaginu")
Net het feit dat deze bontmantel niet opbrandt wanneer je hem aan het vuur prijsgeeft,
getuigt van z'n authenticiteit
などか、翁の手におほし立てたらむものを、心に任せざらむ
Nado ka, okina no te ni ōshitatetaramu mono o, kokoro ni makasezaramu (Taketori
monogatari, "Mikado no kyūkon")
Waarom schik ik me, die door de oude man toch eigenhandig ben opgebracht, niet
naar wat hem goeddunkt?
▪ Aanduiding van gedachte-inhoud:
この継母の有様をあたらしきものに思ひて
Kono mamahaha no arisama o atarashiki mono ni omoite (Genji monogatari,
"Hahakigi")
De look van zijn stiefmoeder blits vindend
▪ Aanduiding van referentiepunt:
子の時ばかりに、家のあたり昼の明かさにも過ぎて光りわたり
Ne no toki bakari ni, ie no atari hiru no sayakasa ni mo sugite hikari watari (Taketori
monogatari, "Kaguyahime no shōten")
Toen het bij middernacht werd, straalde om z'n huis een licht dat nog helderder was
dan het daglicht
この人々の深き心は、この海にも劣らざるべし
Kono hitobito no fukaki kokoro wa, kono umi ni mo otorazaru beshi (Tosa nikki, 9.1)
De welwillendheid van deze mensen, is niet minder diep dan deze zee
▪ Aanduiding van onderwerp:
御前にもいみじううち笑はせ給ふ。...上にも聞こしめして、渡りおはしました
り
Omae ni mo imijū uchiwarawasetamau. ... ue ni mo kikoshimeshite,
watariowashimashitari (Makura no sōshi, "Ue ni saburau mineko wa")
Zelfs u, sire, zal daar uitbundig om lachen... en ook zijne majesteit de keizer nam er
kennis van en begaf zich er heen
98
そこにこそ、多く集へ給ふらめ
Soko ni koso, ōku tsudoetamau rame (Genji monogatari, "Hahakigi")
Net u, zult er wel veel bijeengegaard hebben
▪ Aanduiding van metafoor:
幾世しもあらじ我が身をなぞもかく海人の刈る藻に思ひ乱るる
Ikuyo shi mo araji wagami o nazo mo kaku ama no karu mo ni omoimidaruru
(Kokinwakashū, "Zō ge", 934)
Waarom heb ik, die toch geen generaties lang te leven heb, zo'n verwarde gedachten,
als wier dat de duikers afmaaien
▪ Aanduiding van nadruk:
閉て籠めたる所の戸、すなはちただ開きに開きぬ
Tate kometaru tokoro no to, sunawachi tada aki ni akinu (Taketori monogatari,
"Kaguyahime no shōten")
De deur waarachter ze opgesloten was, ging op slag en definitief open
j. e へ
Het betrekkingspartikel e kent een drietal functies.
▪ Aanduiding van richting:
京へ帰るに、女子のなきのみぞ悲しび恋ふる
Miyako e kaeru ni, onnago no naki nomi zo kanashibi kouru (Tosa nikki, 27.12)
Op terugweg naar Kioto, denk ik in verdriet niet anders dan aan de dood van m'n
dochtertje
▪ Aanduiding van het punt van aankomst:
敗軍の兵ども仙山へ帰りければ
Haigun no tsuwamonodomo Somayama e kaerikereba (Taiheiki, 18:5)
Nu de soldaten van het verslagen leger naar Somayama waren teruggekeerd, ...
▪ Aanduiding van het meewerkend voorwerp:
東国・西国へ御教書を成し下され候はんに、誰か応じ申さぬ者候ふべき
Tōgoku Saikoku e migyōsho o nashikudasare saburawan ni, tare ka ōjimōsanu mono
saburau beki (Taiheiki, 30:2)
Als het zo is dat u aan de oostelijke en westelijke provinciën een bevelschrift heeft
uitgevaardigd, wie zou het dan bestaan daar geen gehoor aan te geven?
99
k. to と
Naast taigen of taigen-achtige constructies kunnen ook RTK-vormen als aansluitbasis voor
het partikel to dienen. Wanneer het partikel een citaat aanhaalt of een bepaald doel aangeeft
(resp. toepassingen 5 en 6) gaat doorgaans een volledige zin aan to vooraf.
▪ Aanduiding van een bij de handeling betrokken partij:
何事ぞや。童べと腹立ち給へるか
Nanigoto zo ya. Warawabe to haradachitamaeru
"Wakamurasaki")
Wat is er? Heb je geruzied met je kameraadjes?
ka
(Genji
monogatari,
同じ心ならむ人としめやかに物語して
Onaji kokoro naramu hito to shimeyakani monogatari shite (Tsurezuregusa, 12)
Met iemand van gelijke gezindheid was hij een hartelijk praatje aan het slaan
▪ Aanduiding van het resultaat van een verandering:
古き墳はすかれて田となりぬ
Furuki tsuka wa sukarete ta to narinu (Tsurezuregusa, 30)
De oude graven werden omgeploegd tot een rijstakker
▪ Aanduiding van een metafoor:
駒並めていざ見に行かむ故里は雪とのみこそ花は散るらめ
Koma namete iza mi ni ikamu furusato wa yuki to nomi koso hana wa chiru rame
(Kokinwakashū, "Haru ge", 111)
Kom, laten we de paarden opstellen en een kijkje gaan nemen; in de oude hofstad (=
Nara) zullen de kersenbloesems net als sneeuw dwarrelen
▪ Aanduiding van een referentiepunt:
かたちなどは、かの昔の夕顔と劣らじや
Katachi nado wa, kano mukashi no Yūgao to otoraja (Genji monogatari,
"Tamakazura")
Haar (= Tamakazura's) gezicht hoeft zeker niet onder te doen voor dat van Vrouwe
Yūgao van weleer
▪ Aanduiding van een citaat:
草の上に置きたりける露を、「かれは何ぞ」となむ男に問ひける
100
Kusa no ue ni okitarikeru tsuyu o, "Kare wa nani zo" to namu otoko ni toikeru (Ise
monogatari, 6)
Ze vroeg de man: "Wat is dat?", doelend op de dauw die op het gras lag.
かくてもあられけるよと、あはれに見るほどに
Kakute mo ararekeru yo to, aware ni miru hodo ni (Tsurezuregusa, 11)
Terwijl ik erbarmelijk toekijk of men wel op zo'n manier kan leven, ...
▪ Aanduiding van een doel/oorzaak/reden met name in de constructies to omotte と思って, to
itte と言って, to shite として enz.
母北の方、「同じ煙に上りなむ」と泣きこがれ給ひて
Haha Kita-no-kata, "Onaji keburi ni nobori namu" to nakikogaretamaite (Genji
monogatari, "Kiritsubo")
Vrouwe Kita, haar [d.w.z. kamenier Kiritsubo's] moeder, echter dacht met smachtend
gehuil: "Mocht ik maar één met deze rook ten hemel stijgen!"
▪ Beklemtoning indien geprangd tussen twee flectievormen van hetzelfde werkwoord:
生きとし生けるもの、いづれか歌を詠まざりける
Iki to shi ikeru mono, izureka uta o yomazarikeru (Kokinwakashū, "Kanajo")
Van alle levende wezens, welke waren het die er geen lied over zongen?
人を殺すこと、懲りとも懲りぬ
Hito o korosu koto, kori tomo korinu (Ujishūi monogatari, 10:6)
Mensen te doden, daar heb ik schoon genoeg van
l. te て
Dit partikel wordt voornamelijk aangetroffen in teksten gesteld in het oostelijke dialect, en
mag als Oudjapanse tegenhanger van het kakujoshi to opgevat worden.
父母が頭かき撫で幸くあれて言ひし言葉ぜ忘れかねつる
Chichihaha ga kashira kaki nade, "Saku are!" te iishi ketoba ze wasurekanetsuru
(Man'yōshū, 20:4346)
Aaiend over mijn hoofd zeggen papa en mama me: "Een behouden tocht!"; woorden
die ik niet kan vergeten.
m. yori より
Zoals hierboven gemeld verving dit partikel sedert de Heian-periode de Oudjapanse varianten
yo よ, yu ゆ en yuri ゆり, die semantisch nagenoeg integraal met yori samenvielen. Op zijn
beurt ruimde yori vanaf ca. de Muromachi-periode het veld voor het partikel kara から,
101
waarmee het naar betekenis en gebruik heel wat raakvlakken gemeen had. Een zestal
toepassingen kan men bij het gebruik van yori onderscheiden.
▪ Aanduiding van een vertrekpunt:
知らず、生まれ死ぬる人、いづかたより来たりて、いづかたへか去る
Shirazu, umare shinuru hito, izukata yori kitarite, izukata e ka saru (Hōjōki, "Yuku
kawa")
Mensen die, zonder dat ik ze ken, geboren worden en sterven; waar komen ze vandaan,
waar gaan ze heen?
志賀の浦や遠ざかりゆく波間より凍りて出づる有明の月
Shika no ura ya tōzakari yuku namima yori kōrite izuru ariake no tsuki
(Shinkokinwakashū, "Fuyu", 639)
De kust van Shika; als bevroren van tussen de ver wegtrekkende golven komt de maan
in de ochtendschemering tevoorschijn
▪ Aanduiding van een punt van doorgang:
門よりもえ入らで、童べの踏みあけたる築地のくづれより通ひけり
Kado yori moeirade, warawabe no fumiaketaru tsuihiji no kuzure yori kayoikeri (Ise
monogatari, 5)
Niet bij machte zich via de poort naar binnen te wringen, liepen de kinderen langs een
opengetrapte verzakking in de lemen muur naar binnen
▪ Aanduiding van een middel/methode:
ある時思ひ立ちて、ただひとり、徒歩よりまうでけり
Aru toki omoitachite, tada hitori, kachi yori mōdekeri (Tsurezuregusa, 52)
Op zeker ogenblik nam hij [= een zekere priester van de Ninna-tempel 仁和寺] het
besluit om op z'n eentje te voet op bedevaart [naar het heiligdom van Hachiman 八幡
宮 te Iwashimizu 岩清水] te gaan
▪ Aanduiding van een referentiepunt:
常よりも物思ひたるさまなり
Tsune yori mo monoomoitaru sama nari (Taketori monogatari, "Kaguyahime no
shōten")
[Prinses Kaguya keek naar de maan en] leek dieper dan gewoonlijk in gedachten
verzonken te zijn
東路の道の果てよりも、なほ奥つ方に生ひ出でたる人
Azumaji no michi no hate yori mo, nao okutsukata ni oiidetaru hito (Sarashina nikki,
"Kadode")
102
Een man die geboren en getogen was in een streek [i.e. Kazusa] nog dieper
landinwaarts dan waar de weg naar de oostelijke provinciën eindigde [i.e. Hitachi]
▪ Aanduiding van een begrenzing en gevolgd door hoka ほか of uchi うち:
ひぐらしの鳴く山里の夕暮れは風よりほかに訪ふ人もなし
Higurashi no naku yamazato no yūgure wa kaze yori hoka ni tou hito mo nashi
(Kokinwakashū, "Aki jō", 205)
Schemeravond in een bergdorp waar Japanse cicaden sjirpen; buiten de wind is er geen
ziel die op bezoek komt
▪ In de constructie RTK + yori, aanduiding van een ogenblikkelijke reactie:
名を聞くより、やがて面影は推しはからるる心地するを
Na o kiku yori, yagate omokage wa oshi hakararuru kokochi suru o (Tsurezuregusa,
71)
Zodra ik de naam hoorde, had ik het gevoel er meteen een gezicht bij te kunnen
verzinnen
n. kara から
Ook bij kara zijn gevallen van aankoppeling op de RTK gedocumenteerd. Oudjapanse
voorbeeldzinnen die kara in aansluiting op de partikels no of ga weergeven, suggereren een
denominale (d.w.z. van een naamwoord afgeleide) achtergrond bij dit partikel, waarbij het
naamwoord kara 故 (bet.: "reden") vermoedelijk als grondwoord genoemd kan worden.
故郷は遠くもあらず一重山越ゆるがからに思ひぞ我がせし
Furusato wa tōku mo arazu hitoeyama koyuru ga kara ni omoi zo a ga seshi
(Man'yōshū, 6:1038)
De thuisstad (= Nara) was niet veraf, en al had ik maar één berg over te trekken, toch
smachtte ik van liefde
Vanaf de Muromachi-periode wordt het partikel kara zeer productief gebruikt, overwegend in
volgende vier hoofdcategorieën.
▪ Aanduiding van een oorzaak/reden:
何心なき空の気色も、ただ見る人から、艶にもすごくも見ゆるなりけり
Nanigokoro naki sora no keshiki mo, tada miru hito kara, en ni mo sugoku mo miyuru
nari keri (Genji monogatari, "Hahakigi")
Zelfs de aanblik van de loutere hemel, oogde, al naargelang de beschouwer in kwestie,
zowel bevallig als huiveringwekkend.
▪ Aanduiding van een punt van doorgang:
103
月夜良み妹に逢はむと直道から我は来つれど夜ぞ更けにける
Tsukuyo yomi imo ni awamu to tadachi kara ware wa kitsuredo yo zo fuke ni keru
(Man'yōshū, 11:2618)
In de hoop je te ontmoeten op deze mooie maanbeschenen avond, kwam ik via de
kortste weg; maar dat het al zo laat geworden is...
▪ Aanduiding van een vertrekpunt:
去年から山籠りして侍るなり
Kozo kara yamagomori shite haberu nari (Kagerō nikki, "Ge", 972)
Sedert vorig jaar beoefen ik bergasceticisme
▪ Aanduiding van een middel/methode:
徒歩から罷りて
Kachi kara makarite (Ochikubo monogatari, 1)
Te voet heengegaan ...
o. nite にて
Dit partikel mag men opvatten als zijnde samengesteld uit het kakujoshi ni en het
voegwoordelijk partikel te て. Naar vorm zou men dit partikel kunnen verwarren met de
gelijkluidende combinatie ni (RYK van het jodōshi nari) + voegwoordelijk partikel te て (zie
hoofdtoepassing 4), dus is bijzondere aandacht voor de context hierbij geboden. Vier
hoofdbetekenissen kan men onderkennen:
▪ Aanduiding van plaats/tijdstip:
京にて生まれたりし女児
Miyako nite umaretarishi onnago (Tosa nikki, 27.12.935)
Een in Kioto geboren meisje
潮海のほとりにてあざれあへり
Shioumi no hotori nite azareaeri (Tosa nikki, 22.12)
Nabij de zee ravotten ze met elkaar
長くとも、四十に足らぬほどにて死なむこそ、めやすかるべけれ
Nagakutomo, yosoji ni taranu hodo nite shinamu koso, meyasukaru bekere
(Tsurezuregusa, 7)
Al heb je lang te leven, toch zou het elegant moeten ogen bijna op je veertigste te
sterven
▪ Aanduiding van middel/methode:
104
深き川を舟にて渡る
Fukaki kawa o fune nite wataru (Sarashina nikki, "Kadode")
Een diepe rivier per schip oversteken
女のはける足駄にて作れる笛には、秋の鹿、必ず寄るとぞ言ひ伝へ侍る
Onna no hakeru ashida nite tsukureru fue ni wa, aki no shika, kanarazu yoru to zo
iitsutae haberu (Tsurezuregusa, 9)
Er is toch overgeleverd dat in de herfst de herten zogoed als zeker afkomen op het
fluitgeluid dat voortgebracht wordt door de regenmuiltjes die de dames aanhebben
▪ Aanduiding van oorzaak/reden:
我、朝ごと夕ごとに見る竹の中におはするにて、知りぬ
Ware, asagoto yūgoto ni miru take no naka ni owasuru nite, shirinu (Taketori
monogatari, "Kaguyahime no oitachi")
Ik [= oude bamboesnijder] heb kennis met je [= prinses Kaguya] gemaakt doordat je je
in de bamboe bevond die ik elke ochtend en avond inspecteer.
御物の怪にて時々悩ませ給ふこともありつれど
Omono no ke nite tokidoki nayamase tamau koto mo aritsuredo (Genji monogatari,
"Wakana Jō")
Maar het is al gebeurd dat u nu en dan door kwade geesten leed wordt aangedaan.
▪ Aanduiding van een kwalificatie/omstandigheid:
Binnen deze categorie wordt nite soms opgevat als een combinatie van ni, de RYK van het
dantei-jodōshi nari met te. Omgezet in het modern Japans levert deze dantei-variant deatte
("zijnde") op terwijl de traditionele interpretatie van nite als kakujoshi veeleer met het
moderne toshite ("als") correspondeert.
昔、男、伊勢の斎宮に、内裏の御使にて参れりければ
Mukashi, otoko, Ise no Saigū, uchi no otsukai nite mairerikereba (Ise monogatari, 71)
Toen er lang geleden een man in het paleis van de keizerlijke Ise-priesteressen als
hofgezant op bezoek kwam ...
ただ人にて朝廷の御後見をするなむ、行く先も頼もしげなめること
Tada udo nite ōyake no on'ushiromi o suru namu, yuku saki mo tanomoshige nameru
koto (Genji monogatari, "Kiritsubo")
Als gewone onderdaan het keizerlijk hof bij te staan lijkt je toekomst wel verzekerd te
zijn
p. shite して
Ook aan de origine van het partikel shite ligt een samenstelling ten grondslag, nl. shi als
RYK-vorm van su gekoppeld aan het voegwoordelijke partikel te て. Aan dit partikel kunnen
105
de betrekkingspartikels ni en o voorafgaan, en zo een constructie opleveren die doorgaans als
één partikel opgevat wordt. Zo wordt nishite gebruikt om tijd of plaats uit te drukken terwijl
oshite dikwijls in de verbinding ~ oshite ~ (se)shimu optreedt en dus het lijdend voorwerp van
een causatief aanduidt.
桑門の蓮胤、外山の庵にしてこれを記す
Sōmon no Ren'in, toyama no iori nishite kore o shirusu (Hōjōki, "Mizukara kokoro ni
tou")
Priester Ren'in [alias Kamo no Chōmei 鴨長明] schreef dit in z'n hut aan de voet van
het gebergte
人をしてかかる目を見すること、慈悲もなく、礼儀にもそむけり
Hito oshite kakaru me o misuru koto, jihi mo naku, reigi ni mo somukeri
(Tsurezuregusa, 175)
Mensen zoiets doen ondergaan [m.n. onder dwang alcohol doen drinken en diverse
schade berokkenen] is niet alleen onbarmhartig, maar druist ook in tegen het fatsoen
Naar de functie zijn er bij shite drie gebruikswijzen te onderscheiden.
▪ Aanduiding van het lijdend voorwerp van een causatief:
人して惟光召させて
Hito shite Koremitsu mesasete (Genji monogatari, "Yūgao")
Hij liet iemand Koremitsu tevoorschijn roepen/hij [Hikaru Genji] liet via via
Koremitsu ontbieden
▪ Aanduiding van een middel/methode:
そこなりける岩に、指の血して書きつけける
Soko narikeru iwa ni, oyobi no chi shite kakitsukekeru (Ise monogatari, 24)
Op rots die zich daar bevond, schreef ik [een gedicht] met bloed uit m'n vinger
長き爪して眼を掴み潰さむ
Nagaki tsume shite manako o tsukami tsubusamu (Taketori monogatari)
Met m'n lange nagels zou ik ze de ogen uitkrabben en die vermorzelen
▪ Aanduiding van een in een samenwerkingsverband opererende groep:
もとより友とする人一人二人して行きけり
Moto yori tomo to suru hito hitori futari shite yukikeri (Ise monogatari, 9)
Met een paar mensen waarmee hij tevoren bevriend raakte ging hij op weg [naar de
oostelijke provinciën]
2.2.2. Voegwoordelijke partikels: setsuzokujoshi 接続助詞
106
Tot deze categorie rekende Yamada Yoshio partikels die zich aan yōgen of jodōshi voegen, en
een bepaald verband tot stand brengen tussen de zinsdelen die ze verbinden. Op één
Oudjapanse vertegenwoordiger (m.n. nae なへ) na, worden voorbeelden die het gebruik van
voegwoordelijke partikels illustreren voornamelijk uit Middeljapanse teksten geput. Volgende
partikels worden tot de groep setsuzokujoshi gerekend: ba ば, baya ばや, to と, tomo とも,
do ど, domo ども, ga が, ni に, o を, monono ものの, mono'o ものを, monokara ものから,
monoyue ものゆゑ, te て, shite して, tsutsu つつ, nagara ながら, de で, kara から, gatera
がてら en gateri がてり.
a. nae なへ
Als aansluitbasis van dit oude partikel geldt de RTK van yōgen. Nae drukt gelijktijdigheid uit
van de gezegden waartussen het staat.
秋風の寒く吹くなへわが宿の浅茅がもとにこほろぎ鳴くも 1
Akikaze no samuku fuku nae wagayado no asaji ga moto ni kōrogi naku mo
(Man'yōshū, 10:2158)
Samen met de herfstwind die fris begint te waaien, tsjilpt een krekel aan de wortel van
een laag struikje bloedgras bij m'n huis.
b. ba ば
Zowel MZK- als IZK-vormen kunnen aan dit voegwoordelijke partikel voorafgaan. Het
gebruik van de zgn. retorische hypothese (shūjiteki katei 修辞的仮定) is een voorbeeld van
een MZK-vorm + ba en houdt in dat een reëel feit provisorisch als een hypothetische
omstandigheid uitgedrukt wordt. Het vindt een moderne tegenhanger in het partikel tara た
ら:
待てと言はば寝ても行かなむ強ひて行く駒の足折れ前の棚橋
Mate to iwaba netemo yukanamu shiite yuku koma no ashiore mae no tanahashi
(Kokinwakashū, "Koi 4", 739)
"Wacht" sprak ik, vertrok je toch maar na wat rust. Ach vonder voor mijn huis, breek
de benen van z'n paard, nu hij zo per se moet vertrekken
De aansluiting op een IZK-vorm, doorgaans ter uitdrukking van een hypothetische
voorwaarde, laat zich voor het eerst in de middeleeuwse letterkunde opmerken, en kent
geleidelijk aan algemene verspreiding in de Muromachi- en Edo-periodes. Een omgekeerde
tendens vertoonde de combinatie MZK + ba, die steeds minder courant werd en uiteindelijk
ook uit de geschreven taal verdween.
Een voorbeeld van ba dat, voorafgegaan door MZK, een hypothetische voorwaarde
formuleert:
狂人のまねとて大路を走らば、すなはち狂人なり。悪人のまねとて人を殺さ
ば、悪人なり
Kyōjin no mane tote ōji o hashiraba, sunawachi kyōjin nari. akunin no mane tote hito
o korosaba, akunin nari (Tsurezuregusa, 85)
107
Mocht je in imitatie van een gek een grote weg oplopen, dan ben je regelrecht een gek.
En mocht je in navolging van een booswicht iemand doden, dan ben je een booswicht.
我死なば汝指揮を取れ
Ware shinaba nanji shiki o tore
Neem jij het bevel over als ik sneuvel.
友来ば酒汲まむ
Tomo koba sake kumamu
In het geval er vrienden komen, schenk ik sake.
夏山に鳴く郭公心あらば物思ふ我に声な聞かせそ
Natsuyama ni naku hototogisu kokoro araba monoomou ware ni koe na kikase so
(Kokinwakashū, 3:145)
Gaat het je ter harte, koekoek die in de zomerse bergen roept, spaar me dan je lied, nu
ik hier pieker.
Voorbeelden van ba die volgen op de IZK, zijn in een vijftal toepassingsvelden te
onderscheiden.
▪ Aanduiding van oorzaak/reden; causale premisse:
父死ぬれば都に帰りぬ
Chichi shinureba Miyako ni kaerinu
Ik ben naar de hoofdstad teruggekeerd omdat mijn vader overleden was
友来れば酒を汲まむ
Tomo kureba sake o kumamu
Omdat mijn vrienden gekomen zijn schenk ik sake.
いと幼ければ、籠に入れて養ふ
Ito osanakereba, ko ni irete yashinau (Taketori monogatari, "Kaguyahime no oitachi")
Daar ze [= prinses Kaguya] heel jong was, werd ze in een mand opgevoed.
京には見えぬ鳥なれば、みな人見知らず
Miyako ni wa mienu tori nareba, mina hito mishirazu (Ise monogatari, 9)
Daar het een vogel was die je in Kioto niet aantreft, kon niemand hem thuisbrengen.
▪ Aanduiding van een toevallig verband:
それを見れば、三寸ばかりなる人、いと美しうて居たり
Sore o mireba, sanzun bakari naru hito, ito utsukushūte itari (Taketori monogatari,
"Kaguyahime no oitachi")
Toen hij het nader bekeek, zat daar heel schattig een wezentje van slechts 3 duim.
▪ Aanduiding van een universele uitspraak:
108
水掛くれば、火消ゆ
Mizu kakureba, hi kiyu
Vuur dooft, als je er water op giet.
疑ひながらも念仏すれば、往生す
Utagainagara mo, nenbutsu sureba, ōjō su (Tsurezuregusa, 39)
Al heb je er je twijfels over, je zal het paradijs verdienen als je de Boeddha aanroept.
▪ Aanduiding van toegeving in combinatie met ne ね (IZK van negatiepartikel zu ず):
我が宿の萩の下葉は秋風もいまだ吹かねばかくぞ紅葉てる
Wagayado no hagi no shitaba wa akikaze mo imada fukaneba kaku zo momiteru
(Man'yōshū, 8:1628)
Dat de onderste bladeren van de lespedeza in mijn tuin al zo verkleurd zijn, hoewel de
herfstwind nog niet gewaaid heeft.
天の川浅瀬しら波たどりつつ渡り果てねば明けぞしにける
Amanogawa asase shiranami tadoritsutsu watarihateneba ake zo shinikeru
(Kokinwakashū, "Aki jō", 177)
De ondiepten van de Melkweg niet kennend, en de witgekuifde golven volgend, was
de dag aangebroken nog voor we de oversteek achter de rug hadden.
▪ Aanduiding van contrast:
古き都は荒れゆけば、今の都は繁盛す
Furuki miyako wa areyukeba, ima no miyako wa hanjō su (Heike monogatari, 5,
Tsukimi)
De oude hofstad (= Kioto) raakte in verval en de huidige hofstad (= Fukuhara 福原,
prov. Settsu 摂津) bloeide.
鏑は海へ入りければ、扇は空へぞ上がりける
Kabura wa umi e irikereba, ōgi wa sora e zo agarikeru (Heike monogatari, 11, Nasu
no Yoichi)
Daar waar de fluitpijl de zee inging, vloog de waaier de hemel in
c. baya ばや
Dit hybride partikel dat bestaat uit het voegwoordelijke ba ば plus het betrekkingspartikel ya
や wordt als de oorsprong van het gelijknamige eindpartikel opgevat. Baya drukt twijfel, en
niet zelden een retorische vraag uit, hetzij na een hypothetische voorwaarde (aansluiting op de
MZK), hetzij na een vaststaand feit of feitelijkheid (aansluiting op de IZK).
▪ Twijfel na hypothese
109
君に問はばやこう問はむ
Kimi ni towabaya kō towamu
Als ik het jou zou vragen, zou ik het dan op zo'n manier vragen?
千夜も見ばや飽くことあらむ
Chiyo mo mibaya aku koto aramu
Al zag ik je duizend nachten lang, zou ik je daarom beu worden?
心当てに折らばや折らむ初霜の置きまどはせる白菊の花
Kokoroateni orabaya oramu hatsushimo no oki madowaseru shiragiku no hana
(Kokinwakashū, "Aki ge", 277)
Zou ik er wel kunnen plukken, als ik lukraak te werk ging? Zittend onder de prille rijp,
doen ze me twijfelen, de witte chrysanten.
▪ Twijfel na vaststaand feit
久方の月の桂も秋はなほ紅葉すればや照りまさるらむ
Hisakata no tsuki no katsura mo aki wa nao momiji sureba ya terimasaruramu
(Kokinwakashū, "Aki jō", 194)
Komt het door de katsurabomen op de maan heel in de verte, welke in de herfst nog
dieper verkleuren, dat het maanlicht heller schijnt?
思ひつつ寝ればや夢にて人に会はむ
Omoitsutsu nurebaya yume nite hito ni awamu
Ga ik hem in m'n dromen ontmoeten , omdat ik uit verlangen indommelde?
d. to と
Het setsuzokujoshi to volgt op diverse flexievormen. Zo kan to aansluiten op de SSK van
dōshi of keiyōdōshi, op de RYK van keiyōshi en op de RYK van het negatiepartikel zu ず.
Enkel in zijn hoofdtoepassing bestrijkt to een typisch klassiek Japanse wending, waarin het
nauwelijks van het voegwoordelijk partikel tomo verschilt. Voorbeelden van het
voegwoordelijk partikel to dat sedert de Heian-periode in gebruik is, zijn slechts in beperkte
mate voorhanden, en bleven meestal beperkt tot passages uit tanka. De laatste twee nuances
deden pas sedert de Muromachi-periode opgeld.
▪ Aanduiding van toegeving:
嵐のみ吹くめる宿に花薄穂に出でたりとかひやなからむ
Arashi nomi fuku meru yado ni hanasusuki ho ni idetari to kai ya nakaramu (Kagerō
nikki, Jō, 957)
Al is het prachtriet thuis, waar enkel stormen lijken te woeden, in de aren geschoten,
zin zal het wel niet hebben
Opm.: Het partikel drukt hier met andere woorden de verbinding uit van een hypothese met een
omstandigheid die daar los van optreedt.
110
▪ Aanduiding van een veronderstelling die als voorwaarde bedoeld is:
母さまを悪う言ふと、たたくぞよ
Kakasama o warō iu to, tataku zo yo (Keisei Asamagadake 傾城浅間嶽, Chū 中)
Als je kwaadspreekt van m'n moeder, sla ik je.
▪ Aanduiding van een voorwaarde waarbij de gevolgen geacht worden zich herhaaldelijk of
gewoonlijk voor te doen:
私の留守になると、酒ばかり飲うで
Watashi no rusu ni naru to, sake bakari nōde (Domori 吃り)
Telkens ik van huis ben, zitten ze steevast aan mijn drank.
e. tomo とも
Qua verbindingsmogelijkheden loopt tomo volledig gelijk met het partikel to. Hoewel vaak
etymologisch in verband gebracht met de combinatie kakujoshi to + kakarijoshi mo, die bij
uitstek volgt op perceptieve werkwoorden (d.w.z. werkwoorden die een uitspraak doen over
de buitenwereld) waaronder shiru 知る, iu 言ふ, omou 思ふ, miru 見る en kiku 聞く,
beschouwt men het partikel tomo het best als een afzonderlijke eenheid. Een typisch
Oudjapanse combinatie betreft mitomo 見とも waarbij het partikel anders dan de regel
aansluiting op de RTK heeft. Maar ook in middeleeuwse teksten zijn voorbeelden te vinden
waarin tomo aansluit op RTK-vormen:
あしひきの八峰の椿つらつらに見とも飽かめや植ゑてける君
Ashihiki no yatsuo no tsubaki tsuratsura ni mitomo, akame ya uetekeru kimi
(Man'yōshū, 20:4481)
Al kijk je er aandachtig naar, zou je er ooit op uitgekeken raken, jij die deze vele
bergen met camelia's beplant hebt.
かばかりになりては、飛び降るるとも降りなむ
Ka bakari ni narite wa, tobioruru tomo orinamu (Tsurezuregusa, 109)
Bij zo'n beetje hoogte, daal je toch [veilig] af, ook al spring je naar beneden.
▪ Aanduiding van een hypothetische voorwaarde met toegevende waarde:
千年を過ぐすとも、一夜の夢の心地こそせめ
Chitose o sugusu tomo, hitoyo no yume no kokochi koso seme (Tsurezuregusa, 7)
Al leefden we wel duizend jaar, toch zou het aanvoelen als een droom van één nacht!
▪ Hypothetische formulering van een vaststaand feit (beklemtonend gebruik):
111
かくさし籠めてありとも、かの国の人来ば、皆開きなむとす
Kaku sashikomete aritomo, ka no kuni no hito koba, mina akinamu to su (Taketori
monogatari, "Kaguyahime no shōten")
Al zit ik hier op die manier opgesloten, ze [= de deuren] zullen beslist allemaal
openspringen als de mensen van dat rijk komen.
わが身は女なりとも、敵の手にはかかるまじ
Wagami wa onna nari tomo, kataki no te ni wa kakaru maji (Heike monogatari, 11,
"Sentei minage" 先帝身投)
Al ben ik een vrouw, ik ben niet van plan in handen van de vijand te vallen.
f. do ど
Naar betekenis en gebruik heeft dit partikel dat reeds sedert de Nara-periode gebezigd wordt,
bijzonder veel raakvlakken met het voegwoordelijk partikel domo. Tijdens de Heian kwam
dat partikel voornamelijk in Kanbun kundoku-teksten voor, terwijl het joshi do overwegend in
monogatari- en dagboekliteratuur aangetroffen werd. In latere literaire periodes nam het
toepassingsbereik van domo geleidelijk aan toe ten koste van do dat minder frequent toegepast
werd. Het setsuzokujoshi do ど sluit aan op de IZK. In de oudste illustraties van het gebruik
van do komt aanhechting op -ke en -shike (de oude IZK-vormen van resp. de ku- en shikuflecties) voor:
あをによし奈良の大路は行きよけどこの山道は行き悪しかりけり
Aoni yoshi Nara no ōji wa yukiyokedo, kono yamamichi wa yukiashikarikeri
(Man'yōshū, 15:3728)
De grote lanen van Nara waren wel makkelijk begaanbaar, maar dit bergpad was
moeilijk te bewandelen.
▪ Het partikel wordt gebruikt ter inleiding van een toegeving:
いとはしたなきこと多かれど、かたじけなき御心ばへのたぐひなきを頼みに
てまじらひ給ふ
Itowashita naki koto ōkaredo, katajikenaki mikokorobae no tagui naki o tanomi nite
majiraitamau (Genji monogatari, "Kiritsubo")
Hoewel ze [= Vrouwe Kiritsubo] het verschrikkelijk te verduren had, bleef ze ten hove
dienen, zich verlatend op de weergaloosheid van 's keizers minzame liefde.
二人行けど行き過ぎがたき秋山をいかにか君が一人越ゆらむ
Futari yukedo yukisugigataki akiyama o ikanika kimi ga hitori koyu ramu (Man'yōshū,
2:106)
De najaarsbergen, die met z'n tweeën toch al moeilijk over te trekken zijn, hoe zou m'n
broertje die op z'n eentje oversteken!
g. domo ども
112
Het partikel domo is opgebouwd uit de combinatie van het voegwoordelijk partikel do met het
kakarijoshi mo, en deelt met do dezelfde concessieve betekenis. Aansluiting gebeurt op de
IZK en zoals uit het volgende voorbeeld blijkt kunnen ook bij dit partikel -ke en -shike als
oude IZK-vormen van de ku- en shiku-flecties voorafgaan:
陸奥の真野の草原遠けども面影にして見ゆといふものを
Michinoku no Mano no kayahara tōkedomo omokage nishite miyu to iu mono'o
(Man'yōshū, 3:396)
Al bevinden de grasvlakten van Mano zich veraf in de noordoostelijke provinciën,
toch zou je zeggen dat ik je in gedachten zie.
Praktisch dezelfde betekenis als domo heeft de constructie toiedomo と い へ ど も , dat
voortgekomen is uit de Kanbun kundoku-literatuur (Kamakura-periode). In de Muromachiperiode ontstond de uitdrukking keredomo けれども, dat in moderne tijden definitief de
plaats van domo ging overnemen. Klassieke voorbeelden van het gebruik van domo:
親のあはすれども、聞かでなむありける
Oya no awasuredomo, kika de namu arikeru (Ise monogatari, 23)
Schoon haar ouders haar probeerden te koppelen, bleef ze daar geen oren naar hebben.
いかなる大事あれども、人の言ふこと聞き入れず
Ikanaru ōgoto aredomo, hito no iu koto kikiirezu (Tsurezuregusa, 60)
Welke belangrijke zaken er zich ook voordeden, hij [= priester Jōshin 盛親] luisterde
niet naar wat de mensen hem zeiden.
h. ga が
Het gebruik van ga, dat na een RTK-vorm volgt, kan zowel nevenschikking als toegeving in
zich sluiten.
▪ Aanduiding van nevenschikking:
木曽は、越後国府にありけるが、これを聞いて五万余騎で馳せ向かふ 1
Kiso wa, Echigo no kofu ni arikeru ga, kore o kiite goman amari ki de hasemukau
(Heike monogatari, 7, "Hiuchi gassen" 火打合戦)
Kiso [no Yoshinaka] bevond zich in het gouvernement te Echigo, en toen hij dit [= de
opmars van de Heike-troepen] vernam, trok hij hen met een cavalerie van meer dan
50.000 man spoorslags tegemoet.
▪ Aanduiding van toegeving:
昔より多くの白拍子ありしが、かかる舞はいまだ見ず
Mukashi yori ōku no shirabyōshi arishi ga, kakaru mai wa imada mizu (Heike
monogatari, 1, "Giō" 祇王)
Al sedert lang bestaan er vele (zwaard)dansuitvoeringen, maar zo'n prachtige dans heb
ik nog niet gezien.
113
たとへ、唐人であらうが、阿蘭陀であらうが、滅多にほかへはやらぬ
Tatoe, Tōjin de arō ga, Oranda de arō ga, metta ni hoka e wa yaranu (Kanjin Kanmon
tekuda no hajimari 韓人漢文手管始, 1)
Al zijn ze Chinees of Nederlander, we laten ze absoluut niet naar andermans plaatsen
gaan.
Opm.: Dit laatste voorbeeld illustreert de zgn. hypothetische toegeving, die pas in Edo-teksten
als nuance opduikt en steeds door de jodōshi u う, yō よう of mai まい wordt voorafgegaan.
i. ni に
Dit partikel is rechtstreeks afgeleid van het gelijknamige kakujoshi, en wordt gevoegd aan de
RTK. Het vaakst wordt dit joshi gebruikt als:
▪ Aanduiding van oorzaak/reden:
この事を嘆くに、鬚も白く、腰もかがまり、目もただれにけり
Kono koto o nageku ni, hige mo shiroku, koshi mo kagamari, me mo tadarenikeri
(Taketori monogatari, "Kaguyahime no shōten")
Omdat hij daarom [Kaguya's nakende terugkeer naar de maan] treurde, werd zijn
baard grijs, ging hij gebukt lopen en kreeg hij zere ogen.
▪ Aanduiding van consecutief verband:
火の中にうちくべて焼かせ給ふに、めらめらと焼けぬ
Hi no naka ni uchikubete yakasetamau ni, meramera to yakenu (Taketori monogatari,
"Hinezumi no kawaginu")
Toen hij het in het vuur wierp om het te doen verbranden, ging het als een lier in
vlammen op.
▪ Aanduiding van toegeving:
方違へに行きたるに、あるじせぬ所
Katatagae ni yukitaru ni, aruji senu tokoro (Makura no sōshi, "Susamajiki mono")
Een ongastvrije plek, hoewel erheen gegaan om er een betere ligging te vinden
▪ Aanduiding van toegevende nevenschikking:
霧も深く露けきに、すだれをさへあげ給へれば、御袖もいたう濡れにけり
Kiri mo fukaku tsuyukeki ni, sudare o sae agetamaereba, onsode mo itō nurenikeri
(Genji monogatari, "Yūgao")
Hoewel de ochtendmist dicht hing en alles onder een laag dauw zat, haalde je toch het
bamboe rolluik op, en kreeg je heel natte mouwen.
114
j. o を
Dit partikel komt na vormen in de RTK, maar kan ook een enkele keer zoals het tweede
voorbeeld illustreert op taigen volgen. Hoewel het niet altijd mogelijk is de specifieke
gebruikstoepassing te noemen, kan het partikel in een drietal functies onderscheiden worden.
Vergeleken met de verwante partikels ba, do en domo geldt algemeen dat o doorzichtiger en
minder vaag een verband aangeeft.
▪ Aanduiding van een toegeving:
大納言に会はむとて参りたるを会はれず
Dainagon ni awamu tote mairitaru o awarezu
Hij was langsgekomen in de hoop de grootkanselier te ontmoeten, maar dat was niet
mogelijk.
八重桜は奈良の都にのみありけるを、このごろぞ世に多くなり侍るなる
Yaezakura wa Nara no miyako ni nomi arikeru o, konogoro zo yo ni ōku nari haberu
naru (Tsurezuregusa, 139)
Kwam de dubbelbloemige kersenboom [vroeger] enkel in de hoofdstad Nara voor,
dezer dagen vind je hem talrijk te lande.
白露の色は一つをいかにして秋の木の葉を千々に染むらむ
Shiratsuyu no iro wa hitotsu o ika nishite aki no konoha o chiji ni somuramu
(Kokinwakashū, "Aki ge", 257)
Hoewel de kleur van witte dauw egaal is, hoe komt het dan dat ze het boomlover in de
herfst duizendvoudig bont kleurt?
▪ Aanduiding van een consecutief verband:
心にしも従はず苦しきを、さりぬべき折見て、対面すべくたばかれ
Kokoro ni shimo shitagawazu kurushiki o, sarinu beki ori mite, taimen subeku
tabakare (Genji monogatari, "Utsusemi")
Hoezeer tegen mijn streven in, is er de pijn; vind dus een geschikte gelegenheid en
regel dat we elkaar kunnen zien.
▪ Aanduiding van een nevenschikking:
「汝が姓は何ぞ」と仰せられしかば、「夏山となむ申す」と申ししを、やが
て繁樹となむ付けさせ給へりし
"Kimuji ga sō wa nani zo" to ōserareshikaba, "Natsuyama to namu mōsu" to mōshishi
o, yagate Shigeki to namu tsukesasetamaerishi (Ōkagami, "Jo")
Toen hij vroeg : "Hoe heet je met je achternaam?", zei hij "Ik heet Natsuyama"; daarop
werd hij terstond Shigeki 繁樹 genoemd.
k. monono ものの
115
Ontstaan uit de combinatie van het (keishiki)meishi mono + het kakujoshi no in zijn
toegevende functie, volgt monono op RTK-vormen en drukt een toegeving uit:
なべての月には見えぬものの、師走のつごもりのみ時めきて
Nabete no tsuki ni wa mienu monono, shiwasu no tsugomori nomi tokimekite (Makura
no sōshi, "Hana no ki naranu wa")
Enkel goed gedijend op het einde van december, terwijl ze op een gewone maand niet
te zien zijn ...
つれなくねたきものの、忘れがたきに思す
tsurenaku netaki monono, wasuregataki ni obosu (Genji monogatari, "Yūgao")
Al vond hij haar koud en jaloers, hij dacht haar toch niet te kunnen vergeten
君来むと言ひし夜ごとに過ぎぬれば頼まぬものの恋ひつつぞ経る
Kimi komu to iishi yorugoto ni suginureba tanomanu monono koi tsutsu zo furu (Ise
monogatari, 23)
elke nacht waarvan je zei te zullen komen, is verstreken, dus reken ik er niet meer op;
maar verlangend breng ik de tijd door
l. monoo ものを
Een ander voorbeeld van voegwoordelijke partikels samengesteld uit mono is monoo. Het
tweede lid is te identificeren als het kantōjoshi o. Aansluiting gebeurt op de RTK. Zijn twee
hoofdfuncties, waarvan de laatste sedert de Azuchi/Edo-periode circulatie geniet, zijn:
▪ Aanduiding van toegeving:
来むと言ふも来ぬ時あるを来じと言ふを来むとは待たじ来じと言ふものを
Komu to iu mo konu toki aru o koji to iu o komu to wa mataji koji to iu mono'o
(Man'yōshū, 4:527)
Al zeg je "Ik zal komen," toch gebeurt het dat je dan niet komt. Nu je zegt niet te
zullen komen, verwacht ik niet dat je komt;- je zegt toch immers niet te zullen komen!
都出でて君に逢はむと来しものを来しかひもなく別れぬるかな
Miyako idete kimi ni awamu to koshi mono'o koshi kai mo naku wakarenuru kana
(Tosa nikki, 26.12)
Hoewel ik de hofstad verliet en gekomen ben met de bedoeling je te zien, was het toch
de moeite niet waard gekomen te zijn; dan nemen we zeker maar afscheid, he.
▪ Aanduiding van een consecutief verband:
日がな一日ゐたり立ったりするものを、腹も減らぢゃあねえか
Hi gana ichinchi itari tattari suru mono'o, hara mo herajānē ka (Ukiyoburo 浮世風呂,
3 Jō)
116
Zo de hele dag lang [telkens er klanten komen] gaan zitten en dan weer opstaan; echt
toch iets om honger van te krijgen!
m. monokara ものから
Dit partikel volgt eveneens op de RTK, en is samengesteld uit mono en het kakujoshi kara.
Monokara, dat vanouds een concessieve gedachte uitdrukte, kon in middeleeuwse teksten ook
gelezen worden als markeerder van een consecutief inz. causaal verband. Dit gebruik vloeit
voort uit verwarring met het voegwoordelijk partikel kara dat in een van zijn betekenissen
reden of oorzaak kan aangeven. In Edo-literatuur komt dit partikel vaak aan bod in gikobun
擬古文 (teksten in pseudoklassieke stijl).
▪ Aanduiding van toegeving:
月は有明けにて、光をさまれるものから、影さやかに見えて
Tsuki wa Ariake nite, hikari o samareru monokara, kage (ke)sayakani miete (Genji
monogatari, "Hahakigi")
De maan bevindt zich in de ochtendschemering, haar stralen zijn reeds verflauwd,
maar haar schijnsel toch duidelijk zichtbaar ...
いたましうするものから、下戸ならぬこそ、男はよけれ
Itamashū suru monokara, geko naranu koso, onoko wa yokere (Tsurezuregusa, 1)
Je deugt pas als man door geen geheelonthouder te zijn, al moet je jezelf er geweld
voor aandoen.
▪ Aanduiding van reden/oorzaak:
さすがに辺土の遺風忘れざるものから、殊勝に覚えらる
Sasugani hendo no ifū wasurezaru mono kara, shushō ni oboeraru (Oku no hosomichi,
"Sue no Matsuyama")
Toch had ik er bewondering voor, dat tradities in een afgelegen plaats als deze niet
vergeten raakten.
n. monoyue ものゆゑ
Het zelfde stramien dat vorige partikels kenmerkte gaat op voor monoyue: aansluiting op de
RTK en opdeelbaarheid, m.n. in de combinatie van meishi mono met yue, een keishikimeishi.
Voorts past vermelding van monoyueni ものゆゑに dat men als een variant van dit partikel
mag beschouwen.
▪ Aanduiding van toegeving:
恋すれば我が身は影となりにけりさりとて、人には添はぬものゆゑ
117
Koi sureba wagami wa kage to narinikeri, saritote, hito ni wa sowanu monoyue
(Kokinwakashū, "Koi 1", 528)
Daar ik verliefd was, werd m'n lichaam een schim; toch kan ik als een schaduw m'n
geliefde niet volgen
▪ Aanduiding van reden/oorzaak:
事ゆかぬものゆゑ、大納言をそしり合ひたり
Koto yukanu monoyue, dainagon o soshiri aitari (Taketori monogatari, "Tatsu no kubi
no tama")
Daar ze er geen genoegen mee namen, leverden ze samen kritiek op de dainagon
(hoofdraadsman der regering).
o. te て
Het voegwoordelijk partikel te て, gaat oorspronkelijk terug op de RYK te て van het
kanryōjodōshi tsu, en sluit dus eveneens aan op de RYK. Alles welbeschouwd bestaat er
weinig verschil met het modern Japanse partikel te, dat in zijn grondfunctie eveneens een
eenvoudige verbinding of nevenschikking uitdrukt. Het valt voor dat de RYK-vorm waarop
aanhechting gebeurt naar bepaalde interpretatie tot de categorieën hojodōshi of taigen
behoort:
この上の山へ花摘みに入らせ給ひて候ふ
Kono ue no yama e hanatsumi ni irasetamaite saburō (Heike monogatari, Kanjō 灌頂,
Oharagokō 大原御幸)
Ze (= keizerin Kenrei 建礼) is verder de berg op bloemen gaan plukken.
雨降りて後、いまだ庭のかわかざりければ
Ame furite ato, imada niwa no kawakazarikereba (Tsurezuregusa, 177)
Daar de tuin, na de regenval, nog niet droog was.
Aansluiting op andere vormen dan de RYK-yōgen was aanvankelijk mogelijk. Zo leverde
de combinatie met de bijwoorden kaku かく, sa さ en nado など de mettertijd versteende
vormen kakute かくて, sate さて en nadote などて (alle eveneens fukushi) op; maar ook in
de partikels tote とて en nite にて bleef de aanhechting van te op de joshi to と en ni に
zichtbaar. Het is niet eenvoudig het partikel eenduidig te onderscheiden van de RYK van het
kanryōjodōshi tsu つ, maar wanneer te volgt op de jodōshi mu む, mashi まし, ki き, keri け
り en tari たり wordt de vorm doorgaans opgevat als de RYK van het kanryōjodōshi tsu, en
geldt het in andere gevallen als het setsuzokujoshi te.
▪ Aanduiding van nevenschikking:
同じ小柴なれど、うるはしうしわたして、清げなる屋・廊など続けて
Onaji koshiba naredo, uruwashū shiwatashite, kiyoge naru ya, rō nado tsuzukete
(Genji monogatari, "Wakamurasaki"
118
Hoewel het een gedeeld schuttinkje betrof, bakende het fatsoenlijk de omgeving af, en
verbond het de keurige gebouwen en gangen enz.
▪ Aanduiding van een bijwoordelijke verbinding/bepaling:
三寸ばかりなる人、いと美しうて居たり
Sanzun bakari naru hito, ito utsukushūte itari (Taketori monogatari, "Kaguyahime no
oitachi")
Heel schattig zat daarin een wezentje van slechts 3 duim.
ただ涙にひちて明かし暮らさせ給へば
Tada namida ni hichite akashi kurasasetamaeba (Genji monogatari, "Kiritsubo")
Aangezien hij enkel badend in zijn tranen de dagen sleet, ...
▪ Aanduiding van oorzaak/reden:
八日、障ることありて、なほ同じ所なり
Yōka, sawaru koto arite, nao onaji tokoro nari (Tosa nikki, 8.1)
Daar er de achtste dag belet was opgetreden, bevonden we ons nog steeds op dezelfde
plek.
花の名は人めきて、かうあやしき垣根になむ、咲き侍りける
Hana no na wa hito mekite, kō ayashiki kakine ni namu, saki haberikeru (Genji
monogatari, "Yūgao")
Die bloemen [= Yūgao] hebben een banale naam; allicht bloeien ze aan zo'n
armetierige omheining!
p. shite して
Ook dit partikel kwam in wezen door verbinding tot stand, dit keer van shi (RYK van su)
gevolgd door het voegwoordelijk partikel te. Als aansluitbasis gelden de RYK van keiyōshi en
keiyōdōshi, de RYK van jodōshi die flecteren als keiyō(dō)shi en de RYK van negatiepartikel
zu. Volgende vier functionele toepassingen kan men onderscheiden:
▪ Aanduiding van nevenschikking:
ゆく河の流れは絶えずして、しかも、もとの水にあらず
Yuku kawa no nagare wa taezu shite, shikamo, moto no mizu ni arazu (Hōjōki, "Yuku
kawa")
Onophoudelijk is de stroom der voortlopende rivieren, maar als tevoren blijft het water
niet.
▪ Aanduiding van een bijwoordelijke verbinding/bepaling:
119
我が御家へも寄り給はずしておはしたり
Waga oie e mo yoritamawazu shite owashitari (Taketori monogatari, "Hōrai no tama
no eda")
Zonder naar z'n eigen paleis gegaan te zijn bevindt hij zich hier.
▪ Aanduiding van reden:
いたり賢くして、時の人に思すなりけり
Itari kashikoku shite, toki no hito ni obosu narikeri (Makura no sōshi, "Aridōshi
myōjin" 蟻通明神)
Daar hij uitermate schrander was, achtte hij [= de keizer] hem een man voor de tijd.
▪ Aanduiding van toegeving:
格子どもも、人はなくして開きぬ
Kōshidomo mo, hito wa naku shite, akinu (Taketori monogatari, "Kaguyahime no
shōten")
En alle hekdeuren stonden open, hoewel er niemand te bekennen was.
q. tsutsu つつ
Aanhechting vindt plaats achter de RYK van dōshi en van de jodōshi su す, sasu さす, shimu
しむ, ru る en raru らる. Dit joshi wijst op herhaling/voortduring, en kan qua morfologie
opgevat worden als de verdubbeling van de SSK van het kanryōjodōshi tsu つ.
▪ Aanduiding van herhaling:
野山にまじりて竹を取りつつ、よろづの事に使ひけり
Noyama ni majirite take o toritsutsu, yorozu no koto ni tsukaikeri (Taketori
monogatari, "Kaguyahime no oitachi")
[De oude bamboesnijder] begaf zich altijd in de woeste bergen om bamboe te halen,
hetgeen hij voor duizend-en-een dingen gebruikte.
▪ Aanduiding van gelijktijdigheid:
人ごとに折り挿頭しつつ遊べどもいやめづらしき梅の花かも
Hitogoto ni ori kazashitsutsu asobedomo iya mezurashiki ume no hana kamo
(Man'yōshū, 5:828)
Elkeen plukt ze, steekt ze in het haar en stoeit ermee; ach wat een ongeziene
pruimenbloesems toch.
水の上に遊びつつ魚を食ふ
Mizu no ue ni asobitsutsu io o kuu (Ise monogatari, 9)
120
Stoeiend op het water eten ze vis.
▪ Aanduiding van een continu verloop:
天離る鄙に五年住まひつつ都の手振り忘らえにけり
Amazakaru hina ni itsutose sumaitsutsu miyako no teburi wasurae nikeri (Man'yōshū,
5:880)
Vijf jaar aan één stuk woon ik nu in de verafgelegen/hemelsverre provincie; de zeden
en gewoonten van de hofstad ben ik geheel vergeten.
▪ Aanduiding van een eenvoudige verbinding (syn. met setsuzokujoshi te て):
「やがて参らむ」とて、にはかに精進始めつつ、厳島へぞ参られける
"Yagate mairamu" tote, niwakani shōjin hajimetsutsu, Itsukushima e zo mairarekeru
(Heike monogatari, 2, "Tokudaiji no sata" 徳大寺之沙汰)
Hij sprak: "Ik ga meteen ter bedevaart," en terstond begon hij een louterende ascese,
en begaf zich zowaar naar (het heiligdom van) Itsukushima.
r. nagara ながら
Het setsuzokujoshi nagara ながら volgt op de RYK van dōshi en op die van bep. jodōshi
waaronder het ontkenningspartikel zu. Aanhechting is verder mogelijk op taigen en op de
stam van keiyōshi en keiyōdōshi. Het partikel mag als een afgeleide van het gelijknamige
suffix nagara beschouwd worden, en ook naar betekenis zijn beide vormen vaak gelijklopend.
Om beide onderling af te zetten, gaat men er algemeen vanuit dat nagara een setsubiji betreft
wanneer het op taigen volgt en een bijwoordelijke bepaling tot stand brengt. Komt het
daarentegen na RYK met benadrukking van de continuïteit of nevenschikking van een
handeling, dan geldt het een setsuzokujoshi. Als grondbetekenis heeft dat partikel de nuance
van onveranderlijkheid, blijvendheid, ongewijzigde toestand:
日は照りながら雪の頭にかかりけるを
Hi wa terinagara yuki no kashira ni kakarikeru o (Kokinwakashū, "Haru jō", 8)
Hoewel de zon schijnt/blijft schijnen, blijft de sneeuw op mijn hoofd liggen [met
vertaling "blijft schijnen" is de tegenstelling tussen voor- en nazin geprononceerder].
Bij aansluiting op de RYK komen volgende toepassingen aan de orde:
▪ Aanduiding van een continu gegeven:
取りつきながらいたう睡りて、落ちぬべき時に目を醒ますこと、たびたびな
り
Toritsukinagara itō neburite, ochinu beki toki ni me o samasu koto, tabitabi nari
(Tsurezuregusa, 41)
Zich eraan vastklampend, werd hij heel slaperig en telkens hij dreigde te vallen werd
hij wakker.
121
▪ Aanduiding van een nevenschikkend verband tussen twee gelijktijdige handelingen:
食ひながら文をも読みけり
Kuinagara fumi o mo yomikeri (Tsurezuregusa, 60)
Al etende las hij het Schrift.
▪ Nevenschikkende voorstelling van twee niet samenvallende gegevens / toegevende nuance:
かしこき御蔭をば頼み聞こえながら、おとしめ疵を求め給ふ人は多く
Kashikoki okage oba tanomikikoenagara, otoshime kizu o motometamau hito wa ōku
(Genji monogatari, "Kiritsubo")
Terwijl ze [= Kiritsubo] zich 's keizers welkome genegenheid liet welgevallen, waren
er velen die op haar neerkeken en op haar zaten te vitten.
▪ Daarnaast bestaat nog de aansluiting op taigen en op de stam van keiyō(dō)shi. Ook voor
volgend voorbeeld geldt een toegevende nuance:
身はいやしながら、母なむ宮なりける
Mi wa iyashinagara, haha namu miya narikeru (Ise monogatari, 84)
Hoewel zelf laag van stand, was zijn moeder een prinses van den bloede
s. de で
Dit partikel zou afgeleid zijn van de combinatie zute ず て , d.i. de RYK van het
negatiepartikel zu gevolgd door het setsuzokujoshi te. Aanhechting gebeurt op de MZK. Het
partikel houdt een negatie in van de voorgaande gedachte en brengt een verbinding tot stand
met wat volgt:
食べで行きたり
Tabede yukitari
Hij vertrok zonder gegeten te hebben.
遠からで道よし
Tōkarade michi yoshi
Het is niet ver en de wegen zijn goed.
鬼ある所とも知らで、・・・・・・あばらなる倉に、女をば奥に押し入れて
Oni aru tokoro tomo shirade, ...... abaranaru kura ni, onna oba oku ni oshiirete (Ise
monogatari, 6)
Onwetende dat het een plek was waar zich boze geesten bevonden, [...] stopte hij de
vrouw achteraan in de vervallen schuur.
t. kara から
122
Nauw verbonden met het kakujoshi kara から is het voegwoordelijk partikel kara, dat
aansluiting vindt op de RTK of op het voegwoordelijk partikel te en in betekenis veel gemeen
heeft met de moderne varianten kara en dakara. De voegwoordelijke nuance van kara treedt
voor het eerst in Muromachi-teksten op.
▪ Aanduiding van oorzaak, reden, motief, aanleiding (kan direct door wa は gevolgd worden):
汐時がよう御座りますから、舟はたちまちで御座ります
Shiodoki ga yō gozarimasukara, fune wa tachimachi de gozarimasu (Yūshihōgen 遊子
方言, "Hottan" 発端)
Daar het tij gunstig is, zal het schip zo meteen aankomen
見付けられたからは、ありやうに言はう
Mitsukerareta kara wa, ariyōni iō (Chikamatsu 近松, Amidagaike Shinteramachi 1 阿
弥陀が池新寺町)
Laten we, nu het ontdekt is, de dingen bij hun naam noemen
▪ Aanduiding van een toegeving in de constructie -te kara てから of -te kara ga てからが:
折角さび落としてから、ごまめ一ぴき切ることにはあらねども
Sekkaku sabiotoshite kara, gomame ippiki kiru koto ni wa aranedomo (Saikaku,
Sekenmunesan'yō 世間胸算用, 2:4)
Al neem je de moeite om er de roest van af te halen, toch zal je er een gedroogde
ansjovis niet mee kunnen snijden.
▪ Aanduiding van een tegenstelling:
旅の旦那どの、旅の旦那どのと言うてから、帰らず
Tabi no dannadono, tabi no dannadono to iute kara, kaerazu (Keiseikintanki 傾城禁
短気, 4:4)
Hij zei: "mijnheer de reiziger, mijnheer de reiziger" maar hij verrees niet
u. gatera がてら
Het partikel gatera がてら sluit aan op de RYK van yōgen en drukt uit dat de handeling
waarbij het staat een deelactiviteit of bijkomende bedoeling betreft.
梅の花咲き散る園に我行かむ君が使ひをかた待ちがてら
Ume no hana sakichiru sono ni ware yukamu kimi ga tsukai o katamachigatera
(Man'yōshū, 18:4041)
Ik wil naar de tuin gaan waar pruimenbloesems bloeien en wegdwarrelen; tevens om
er vol ongeduld te wachten op je bode.
123
v. gateri がてり
Het Oudjapanse gateri が て り , sluit aan op de RYK van werkwoorden en wijst op
gelijktijdigheid of cumulatie van handelingen.
山辺の御井を見がてり神風の伊勢娘子ども相見つるかも
Yamanohe no mii o migateri kankaze no Ise otomedomo aimitsuru kamo (Man'yōshū,
1:81)
Toen ik ter bezichtiging van de bron in de buurt van het gebergte gekomen was, pikte
ik een onderhoud met de Ise-priesteressen mee!
2.2.3. Inductieve partikels: kakarijoshi/keijoshi 係助詞
Bij dit soort partikels oefent het joshi een specifieke invloed uit op een ander zinsdeel. Het
kan gaan om een beklemtoning van woorden die aan het partikel voorafgaan, of omzetting
van de flectievorm van yōgen die erop volgen in een andere flectievorm (cf. kakarimusubiwerking). Deze eveneens door Yamada Yoshio geïdentificeerde partikels worden in
declaratieve zinnen, in (retorische) vraagzinnen of in zinsfinale positie aangetroffen en
signaleren een specifiek topic, oefenen nadruk uit, formuleren een vraagstelling enz. De
partikels namo なも (later overgegaan in namu なむ) en kamo かも gelden als oudste
vertegenwoordigers van deze groep. Tot de Middeljapanse kakarijoshi rekent men wa は, mo
も, zo ぞ, namu/nan なむ/なん, ya や, ka か, koso こそ en kawa かは.
a. namo なも
Onderwerpswoorden (shugo 主語), bijwoordelijke bepalingen (ren'yōshūshokugo 連用修飾
語) en voegwoorden (setsuzokushi 接続詞) maken deel uit van de woordvormen die voor het
partikel kunnen staan.
何時はなも恋ひずありとはあらねどもうたてこのころ恋し繁しも
Itsu wa namo koizu ari to wa aranedomo utate konokoro koishishigeshimo (Man'yōshū,
12:2877)
Ze was me, wie weet hoelang al, niet ongenegen, maar gek genoeg overkomt me pas
nu hevige verliefdheid.
b. kamo かも
Dit joshi is ontstaan uit de aaneenschakeling van de kakarijoshi ka en mo en wordt net zoals
namo gevoegd achter onderwerpswoorden, bijwoordelijke bepalingen en voegwoorden.
Flecterende vormen die na dit partikel komen nemen wegens kakarimusubi de RTK-vorm
aan; een regel die kwam te vervallen nadat dit partikel, zoals nog in het modern Japans blijkt,
naar zinsfinale positie verhuisde. In Nara-literatuur zijn er, zoals onderstaand voorbeeld
illustreert, gevallen bekend waarbij kamo volgt op een IZK-vorm of op de combinatie IZK +
ba:
124
冬ごもり春の大野を焼く人は焼きたらねかも我が心焼く
Fuyu gomori haru no ōno o yaku hito wa yakitarane kamo agakokoro yaku
(Man'yōshū, 7:1336)
Hebben mensen die in de winterige lente de uitgestrekte velden afbranden niet genoeg
te branden; dat ze dan m'n hart mee afbranden!
▪ Aanduiding van een retorische vraag:
あしひきの山鳥の尾のしだり尾の長々し夜をひとりかも寝む
Ashihiki no yamadori no o no shidario no naganagashi yo o hitori kamo nemu
(Man'yōshū, 11:2802)
Als de hangstaart zoals de bosfazant er eentje heeft, weer een evenzo lange, lange
nacht in een eenzaam bed tegemoet?
c. wa は
Opnieuw treffen we als aansluitbasis onderwerpswoorden, bijwoordelijke bepalingen en
voegwoorden aan. In zijn grondbetekenis fungeert wa als topic-markeerder. Het wordt voorts
ingeschakeld om contrast tussen twee uitspraken aan te geven of om de inhoud van het
gezegde nadrukkelijk te bevestigen. Voorts kan wa een hypothetisch verband uitdrukken, en
volgt dan op de RYK van keiyōshi of van zu ず . Bij deze toepassing komt de
veronderstellende nuance overigens niet telkens duidelijk naar voren. Morfologisch zij nog
gewezen op de vorm oba をば die geëvolueerd is uit de aansluiting van wa op o. Andere
klankversmeltingen zijn na な en ta た die respectievelijk teruggaan op de combinaties n ん +
wa は en -tt っ + wa は, en er is de variant ippa いっぱ die van iuwa いうは afgeleid is.
▪ Aanduiding van de topic:
これは勇める馬なり
Kore wa isameru uma nari (Tsurezuregusa, 185)
Dit is een onstuimig ros.
▪ Aanduiding van een contrast:
敵の手にはかかるまじ
Kataki no te ni wa kakaru maji (Heike monogatari, 11, "Sentei minage" 先帝身投)
Ik ben niet van plan in handen van de vijand te vallen.
古京はすでに荒れて、新都はいまだ成らず
Kokyō wa sude ni arete, shinto wa imada narazu (Hōjōki, "Miyakoutsuri" 都遷り)
De oude hofstad [= Kioto] lag reeds in puin, maar de nieuwe hoofdstad [= Fukuhara]
was nog niet af.
125
▪ Beklemtoning:
尋ぬる人の琴の音か、おぼつかなくは思へども、駒を速めて行くほどに
Tazunuru hito no koto no ne ka, obotsukanaku wa omoedomo, koma o hayamete yuku
hodo ni (Heike monogatari, 6, "Kogō" 小督)
Hoewel het me twijfelachtig voorkwam of het wel de koto-klank betrof van degene die
ik zocht, versnelde ik alvast de gang van mijn paard.
▪ Aanduiding van een veronderstelling:
鶯の谷より出づる声なくは春来ることを誰か知らまし
Uguisu no tani yori izuru koe naku wa haru kuru koto o tareka shiramashi
(Kokinwakashū, "Haru jō", 14)
Wie had de komst van de lente kunnen bevroeden, mocht er geen gezang van
struikzangers geweest zijn dat uit de dalen tevoorschijn kwam.
まろ、格子上げずは、道なくて、げにえ入り来ざらまし
Maro, kōshi agezu wa, michi nakute, geni eirikozaramashi (Genji monogatari,
"Yokobue")
Als ik het traliewerk niet ophaal, hebben ze geen toegang, en kunnen ze [= de kwade
geesten] allicht niet naar binnen komen.
d. mo も
Dit partikel volgt het aansluitpatroon van de voorgaande kakarijoshi en markeert net zoals
zijn modern Japanse equivalent opsomming of toevoeging. Na mo kunnen de partikels zo of
koso volgen, waarmee bezorgdheid of verzuchting geuit wordt omtrent iets slechts dat staat te
gebeuren. Mo oefent geen wijzigende invloed uit op flectievormen die verderop in de zin
staan. Naar gebruik bestaat er aanzienlijk wat overlap tussen wa en mo, al haalt wa de topic
veeleer exclusief naar voren daar waar mo meer het inclusieve van zijn topic benadrukt.
▪ Aanduiding van opsomming:
行きも帰りみ供にす
Yuki mo kaeri mo tomo ni su
Zowel de heen- als terugweg gezamenlijk afleggen.
鬚も白く、腰もかがまり、目もただれにけり
Hige mo shiroku, koshi mo kagamari, me mo tadarenikeri (Taketori monogatari,
"Kaguyahime no shōten")
Zijn baard werd grijs, hij ging gebukt lopen en kreeg zere ogen.
男も女も恥ぢかはしてありけれど
Otoko mo onna mo hajikawashite arikeredo (Ise monogatari, 23)
Mannen als vrouwen waren gezamenlijk gegeneerd.
126
▪ Aanduiding van toevoeging/aaneenschakelend verband:
潮満ちぬ。風も吹きぬべし
Shio michinu. Kaze mo fukinu beshi (Tosa nikki, 27.12)
Het is vloed. Bovendien gaat het zeker waaien.
ただ一つ二つなど、ほのかにうち光りて行くもをかし。雨など降るもをかし
Tada hitotsu futatsu nado, honokani uchihikarite yuku mo okashi. Ame nado furu mo
okashi (Makura no sōshi, "Haru wa akebono")
Het is geestig ook al komen er maar één of twee [vuurvliegjes] flauwtjes schijnend
voorbij. Maar ook het vallen van de regen daarbij is vermakelijk.
▪ Aanduiding van een suggestie:
熟田津に船乗りせむと月待てば潮も適ひぬ今は漕ぎ出でな
Nigitatsu ni funanori semu to tsuki mateba shio mo kanainu ima wa kogiide na
(Man'yōshū, 1:8)
Te Nigitatsu verbeiden we de maan om aan boord te gaan; toe laten we maar uitroeien
nu het tij meezit [vloed wordt].
我も、一日も見奉らぬは、いと苦しうこそあれど
Ware mo, hitohi mo mitatematsuranu wa, ito kurushū koso aredo (Genji monogatari,
"Momijinoga")
Maar ook ik van mijn kant vind het heel zwaar, als ik je ook maar één dag niet zie.
▪ Aanduiding van een extreem referentiepunt:
帳の内よりも出ださず、いつき養ふ
Chō no uchi yori mo idasazu, itsuki yashinau (Taketori monogatari, "Kaguyahime no
oitachi")
Zonder haar ook maar voorbij het kamerscherm te laten komen, voedden ze haar
zorgzaam op
心なしと見ゆる者も、よき一言は言ふものなり
Kokoro nashi to miyuru mono mo, yoki hitokoto wa iu mono nari (Tsurezuregusa, 142)
Zelfs iemand die gevoelloos lijkt, gaat een keer een goede opmerking maken.
▪ Aanduiding van nadruk:
限りなく速くも来にけるかな
Kagiri naku hayaku mo kinikeru kana (Ise monogatari, 9)
Hoe ongebreideld snel toch was hij gearriveerd.
「御覧ぜよ」と言へど、聞きも入れ給はず
"Goran zeyo" to iedo, kiki mo iretamawazu (Genji monogatari, "Tenarai")
Al zei men haar: "Neem toch een kijkje," ze deed geen moeite om te luisteren.
127
▪ Aanduiding van een ondergrens:
家に行きて何を語らむあしひきの山ほととぎす一声も鳴け
Ie ni yukite nani o kataramu ashihiki no yamahototogisu hitokoe mo nake (Man'yōshū,
19:4203)
Welk (reis)verhaal zou ik hier terug thuis ophalen; ach bergkoekoek, verhef toch eens
een keertje je stem.
思ふ事を、まほならずとも、片端にても、うちかすめつべき女親もおはせず
Omou koto o, mao narazu tomo, katahashi nite mo, uchikasumetsubeki onnaoya mo
owasezu (Genji monogatari, "Fujibakama")
Maar ze had geen moeder, aan wie ze zo niet volledig, dan toch minstens een beetje
haar zorgen kon toevertrouwen.
▪ Drukt in combinatie met vraagwoorden een exhaustieve opsomming uit:
誰も、少しよろしき者どもは、見おこせ、居寄りなどしけり
Taremo, sukoshi yoroshiki monodomo wa, miokose, iyori nado shikeri (Ōkagami,
"Jo")
Van de enigszins deftige lieden keek iedereen deze richting uit, en kwam naderbij
gekropen.
何も何も、小さきものは皆うつくし
Nanimo nanimo, chiisaki mono wa mina utsukushi (Makura no sōshi, "Utsukushiki
mono")
Alles en alles van de kleine dingen was prachtig.
e. zo ぞ
Dit beklemtonend partikel kan volgen op shugo, ren'yōshūshokugo en setsuzokushi. In Naraliteratuur vindt men nog een actief gebruik van de variant so そ.
▪ Aanduiding van nadruk, toegeving; regeert de RTK:
万の遊びをぞしける
Yorozu no asobi o zo shikeru (Taketori monogatari, "Kaguyahime no oitachi")
We hebben duizend-en-een [muzikale] spelen gedaan.
緑なる一つ草とぞ春は見し秋は色々の花にぞありける
Midori naru hitotsu kusa to zo haru wa mishi aki wa iroiro no hana ni zo arikeru
(Kokinwakashū, "Aki jō", 245)
Beschouwde ik ze in de lente als groene gewassen van dezelfde soort, in de herfst
waren het bontkleurige bloemen.
128
時なくそ雪は降りける。間なくそ雨はふりける。
Toki naku so yuki wa furikeru. Ma naku so ame wa furikeru (Man'yōshū, 1:25)
Er viel sneeuw en het kende geen tijd. Er viel regen, zonder verpozen.
▪ Aanduiding van bezorgdheid in combinatie met het kakarijoshi mo も; regeert de RTK:
雨もぞ降る。御車は門の下に
Ame mozo furu. Mikuruma wa kado no shita ni (Tsurezuregusa, 104)
Ik ben bang dat het gaat regenen. Parkeer uw gespan maar onder de poort.
▪ Aanduiding van een ellips [als onverkorte RTK-grondvormen kunnen nizo aru にぞある of
tozo iu/kiku とぞ言ふ・聞く erbij gedacht worden]:
中将の君はいづくにぞ。人げ遠き心地して、もの恐ろし
Chūjō no kimi wa izuku ni zo. Hitoge tōki kokochi shite, mono osoroshi (Genji
monogatari, "Hahakigi")
Waar bevindt vrouwe Chūjō zich? Er hangt hier zo'n verlaten sfeer en ik vind dat maar
eng.
たびたび強盗に会ひたるゆゑに、この名を付けにけるとぞ
Tabitabi gōtō ni aitaru yue ni, kono na o tsukenikeru to zo (Tsurezuregusa, 46)
Omdat hij meermaals met overvallen in aanraking was gekomen, bedacht men hem
met deze naam [t.w. Gōdō no hōin 強盗法印 (aartspriester Gōdō)].
▪ Aanduiding van een verbinding tussen voor- en nazin:
桐の木の花、・・・・・・葉の広ごりざまぞ、うたてこちたけれど、異木ど
もと等しう言ふべきにもあらず
Kiri no ki no hana, ...... ha no hirogorizama zo, utate kochitakeredo, kotokidomo to
hitoshū iu beki ni mo arazu (Makura no sōshi, "Konohana wa")
De bloemen van de annapaulownaboom, ... zijn met hun uitgestrekte bladeren stuitend
en pompeus, maar het is ook geen boom die op eenzelfde lijn met de andere bomen
besproken kan worden.
Opm.: in Nara-teksten volgde zo ぞ vaak direct op IZK-vormen ter uitdrukking van een
reden/oorzaak. Het kan in deze context vergeleken worden met de constructie bazo ばぞ,
waarbij ba met het bovenvermelde voegwoordelijk partikel ba correspondeert. Vb.:
朝髪の思ひ乱れてかくばかり汝ねが恋ふれぞ夢に見えける
Asakami no omoimidarete kaku bakari na ne ga koure zo ime ni miekeru (Man'yōshū,
4:724)
Omdat je me in je woelige gedachten, warrig als ochtendhaar, zodanig begeert, heb ik
je in m'n dromen gezien.
129
In tanka is zoari ぞあ り , de combinatie van het partikel met ari あ り , tot zari ざ り
versmolten. Geen versmelting maar wel verstening treffen we aan waar zo op vraagwoorden
volgt. Deze combinatie is reeds in middeleeuwse teksten gangbaar, en moet als nadruk
gelezen worden, al delen sommige interpretaties deze zo in onder de categorie van partikels
met vragende betekenis. Vb.:
あれへ参り、何ぞ食ふ物をもらうて、食べうと存ずる
Are e mairi, nani zo kuu mono o morōte, tabyō to zonzuru (Setsubun, 節分)
Ik denk eraan daarheen te gaan, iets te eten te krijgen en het te verorberen.
Vaak wordt gesteld dat zo ぞ aanvankelijk als een stemloos partikel so そ begonnen is, en dat
in Nara-teksten beide varianten nog willekeurig door elkaar gebruikt werden. Sedert de
Heian-periode kreeg zo ぞ uiteindelijk de overhand en bleef so そ enkel in geijkte termen
zoals taso 誰そ in jongere teksten behouden. Zo zou het modern Japanse tasogare 黄昏 (bet.:
avondschemer) teruggaan op tasokare 誰そ彼 (bet.: "wie is die daar?"), duidend op de
beperkingen die de schemering oplegt om mensen nog duidelijk te kunnen onderscheiden.
Onder de kakari-partikels hebben namu なむ en koso こそ een gelijksoortige functie, al blijft
de deiktische dan wel beklemtonende nuance het sterkst doorklinken in het partikel koso.
Vergeleken met namu klinkt zo qua nadruk iets sterker door en wordt het voorts in een zeer
ruim gebruiksbereik aangewend (van proza [narratieve teksten (ji no bun 地の文) waaronder
monogatari], dialogen to tanka), daar waar namu vooral in dialoogteksten (kaiwa no bun 会話
の文) toepassing geniet. Dat aspect geldt ook voor koso dat met namu dus vooral aan een
subjectieve of emotionele nadruk gestalte geeft, terwijl zo veeleer een objectieve of logische
beklemtoning inhoudt.
f. namu/nan なむ/なん
Namu of zijn afgesleten en jongere variant nan heeft vooral een beklemtonende functie. De
door namu gerealiseerde nadruk is iets zwakker dan de klemtoon die in zo ぞ doorklinkt.
▪ Aanduiding van nadruk; regeert de RTK:
都へなむ参らむ
Miyako e namu mairamu
Ik wil naar de hoofdstad gaan.
父は直人にて、母なん藤原なりける。さてなん、あてなる人にと思ひける
Chichi wa naobito nite, haha nan Fujiwara narikeru. Sate nan, atenaru hito ni to
omoikeru (Ise monogatari, 10)
Zijn vader was iemand uit de gewone stand, maar zijn moeder daarentegen was een
Fujiwara. En dus had hij voor haar [= zijn dochter] een hooggeboren persoon in
gedachten.
光る竹なむ一筋ありける
Hikaru take namu hitosuji arikeru (Taketori monogatari, "Kaguyahime no oitachi")
Er was één bamboeloot die oplichtte.
130
橋を八つわたせるによりてなむ、八橋といひける
Hashi o yatsu wataseru ni yorite namu, Yatsuhashi to iikeru (Ise monogatari, 9)
Omdat men de brug over acht delen spande, noemt men haar Yatsuhashi.
▪ Aanduiding van een ellips: werkwoorden als iu 言ふ, kiku 聞く en omou 思ふ worden
weggelaten
さて、この隣の男のもとよりかくなむ
Sate, kono tonari no otoko no moto yori kaku namu (Ise monogatari, 23)
Nu [kwam er] vanwege de buurjongen het volgende: ... / Nu [luidde het] van
buurmanswege als volgt: ...
▪ Aanduiding van een beklemtonende verbinding tussen voor- en nazin:
年ごろよくくらべつる人々なむ、別れがたく思ひて、日しきりにとかくしつ
つ、ののしるうちに夜更けぬ
Toshigoro yoku kurabetsuru hitobito namu, wakaregataku omoite, hi shikiri ni tokaku
shitsutsu, nonoshiru uchi ni yo fukenu (Tosa nikki, 21.12)
Ik vond het moeilijk afscheid te nemen van de mensen waarmee ik jaren goed heb
kunnen omgaan, en overdag telkens met ditjes en datjes in de weer, maakte ik het 's
avonds laat terwijl ik keet schopte.
Opmerkingen:
 Van de Oudjapanse variant namo なも treft men in Nara-literatuur nog steeds sporen
aan, maar reeds in de Man'yōshū lijkt het pleit definitief beslecht in het voordeel van
de notatie namu. Het partikel werd vooral als een element van de spreektalige
woordenschat opgevat, en figureerde tijdens de Heian-periode in dialoogteksten en
epistolaire stukken, terwijl het in tanka ontbrak. In de middeleeuwen raakte het stilaan
zelfs binnen het schrijftalige register ingeburgerd, en kende het een productief gebruik
in gikobun 擬古文 (pseudoklassieke werken of imitaties van Heian-teksten) en een
enkele vermelding in gunki monogatari (oorlogskronieken).
 Waar verwarring met homofonen dreigt, is een aandachtige controle van wat voor
namu staat geboden.
1) het inductieve partikel sluit conform andere kakarijoshi aan op de RTK,
shugo, ren'yōshūshokugo en setsuzokushi;
2) voor het shūjoshi namu geldt aanhechting aan de MZK;
3) de combinatie van na な (MZK van het voltooiingspartikel nu ぬ) + mu む
(SSK van het jodōshi む) volgt op de RYK en drukt een sterk vermoeden,
vanzelfsprekendheid, wilsuiting, mogelijkheid of een voorstel uit;
4) het Nara-jodōshi van tegenwoordig vermoeden (vgl. ramu) komt na een
SSK-vorm.
g. ya や
131
Naast de gebruikelijke aansluitvormen (shugo, ren'yōshūshokugo, setsuzokushi), kan het
partikel ook in een zinsfinale positie staan; in dit laatste geval volgt het dan op de SSK of op
de IZK.
▪ Aanduiding van een vraag of twijfel; regeert de RTK:
人やある
Hito ya aru
Is daar iemand?
「ほととぎすや聞き給へる」と問ひて
"Hototogisu ya kikitamaeru" to toitei (Tsurezuregusa, 107)
"Heb je de koekoek al gehoord?" vroegen ze.
「御子はおはすや」と問ひしに
"Oko wa owasu ya" to toishi ni (Tsurezuregusa, 142)
Toen hij vroeg "Heeft u kinderen?" ...
▪ Aanduiding van een retorische vraag of ironie; regeert de RTK:
かかる事ありや
Kakaru koto ari ya
Is zoiets mogelijk?
かかる人「否」とや言ふ
Kakaru hito "iya" to ya iu
Zou zo iemand "neen" zeggen?
などか宮仕へをし給はざらむ。死に給ふべきやうやあるべき
Nado ka miyazukae o shitamawazaramu. Shinitamaubeki yō ya arubeki (Taketori
monogatari, "Mikado no kyūkon")
Waarom zou je niet aan het hof dienen? Lijkt het je misschien iets waar je dood aan
zou gaan?
そのとき悔ゆとも、かひあらむや
Sono toki kuyu tomo, kai aramu ya (Tsurezuregusa, 49)
Maar al heb je dan spijt, wat voor zin zou dat hebben?
▪ Aanduiding van een (retorische) vraag, twijfel of ironie na aansluiting op de IZK:
ももしきの大宮は暇あれや梅をかざしてここに集へる
Momoshiki no ōmiya wa hima are ya ume o kazashite koko ni tsudoeru (Man'yōshū,
10:1883)
Zou de hofadel een dagje vrij hebben? Hun haren met pruimenbloesems getooid,
komen ze hier bijeen.
132
▪ Aanduiding van twijfel door gebruikmaking van de nevenschikkende constructie ~ ya ~ ya:
君や来し我や行きけむ思ほえず夢か現か寝てかさめてか
Kimi ya koshi ware ya yukikemu oboezu yume ka utsutsu ka nete ka samete ka (Ise
monogatari, 69)
Was jij gekomen, of ben ik naar je toegegaan? Ik herinner het me niet. Was het een
droom, of werkelijkheid? Sliep ik of was ik wakker?
Daar de positie van dit partikel zowel in het midden als op het einde van de zin gesitueerd kan
zijn, beschouwen sommige taalkundigen de zinsfinale variant als een shūjoshi. De
afwezigheid van een betekenisverschil tussen de zinsfinale en niet-zinsfinale ya rechtvaardigt
evenwel de bespreking van het partikel onder de noemer kakarijoshi.
Voorts bestaat nog de mogelijkheid dit partikel bij de categorie van kantōjoshi of heiritsujoshi
in te delen. Als criterium geldt dan de mate waarin ya als uitroep gelezen kan worden of de
mate waarin het een nevenschikkende verbinding tot stand brengt.
Als vraagpartikel kan ya in verband gebracht worden met het zinsfinale vraagpartikel ka.
Volgende verschillen bestaan echter tussen beide joshi:
1) ka wordt samen met vraagwoorden gebruikt, wat bij ya niet het geval is [al vinden
we in bepaalde middeleeuwse teksten combinaties van ya met vraagwoorden];
2) ka drukt doorgaans eenvoudige twijfel/onzekerheid uit terwijl ya een vraag betreft
die rechtstreeks tot de toehoorder is gericht;
3) de aansluiting van ka gebeurt op de RTK en de reikwijdte van de vraag is beperkt
tot het woord waar het partikel ka bij staat; ya daarentegen volgt op de SSK en slaat
als vraagpartikel op heel het voorafgaande. Overigens klinkt wanneer beide partikels
door toevoeging van wa als kawa かは resp. yawa やは in de zin gebruikt worden, een
ironische ondertoon sterker door.
h. ka か
Dit kakarijoshi volgt op shugo, ren'yōshūshokugo, en setsuzokugo of komt als zinsfinaal
partikel na een RTK.
▪ Aanduiding van een vraag of twijfel; regeert de RTK:
いかなる所にか、この木はさぶらひけむ
Ikanaru tokoro ni ka, kono ki wa saburaikemu (Taketori monogatari, "Hōrai no tama
no eda")
Op wat voor plaats zou deze boom gestaan hebben?
何事ぞや。童べと腹立ち給へるか
Nanigoto zo ya. warawabe to haradachitamaeru ka (Genji
"Wakamurasaki")
Wat heeft dat te betekenen! Heb je ruzie gemaakt met de kindjes?
monogatari,
▪ Aanduiding van een retorische vraag of ironie (vaak versterkt door toevoeging van wa は):
133
何せむにか、命も惜しからむ
Nani semu ni ka, inochi mo oshikaramu (Taketori monogatari, "Fuji no yama")
Wat zou ik doen?; zelfs het leven is me niet lief
心なき鳥にぞありけるほととぎす物思ふ時に鳴くべきものか
Kokoro naki tori ni zo arikeru hototogisu mono'omou toki ni naku beki mono ka
(Man'yōshū, 15:3784)
Wat een harteloze vogel was me dat; moest de koekoek zo nodig roepen toen ik in
gedachten verzonken was?
Opm.: Anders dan we van de moderne variant gewend zijn, kan het klassieke vraagpartikel ka
ook in het midden van de zin ingevoegd worden. Hierbij staat het partikel vaak in vaste
verbinding met vraagwoorden zoals nani 何 en ikani いかに. Soms valt het voor dat het
gezegde na ka wegvalt, en het vraagpartikel als abrupt einde de zin afsluit:
清げなる屋・廊など続けて、木立いとよしあるは、何人の住むにか
Kiyoge naru ya, rō nado tsuzukete, kodachi ito yoshi aru wa nanibito no sumu nika
(Genji monogatari, "Wakamurasaki")
Het was een aaneenschakeling van keurige gebouwen, gangen en dergelijke, en er
stonden heel statige bomen; wie zou daar nu wonen?
Opm.: De hier weggelaten woordgroep betreft aramu あらむ, met mu als RTK-vorm.
i. koso こそ
Het partikel volgt op shugo, ren'yōshūshokugo en setsuzokushi of komt aan het eind van een
zin. Als nadrukpartikel legt het de klemtoon op de woordgroep die eraan voorafgaat. Zoals
geschetst drukt koso van alle beklemtonende partikels de sterkste nadruk uit. Koso regeert
normaliter de IZK, al werd die regel in Nara-teksten niet altijd even zorgvuldig toegepast en
zijn er zelfs voorbeelden aan te halen waar zinsafsluitende keiyōshi in combinatie met koso in
de RTK staan:
難波人葦火焚く屋の煤してあれど己が妻こそ常珍しき
Naniwahito ashihi taku ya no su shite aredo ono ga tsuma koso toko mezurashiki
(Man'yōshū, 11:265)
Hoewel roetig als een keet waarin mensen van Naniwa met riet een vuurtje stoken,
blijft mijn vrouw me immer verfrissend knap.
Tot de Heian-periode klonk de nuance van toegeving nog sterk door, maar uiteindelijk verloor
het partikel zijn concessieve karakter ten voordele van de neutrale beklemtoning.
Waar yodan-werkwoorden onder invloed van koso staan, valt een bevelsvorm op het einde
van de zin niet meer te onderscheiden van de IZK-vorm, en moet men zorgvuldig nagaan
welke van beide flectievormen tot de vertaalmogelijkheden behoren:
右近の君こそ、まづ物見給へ。中将殿こそこれより渡り給ひぬれ
Ukon no kimi koso mazu monomitamae. Chūjō-dono koso kore yori wataritamainure
(Genji monogatari, "Yūgao")
Kom gauw kijken, vrouwe Ukon. De luitenant-generaal hoogstzelve is hier gepasseerd.
134
▪ Aanduiding van nadruk; regeert IZK:
野分のまたの日こそ、いみじうあはれにをかしけれ
Nowaki no mata no hi koso, imijū aware ni okashikere (Makura no sōshi, "Nowaki no
mata no hi koso")
Net 's anderendaags na de herfststorm is het vermakelijk, wegens het uitgesproken
esthetische effect.
Opm.: Soms wordt de kakarimusubi-regel flagrant geschonden. Onduidelijk is of het in deze
gevallen een lapsus van de auteur of een onzorgvuldigheid van de kopiist betreft:
さればこそ、異物の皮なりけり
Sareba koso, kotomono no kawa narikeri (Taketori monogatari, "Hinezumi no
kawaginu")
Net daarom hadden we te maken met de pels van een ander wezen.
▪ Aanduiding van toegeving; regeert IZK (behalve indien gevolgd door een setsuzokujoshi):
昨日こそ早苗取りしかいつの間に稲葉そよぎて秋風の吹く
Kinō koso sanae torishika itsu no ma ni inaba soyogite akikaze no fuku
(Kokinwakashū, "Aki jō",172)
Pas gisteren verpootte ik de rijstplantjes (naar de akker); ongemerkt ritselen toch al de
rijstblaadjes en waait er reeds een herfstbries.
たとひ耳鼻こそ切れ失すとも、命ばかりはなどか生きざらむ
Tatoi jibi koso kireusu tomo, inochi bakari wa nadoka ikizaramu (Tsurezuregusa, 53)
Al mocht hij er oren en neus bij verliezen, zou hij het er dan niet tenminste levend
afbrengen.
▪ Aanduiding van bezorgdheid in de constructie mokoso もこそ (mo = kakari-partikel; cf.
mozo) ; regeert IZK:
烏などもこそ見つくれ
Karasu nado mo koso mitsukure (Genji monogatari, "Wakamurasaki")
O wee als de kraaien ze [= de mussenjongen] in de gaten krijgen.
▪ Aanduiding van ellips (als verzwegen termen kunnen are あれ, arame あらめ of iwame 言
はめ bijgedacht worden):
「さすがにむくつけき御心にこそ」と聞こえ動かして
"Sasuga ni mukutsukeki mikokoro ni koso" to kikoeugokashite (Genji monogatari,
"Yume no ukihashi")
"Hoe onbehouwen inderdaad is uw hart," zei ze en porde haar aan.
▪ Aanduiding van negatieve ironie in de constructie araba koso あらばこそ:
135
世に数ならぬこの尼が、たとへ病で死したりとて、子に譲るものあらばこそ
Yo ni kazu naranu kono ama ga, tatoe yamai de shishitari tote, ko ni yuzuru mono
araba koso (Chikamatsu, Yōmei tennō shokunin kagami 用明天王職人鑑, 2)
Alsof deze non [= ik] die hier in de wereld niet in tel is, nalatenschap zou hebben voor
haar kinderen, mocht ze wegens ziekte zou komen te sterven.
j. kawa かは
Dit kakarijoshi is opgebouwd uit de kakari-partikels ka en wa, en sluit aan op shugo,
ren'yōshūshokugo en setsuzokushi. In zinsfinale positie duidt dit partikel uitsluitend op een
retorische vraag of ironie, terwijl het in het midden van een zin daarbuiten ook nog een
neutrale vraag kan aangeven.
▪ Aanduiding van retorische vraag/ironie, regeert de RTK:
いと恥づかしき御けはひに、何事をかは答へ聞こえむ
Ito hazukashiki ōnkewai ni, nanigoto o kawa irae kikoemu (Genji monogatari,
"Wakamurasaki")
Ze voelden zich bij zijn présence uiterst gegeneerd, en wisten niet wat ze hem zouden
antwoorden.
ひがひがしからむ人の仰せらるる事、聞き入るべきかは
Higahigashikaramu hito no ōseraruru koto kikiiru beki kawa (Tsurezuregusa, 31)
hoe kan ik luisteren naar wat een excentriek man te zeggen heeft!
花は盛りに、月は隈なきをのみ見るものかは
Hana wa mori ni, tsuki wa kuma naki o nomi miru mono kawa (Tsurezuregusa, 137)
Mogen we enkel van bloesems in volle bloei, of van de maan onbelemmerd in volle
glorie genieten?
▪ Aanduiding van vraag:
蓮葉の濁りに染まぬ心もて何かは露を玉とあざむく
Hachisuba no nigori ni shimanu kokoro mote nani kawa tsuyu o tama to azamuku
(Kokinwakashū, "Natsu", 165)
Terwijl lotusblaren zelfs onder de modder in wezen niet bevlekt raken, waarom
houden we ons voor de gek en noemen we dauwdruppels parels?
2.2.4. Bijwoordelijke/adverbiale partikels: fukujoshi 副助詞
Yamada Yoshio's vierde categorie omvat joshi die naar gedrag in de zin overeenkomst met
fukushi vertonen. Fukujoshi volgen op woorden die met yōgen verband houden, en vormen
een bijwoordelijke bepaling bij flecterende woorden die erna komen. Adverbiale partikels
versterken de continuïteit van de zinsdelen, en kunnen rechtstreeks voor of achter een
136
kakujoshi geplaatst worden. Uit de Oudjapanse woordenschat bleven slechts twee
vertegenwoordigers bekend: het beklemtonend partikel i い en het verbodspartikel na な.
Latere voorbeelden van bijwoordelijke partikels zijn: dani だに, sura すら, sae さへ, nomi
のみ, bakari ばかり, made まで, nado/nando など/なんど, shi し, shimo しも, gana がな,
gatera がてら.
a. i い
Het partikel wordt voorafgegaan door taigen of RTK-vormen die in de zin de rol van
onderwerp vervullen. Ze worden door i extra beklemtoond:
我が背子が跡踏み求め追ひ行かば紀伊の関守い留めてむかも
Wa ga seko ga atofumi motome oiyukaba Ki no sekimori i todometemu kamo
(Man'yōshū, 4:545)
Mocht ik het loopspoor van m'n man zoekend achternagaan, zou die grenswacht van
Ki me dan tegenhouden?
Tevens valt aansluiting op een bijvoeglijke bepaling (rentaishūshokugo 連体修飾語) voor:
青柳の糸の細しさ春風に乱れぬい間に見せむ子もがも
Aoyagi no ito no kuwashisa harukaze ni midarenu i ma ni misemu ko mogamo
(Man'yōshū, 10:1851)
Had ik maar een beminde, die de rankheid van groene wilgentwijgjes tentoon zou
spreiden, net voor die in de lentewind verstrengeld raken.
b. na な
Dit bijwoordelijk partikel gaat aan de RYK van werkwoorden en bep. jodōshi vooraf. Bij kaen sahen-werkwoorden komt de MZK na het partikel. Tevens circuleert er het eindpartikel na
dat ookeen verbod uitdrukt, maar vergeleken met het fukujoshi minder mild van toon zou zijn.
▪ Aanduiding van verbod:
我が船は比良の湊に漕ぎ泊てむ沖へな離りさ夜更けにけり
Wagafune wa Hira no minato ni kogihatemu oki e na sakari sayofuke nikeri
(Man'yōshū, 3:274)
Mijn bootje roeide naar de haven van Hira om er voor anker te gaan. Ga nu niet weg
het ruime sop op; het is al laat geworden.
Opmerking: In de tangconstructie met het eindpartikel so そ bleef na ook in latere teksten
bewaard. Deze constructie houdt een tweeledig verbod in waarbij na het verbod inleidt en so
extra nadruk legt. Mettertijd zou so de functie van na integraal overnemen en als zelfstandig
verbodspartikel verspreiding genieten. Overigens behandelen sommige grammatici deze
tweeledige verbodsconstructie veeleer als één eindpartikel dan als een combinatie van een
fukujoshi met een shūjoshi.
137
や、な起こし奉りそ
Ya, na okoshitatematsuri so (Ujishūi monogatari, 1:12)
Ach, maak hem niet wakker!
c. dani だに
Aansluiting vindt plaats na onderwerpswoorden (shugo 主語) of bijwoordelijke bepalingen
(ren'yōshūshokugo 連用修飾語).
▪ Aanduiding van wat op zijn minst gewenst wordt, maar vaak niet haalbaar is. Het wordt
dikwijls gevolgd door een gezegde waarin een bevel, wil, verlangen of hypothese uitgedrukt
is. Vert.: "minstens (toch)":
我に今一度、声をだに聞かせ給へ
Ware ni ima ichido, koe o dani kikasetamae (Genji monogatari, "Yūgao")
Laat mij nu toch nog een keer je stem horen.
▪ Aanduiding van een scherp contrast tussen een voorbeeld en een bep. referentiepunt; steeds
in combinatie met een eindnegatie:
かぐや姫、光やあると見るに、蛍ばかりの光だになし
Kaguya-hime, hikari ya aru to miru ni, hotaru bakari no hikari dani nashi (Taketori
monogatari, "Hotoke no miishi no hachi")
Toen prinses Kaguya naging of het licht gaf, was er zelfs niet het schijnsel van nog
maar een vuurvliegje te bekennen.
Opmerking: In Nara-teksten is enkel het eerste gebruik van dani bekend. De tweede
toepassing kwam tot stand aan het begin van de Heian-periode; in Nara-teksten werd veeleer
sura すら ervoor in de plaats gebruikt. Dit partikel wordt samen met sae さへ tot hetzelfde
betekenisveld van dani gerekend. Onderling bestaan er evenwel subtiele nuanceverschillen.
Sura すら, dat naar betekenis met het modern Japanse sae さえ overeenstemt, duidt aan dat
het begrip waarmee het verbonden is aan het gezegde onderhevig is, en suggereert dat meer
toepasselijke alternatieven denkbaar zijn. De tweede toepassing van dani toont sterke
overeenkomsten met dit partikel. Sae さへ geeft aan dat het aangehaalde voorbeeld een
bijzonder geval betreft, en is te vergelijken met het modern Japanse mademo までも. Op het
einde van de Heian-tijd treedt er wat dani betreft een gebruik op dat dicht in de buurt komt
van sae:
如夢僧都は、大井川の御幸に、三衣箱の底に烏帽子をだにも用意して
Nyomu sōzu wa, Ōigawa no miyuki ni, san'ebako no soko ni, eboshi o dani mo yōi
shite (Shasekishū 沙石集, 8:22)
Voor de hofreis aan de rivier de Ōigawa, had priester Nyomu op de bodem van z'n
habijtkoffer zelfs een ceremoniële hovelingenhoed gereed gelegd.
138
Uiteindelijk gingen de nuances van beide partikels samenvallen, en in de Muromachi-periode
zou sae さへ voortaan exclusief gebruikt worden. Een proces dat in het hedendaagse sae さえ
zijn beslag vond.
d. sura すら
Het fukujoshi sura すら, volgt op shugo of ren'yōshūshokugo. Sura haalt de focus naar het
woord waarmee het in verbinding staat.
▪ Aanduiding van modaliteit (verwondering/verrassing):
言問はぬ木すら妹と兄ありといふをただ独り子にあるが苦しさ
Koto towanu ki sura imo to se ari to iu o tada hitoriko ni aru ga kurushisa (Man'yōshū,
6:1007)
Het is zwaar dat ik helemaal op m'n eentje ben, terwijl zelfs bomen, die toch geen
dingen zeggen, zusters en broers hebben.
聖などすら、前の世のこと夢に見るはいと難かなるを
Hijiri nado sura, saki no yo no koto yume ni miru wa ito kataka naru o (Sarashina
nikki, "Miyazukae")
Zelfs voor een deugdzaam priester is het iets heel moeilijks om z'n vorig bestaan in
een droom te zien.
▪ Aanduiding van nadruk:
越を治めに出でて来し大夫われすら世の中の常しなければうちなびき床に臥
い伏し
Koshi o osame ni idetekoshi masura ware sura yononaka no tsune shinakereba
uchinabiki toko ni koifushi (Man'yōshū, 17:3969)
Man als ik ben, vertrok ik naar Koshi om er te besturen, maar onbestendig is de wereld,
en geveld lig ik kronkelend te bed.
Opmerking: Wordt sura in Nara-teksten nog productief gebruikt, gaandeweg verloor het
terrein en werd het tijdens de Heian-periode in Wabun-monogatari of dagboeken (nikki)
slechts sporadisch meer gebezigd en kwam het in Kanbunkundoku-teksten en waka als
archaïserend woord voor. Zijn betekenisinhoud werd in dat proces overgenomen door de
semantisch verwante partikels dani だに en sae さへ. Overigens werd op het einde van de
Heian-periode ook een variant, sora そら, gebruikt, bv. in de Konjaku monogatarishū 今昔物
語集.
e. sae さへ
Ook dit partikel volgt op shugo of ren'yōshūshokugo. Etymologisch zou dit woord een
verbastering zijn van soe 添へ (toevoeging), wat meteen de in origine uitbreidende nuance
139
van het partikel illustreert. Die primaire betekenis bleef het partikel tot ca. de Heian-periode
behouden. Daarna ging het partikel meer en meer de nuances van de betekenisverwante joshi
sura en dani overnemen. In een eerste beweging werd sura stelselmatig vervangen door sae
en dani (toep. 2) en uiteindelijk ging sae ook de rol van dani overnemen (toep. 3). Sedert de
Muromachi-periode ging made overigens de allereerste betekenis van sae, nl. toevoeging,
overnemen.
▪ Aanduiding van toevoeging:
雨風、岩も動くばかり降りふぶきて、神さへ鳴りてとどろくに
Amakaze, iwa mo ugoku bakari furifubukite, kami sae narite todoroku ni (Sarashina
nikki, "Hatsuse")
Regen en wind woeden zodanig dat de rotsen bijna in beweging komen; bovendien
dondert het zozeer dat het weergalmt.
▪ Aanduiding van modaliteit (gradatie):
まさしき兄弟さへ似たるは少なし。まして従兄弟に似たるものはなし
Masashiki kyōdai sae nitaru wa sukunashi. Mashite itoko ni nitaru mono wa nashi
(Soga, 4:4)
Er zijn er maar weinig die op hun bloedeigen broer zelf lijken; temeer is er niemand
die op z'n neef lijkt.
▪ Aanduiding van hypothetische voorwaarde:
頭丸めしとて、金さへあれば、色里の太夫も、それにはかまはず、自由にな
る
Kashira marumeshi tote, kane sae areba, irozato no taifu mo, sore ni wa kamawazu,
jiyū ni naru (Saikaku, Honchō nijū fukō 本朝二十不孝, 4:2)
Al heb je je kruin geschoren, je kan zolang je geld hebt je zin doen, zonder dat het
beste meisje van het kwartier zich dat ook maar zou aantrekken.
f. nomi のみ
Aansluiting gebeurt eveneens op shugo of ren'yōshūshokugo. Dit partikel drukt beperking of
exclusiviteit uit. Daarnaast hangt de nuance van nadruk vast aan dit partikel. Qua origine zou
dit joshi afgeleid zijn van ~ no mi の身 (de/het ~ zelf), waaruit de betekenis "zich beperkend
tot de zaak zelf" en dus de nuance van beperking, nadruk is voortgekomen.
何事も辺土は賤しく、かたくななれども、天王寺の舞楽のみ、都に恥ぢず
Nanigoto mo hendo wa iyashiku, katakuna naredomo, Tennōji no bugaku nomi,
Miyako ni hajizu (Tsurezuregusa, 220)
Hoewel de periferie voor om het even wat ordinair en onaantrekkelijk is, de muzikaal
begeleide hofdansen aan de Tennōji-tempel dan toch hoeven voor de hofstad niet
onder te doen.
140
御心をのみ惑はして去りなむことの、悲しく耐へがたく侍るなり
Mikokoro o nomi madowashite sari namu koto no, kanashiku taegataku haberu nari
(Taketori monogatari, "Kaguyahime no shōten")
Jullie na al die aangedane beslommeringen achter te laten, is me een verdriet dat niet
te dragen is.
g. bakari ばかり
Het bijwoordelijke partikel bakari sluit aan op verschillende woordsoorten, waaronder taigen,
taigen-achtige woorden, fukushi, RTK- en SSK-vormen en bepaalde partikels. Zoals nog
zichtbaar in de eerste toepassing, ligt de herkomst van bakari bij hakari, de RYK van het
werkwoord hakaru はかる (計る/量る; meten, inschatten). De beperkende nuance van bakari
trad pas sedert de Heian-periode naar voren, en heeft raakvlakken met nomi, dat evenwel een
striktere beperking inhoudt.
▪ Aanduiding van omvang/mate/intensiteit:
髪、丈に三尺ばかり余りて
Kami, take ni sanjaku bakari amarite (Ochikubo monogatari, 1)
D'r haar was zo'n drie voet langer dan haar lengte.
望月の明かさを十合はせたるばかりにて、在る人の毛の穴さへ見ゆるほどな
り
Mochizuki no sayakasa o tō awasetaru bakari nite, aru hito no kenoana sae miyuru
hodo nari (Taketori monogatari, "Kaguyahime no shōten")
Het was haast zo helder als tien volle manen samen, zodat je bijna de haarporiën van
de aanwezigen kon zien.
まことに、かばかりのは見えざりつ
Makoto ni, ka bakari no wa miezaritsu (Makura no sōshi, "Chūnagon mairitamaite")
Werkelijk, zoiets [voortreffelijks] heb ik nog niet gezien.
人の亡きあとばかり悲しきはなし
Hito no naki ato bakari kanashiki wa nashi (Tsurezuregusa, 30)
Niets is zo droevig als de periode na iemands overlijden.
▪ Aanduiding van beperking:
頼みたる方のことは違ひて、思ひよらぬ道ばかりはかなひぬ
Tanomitaru kata no koto wa tagaite, omoi yoranu michi bakari wa kanainu
(Tsurezuregusa, 189)
De dingen die je veeleer verwachtte lopen mis, en enkel de wegen die je niet voorzag
komen uit.
月影ばかりぞ、八重葎にも障らずさし入りたる
141
Tsukikage bakari zo, yaemugura nimo sawarazu sashiiritaru (Genji monogatari,
"Kiritsubo")
Enkel het maanlicht valt ongehinderd op de welige onkruidflora.
Opm.: De combinatie van het fukushi ka か met bakari wordt in z'n geheel vaak als een
fukushi opgevat. Daarnaast wordt bakari, alvast in Nara-teksten, vaak aan deiktische fukushi
waaronder ka か, sa さ en kaku かく gehecht, en zijn er voorts voorbeelden te vinden waar
het na de fukushi yume ゆめ en tsuyu つゆ, die mate of intensiteit uitdrukken, staat.
h. made まで
Net zoals bakari sluit made aan op diverse woordsoorten, waaronder taigen, RTK-vormen,
fukushi en joshi. Volgende functies zijn op made van toepassing.
▪ Aanduiding van tijdruimtelijke begrenzing:
夜ふくるまで酒飲み、物語して
Yo fukuru made sake nomi, monogatari shite (Ise monogatari, 82)
Terwijl we tot laat in de nacht sake dronken en verhalen vertelden.
▪ Aanduiding van een uiterste graad; versterkende nuance:
かの友だち、これを見て、いとあはれと思ひて、夜の物まで贈りて
Ka no tomodachi, kore o mite, ito aware to omoite, yoru no mono made okurite (Ise
monogatari, 16)
Die vriend zag dit, voelde heel veel medelijden, en begiftigde hem tot nachtgoed toe.
あやしの法師ばらまで喜びあへり
Ayashi no hōshibara made yorokobi aeri (Genji monogatari, "Sakaki")
Tot de nederigste boeddhistische geestelijken toe waren ze allen verheugd.
ほめののしりける声、かしがましきまでなむ聞こえける
Homenonoshirikeru koe, kashigamashiki made namu kikoekeru (Ujishūi monogatari,
7:6)
Je kon er, haast oorverdovend luid, uitbundig juichende stemmen horen.
Opm.: Dit voorbeeld illustreert dat de aansluiting op een RTK die een mate/limiet uitdrukt
mogelijk is.
▪ Aanduiding van een toegeving in de constructie made mo までも en gevolgd door een
negatie:
折よくは見に来ぬまでも我が宿の桜咲きぬと告げましものを
Oriyoku wa mi ni konu mademo wagayado no sakura sakinu to tsugemashi monoo
(Izumishikibushū)
Was je niet op het gepaste moment een kijkje komen nemen, had ik je gemeld dat de
kersenbomen in m'n tuin in bloei stonden.
142
i. nado/nando など/なんど
Dit fukujoshi volgt op taigen, RYK- en RTK-vormen, en kan tevens na aanhalingen staan.
Naar herkomst gaat nado terug op de combinatie van het meishi nani 何 met het kakujoshi to
と:
これかれ、酒なにと持て追ひ来て
Korekare, sake nanito moteoikite (Tosa nikki, 27.12)
Deze en gene mensen kwamen na elkaar met sake of wat dan ook aangelopen.
Gaandeweg sleet de samenstelling af en ging via de tussenvorm nando なんど uiteindelijk
over in nado.
Daar het kakujoshi to feitelijk reeds in het partikel besloten lag, was het tot de Heian-periode
gebruikelijk geen extra to と na nado te plaatsen. Anders dan het setsubigo domo ども, wijst
het partikel nado niet noodzakelijk op meervoudsvorming:
女どもなどを具して、食物などせさせて
Onnadomo nado o gushite, shokumotsu nado sesasete (Konjaku monogatarishū,
29:36)
De dames en anderen begeleidend, gaven we ze onder meer een maaltijd te eten.
▪ Aanduiding dat een verdere opsomming van voorbeelden overbodig geacht wordt:
親しき女房、御乳母などをつかはしつつ、ありさまを聞こしめす
Shitashiki nyōbō, o-menoto nado o tsukawashitsutsu, arisama o kikoshimesu (Genji
monogatari, "Kiritsubo")
Hij zond er z'n vertrouwde hofdame, z'n voedstermoeder enz. heen om er te
informeren naar de toestand.
▪ Aanduiding van parafrase:
「様もよき人におはす」など言ひゐたり
"Sama mo yoki hito ni owasu" nado ii itari (Taketori monogatari, "Hōrai no tama no
eda")
"Tevens is het iemand die een goede indruk maakt," zei hij en ging zitten.
▪ Aanduiding van vage referentie:
いと寒きに、火など急ぎ起こして、炭持て渡るも、いとつきづきし
Ito samuki ni, hi nado isogi okoshite, sumi motewataru mo, ito tsukizuki shi (Makura
no sōshi, "Haru wa akebono")
Hoe passend is het om wanneer het heel koud is, het vuur en zo haastig aan te steken
en het houtskool over te brengen.
143
▪ Aanduiding van nadruk, gebruikt i.c.m. ontkennende, pejoratieve of geringschattende
uitdrukkingen:
かくのごとくの優婆夷などの身にて、比丘を堀へ蹴入れさする、未曽有の悪
行なり
Kaku no gotoku no ubai nado no mi nite, biku o hori e keiresasuru, mizō no akugyō
nari (Tsurezuregusa,106)
't Is een ongehoorde schanddaad, zo als simpele upāsikā [= boeddhistische
lekenvrouw] een bhikkhu [boeddhistische monnik] in de sloot te schoppen!
j. shi し
Dit partikel volgt op shugo of ren'yōshūshokugo en vervult vooral een nadrukleggende rol. In
Nara-teksten komt shi zoals het 1e vb. toont nog voor in zinnen die op de SSK eindigden,
maar in de Heian-periode kon het enkel nog gebruikt worden in voorwaardelijke constructies
zoals ~ shi ~ ba, of evolueerde het door aanhechting van kakarijoshi tot een meerledig
partikel, zoals bv. shimo しも, shizo しぞ en shikoso しこそ.
大和は国のまほろば畳なづく青垣山隠れる大和しうるはし
Yamato wa kuni no maoroba tatanazuku aokaki yamagomoreru Yamato shi uruwashi
(Kojiki, "Chū", Keikō 景行)
Yamato is hét lustoord van het land; hoe prachtig is Yamato toch, dat omgeven is door
een haag van gebergten.
取り立ててはかばかしき後見しなければ
Toritatete hakabakashiki ushiromi shi nakereba (Genji monogatari, "Kiritsubo")
Daar ze [= keizerin Kiritsubo] niet specifiek een degelijk beschermer had ...
k. shimo しも
Dit bijwoordelijk partikel, ontstaan uit de combinatie shi (fukujoshi) + mo (kakarijoshi), volgt
op shugo of ren'yōshūshokugo.
▪ Aanduiding van nadruk:
今日しも端におはしましけるかな
Kyō shimo hashi ni owashimashikeru kana (Genji monogatari, "Wakamurasaki")
En net vandaag bevindt u zich aan de voorkant...
▪ Aanduiding van gedeeltelijke ontkenning
この人、国に必ずしも言ひ使ふ者にもあらざなり
Kono hito, kuni ni kanarazushimo iitsukau mono ni mo arazanari (Tosa nikki, 23.12)
Deze mens lijkt niet iemand te zijn die men per se voor de provinciedienst engageert.
144
みな人、物侘びしくて、京に思ふ人なきにしもあらず
Mina hito, monowabishikute, Miyako ni omou hito naki ni shimo arazu (Ise
monogatari, 9)
Allen voelden zich ontheemd, en niet omdat er in de hofstad niemand was die aan hen
dacht.
▪ Aanduiding van toegeving, voorafgegaan door de RTK of de RTK + ni:
ことさらに、田舎びもてなし給へるしも、いみじう見るに笑まれて清らなり
Kotosarani, inakabi motenashi tamaeru shimo, imijū miru ni emarete kiyora nari
(Genji monogatari, "Suma")
Hoewel hij zich in het bijzonder op provincialistische wijze gedroeg, is hij op de keper
beschouwd aantrekkelijk want hij doet je glimlachen.
l. gana がな
Dit joshi treedt op in het midden van uitdrukkingen die een vermoeden, twijfel of voornemen
formuleren en staat na taigen, vraagwoorden, de combinatie taigen + kakujoshi, de RYK of
het setsuzokujoshi te. Vermoedelijk werd dit partikel rechtstreeks afgeleid van het eindpartikel
gana がな. Sporen van komma-intonatie na het partikel (m.a.w. gebruik van dit partikel als
cesuurteken) of de nuance van wensuiting die nog in het partikel doorklinkt, geven alvast blijk
van het bestaan van een band tussen beide partikels.
▪ Aanduiding dat het woord waarmee het in verbinding staat een voorbeeld betreft:
愚僧も、ただいまひとりごとに、似合はしい連れがなほしいと申してござる
Gusō mo, tadaima hitorigoto ni, niawashii tsure gana hoshii to mōshite gozaru
(Shūron 宗論)
Ook ik, priester, zei net nu in mezelf hoe ik toch passend gezelschap wenste.
▪ Aanduiding van onbepaaldheid (i.c.m. vraagwoorden):
何がな取らせんと思へども、取らすべきものなし
Nani gana torasen to omoedomo, torasu beki mono nashi (Ujishūi monogatari, 9:3)
Ik dacht zo ergens iets te geven, maar er was niets dat ik kon geven.
m. gatera がてら
Aanhechting gebeurt na taigen die een bepaalde activiteit aangeven. Het partikel (en zijn
vormvariant gaterani がてらに) wijst erop dat aan een actie een bijkomende handeling of een
bijbedoeling verbonden is. In Nara-teksten drukte gateri がてり (etymologisch afgeleid uit de
combinatie kate, de RYK van katsu 糅つ [mengen] met ari あり) dezelfde gedachte uit.
145
三条の宮に、御とぶらひがてら渡り給ふ
Sanjō no miya ni, otoburaigatera wataritamau (Genji monogatari, "Miyuki")
Zogenaamd voor een beleefdheidsbezoek, maakte hij de oversteek naar het Sanjōpaleis.
2.2.5. Eindpartikels: shūjoshi 終助詞
Dit soort joshi geven het einde van een zin aan, en kunnen verder betekenisnuancering (gebod,
vraag, ironie, verlangen, verbod, uitroep) toevoegen, of oefenen ze een beklemtonende functie
uit. De groep Oudjapanse eindpartikels is beperkt tot volgende vertegenwoordigers: namo な
も, na な, ne ね, shika しか, mo も, moga もが, gane がね, kamo かも, koso こそ en
teshika/teshiga てしか/てしが. Jongere klassieke shūjoshi zijn: baya ばや, namu なむ, gana
がな, shiga しが, shigana しがな, mogana もがな, na な, so そ, ka か, kana かな, kashi か
し, wa は, zo ぞ, teshigana てしがな en nishigana にしがな. Speciale aandacht vraagt het
geval na dat drie aparte joshi, waaronder één Oudjapanse, kan betreffen.
a. namo なも
Dit partikel kan men beschouwen als een voorloper van namu なむ. Voor namo staat een
MZK, en het geheel drukt een door de spreker geuite wens uit.
三輪山をしかも隠すか雲だにも情あらなも隠さふべしや
Miwayama o shikamo kakusu ka kumo dani mo kokoro aranamo kakusōbeshi ya
(Man'yōshū, 1:18)
Moeten ze nu per se de Miwayama blijvend verhullen? Zelfs wolken horen begrip te
hebben,- dat ze hem net nu zo nodig dienen te verbergen!
Opm.: kakusa 隠さ betreft een MZK-vorm; fu ふ duidt continuïteit aan.
b. na な
Na, dat op een MZK vorm volgt, heeft volgende toepassingen:
▪ Aanduiding van verlangen/voornemen van de eerste persoon:
帰るさに妹に見せむにわたつみの沖つ白玉拾ひて行かな
Kaerusani imo ni misemu ni, watatsumi no oki tsu shiratama hiriite yukana
(Man'yōshū, 15:3614)
Op de terugreis, om ze aan mijn vrouw te tonen, wil ik op volle zee parels vissen.
家聞かな告らさね
Ie kikana norasane! (Man'yōshū, 1:1)
Ik ben benieuwd naar je familie; vertel me eens!
146
▪ Aanduiding van een aansporing/ uitnodiging, gericht tot een groep waartoe de spreker
zichzelf rekent:
熟田津に船乗りせむと月待てば潮も適ひぬ今は漕ぎ出でな
Nigitatsu ni funanori semu to tsuki mateba shio mo kanainu ima wa kogiide na
(Man'yōshū, 1:8)
Te Nigitatsu verbeiden we de maan om aan boord te gaan; tsa laten we maar uitroeien
nu het tij meezit [vloed wordt].
▪ Aanduiding van een tot een derde gericht verzoek/verlangen:
この御足跡八万光を放ち出だし諸々救ひ渡し給はな救ひ給はな
Kono miato yayorozu hikari o hanachiidashi moromoro sukuiwatashitamawa na
sukuitamawa na (Bussokuseki no uta 仏足石歌, 4)
Dit voetspoor [van Boeddha] straalt oneindig veel licht af, red velen en geleid hen [tot
verlossing]; treed reddend op!
c. ne ね
Net als het partikel na waarmee het vaak in combinatie optreedt, sluit ne aan op de MZK. Ook
wordt het soms voorafgegaan door het zinsfinaal verbodspartikel so そ. Met ne drukt de
spreker de wens uit dat iemand iets voor hem/haar doet, of, waar sprake van een
verbodspartikel, laat.
この丘に菜摘ます児家聞かな名告らさね
Kono oka ni na tsumasu ko ie kikana na norasane (Man'yōshū, 1:1)
Meisje dat hier op deze heuvel kruiden plukt, ik wil naar je familie informeren, vertel
me toch je naam?
高円の野辺の秋萩な散りそね君が形見に見つつ偲はむ
Takamato no nobe no akihagi na chiri so ne kimi ga katami ni mitsutsu shinohamu
(Man'yōshū, 2:233)
Lespedeza op de velden van Takamato, ga nog niet in de rui! Laat me, jullie bekijkend
als souvenir aan de prins, mijmeren.
小松が下の草を刈らさね
Komatsu ga shita no kaya o karasane (Man'yōshū, 1:11)
Ik wil dat je het gras onder de kleine den maait.
Opm.: kara 刈ら is de MZK van karu 刈る; sa さ is de MZK van su す.
d. shika しか
Dit oude partikel, dat volgt op de RYK van ww. en jodōshi waaronder tsu en nu, drukt een
individueel verlangen uit dat moeilijk of onmogelijk gerealiseerd kan worden.
まそ鏡見しかと思ふ妹も逢はぬかも玉の緒の絶えたる恋の繁きこのころ
147
Maso kagami mishika to omou imo mo awanu kamo tama no o no taetaru koi no
shigeki konokoro (Man'yōshū, 11:2366)
Zou ze me niet willen ontmoeten, het meisje naar wie ik verlang, mijmerend :"Kon ik
haar toch maar zien!?",- net nu de onderbroken liefde weer in hevigheid oplaait.
Opm.: Maso kagami まそ鏡 betreft het vast epitheton of makurakotoba voor miru 見る;
mishika 見しか is de combinatie van de RYK van miru 見る + het eindpartikel shika.
Opm.: Shika gaat terug op de RTK van het jodōshi ki き gecombineerd met het joshi ka dat
een verlangen uitspreekt. Shika wijst vaak (en zeker in de constructie teshika てしか) subtiel
op de onhaalbaarheid van het verlangen. Uitbreiding met het joshi mo is mogelijk: てしかも.
Uiteindelijk trad vocalisering binnen het partikel op, en ging het over in de Heian-vorm shiga
しが.
e. mo も
Dit Oudjapanse partikel sluit aan op de SSK of de MRK. Waar kakarimusubi toegepast wordt,
is bovendien aansluiting op RTK c.q. IZK mogelijk. Het partikel zet een uitroep of emotie
kracht bij, en werd in Nara-teksten vaak verbonden aan andere partikels waaronder ka, zo, ha
en ya met als resultaat kamo かも, zomo ぞも, hamo はも en yamo やも. Reeds in Heianliteratuur werd het partikel volledig achterwege gelaten ten voordele van het shūjoshi na な.
春の野に霞たなびきうら悲しこの夕影に鶯鳴くも
Haru no no ni kasumi tanabiki ura kanashi kono yūkage ni uguisu naku mo
(Man'yōshū, 19:4290)
Nevel trekt langs de lentevelden, hoe weemoedig... En hoor; in de schemer van deze
avond roept de struikzanger!
Opm.: naku 鳴く betreft de SSK.
ひさかたの天の香具山このゆふべ霞たなびく春たつらしも
Hisakata no ama no Kaguyama kono yūbe kasumi tanabiku haru tatsurashi mo
(Man'yōshū, 10:1812)
Deze avond trekt er mist langs de hemelse Kaguyama. De lente lijkt wel in aantocht!
f. moga もが
Dit Nara-joshi sluit aan op taigen, op de RYK van keiyōshi en het koppelwerkwoord nari, op
bijwoorden en op joshi. Het drukt een verzuchting, onrealistische wens of teleurgesteld
verlangen uit te midden van een situatie of toestand die onwenselijk is.
都辺に行かむ船もが刈り菰の乱れて思ふこと告げやらむ
Miyakohe ni yukamu fune moga kari komo no midarete omou koto tsugeyaramu
(Man'yōshū, 15:3640)
Waren er maar schepen die richting hofstad voeren, dan betuigde ik je in al m'n
verwarring wat ik voor je voel.
あしひきの山はなくもが月見れば同じき里を心隔てつ
148
Ashihiki no yama wa naku moga tsuki mireba onajiki sato o kokoro hedatetsu
(Man'yōshū, 18:4076)
Stond die berg er maar niet, dan konden we ons in hetzelfde dorp wanen bij het
bekijken van de maan; enkel hij scheidt nog ons beider harten.
君が行く道の長手を繰りたたね焼き滅ぼさむ天の火もがも
Kimi ga yuku michi no nagate o kuritatane yakihorobosamu ame no hi mogamo
(Man'yōshū, 15:3724)
Bestond er maar een hemels vuur dat de lange weg die jij ging oprolde, afbrandde en
vernielde.
Opmerking: Aan de oorsprong van het partikel zou de combinatie van de kakarijoshi mo も
en ka か liggen. In de oudste teksten wordt nog vaak de constructie mogamo もがも, een
combinatie van moga met het eindpartikel mo, gebruikt, maar vanaf de Heian-periode worden
in de plaats daarvan ook de vormen mogana もがな of gana がな gebruikt.
心あらん友もがな、と都恋しう覚ゆれ
Kokoro aran tomo mogana, to miyako koishū oboyure (Tsurezuregusa, 137)
Verlangend naar de hoofdstad bedacht ik: "Had ik maar een vriend met
inlevingsvermogen."
g. gane がね
Aansluiting vindt plaats na de RTK. Het partikel drukt de verwachting uit dat het gezegde
verwezenlijkt wordt.
梅の花我は散らさじあをによし奈良なる人も来つつ見るがね
Umenohana ware wa chirasaji aoniyoshi Nara naru hito mo kitsutsu miru gane
(Man'yōshū, 10:1906)
Ik wil de pruimenbloesems niet laten wegdwarrelen, want ik voorzie dat ook mensen
uit Nara in aantocht zijn.
h. kamo かも
Het Nara-eindpartikel kamo is ontstaan uit de verbinding van het shūjoshi ka met het
kakarijoshi mo. Het sluit aan op taigen, of op de RTK. Soms, zoals toep. 3 illustreert, gebeurt
de aansluiting op de IZK. Het partikel kamo laat zich onderscheiden in volgende
toepassingen:
▪ Vraagpartikel (vaak retorisch of met een uitroepend karakter):
梅の花しだり柳に折りまじへ花に供へば君に逢はむかも
Ume no hana shidariyanagi ni orimajie hana ni sonaeba kimi ni awamu kamo
(Man'yōshū, 10:1904)
Als ik in treurwilg vervlochten pruimenbloesems als bloemenoffer bracht, zou ik je
dan kunnen omtmoeten?
149
わが園に梅の花散る。ひさかたの天より雪の流れくるかも
Waga sono ni ume no hana chiru. Hisakata no ame yori yuki no nagare kuru kamo
(Man'yōshū, 5:822)
De bloesems van de pruimenbomen in mijn tuin dwarrelen af. Is het een sneeuwvlaag
die uit de hemel afkomstig is?
▪ Aanduiding van emotie/uitroep:
み吉野の象山の際の木末にはここだも騒く鳥の声かも
Miyoshino no Kisayama no ma no konure ni wa kokodamo sawaku tori no koe kamo
(Man'yōshū, 6:924)
Hoe uitbundig luidruchtig toch, het gekwetter van de vogels in de boomtoppen van het
Kisayama-dal in het mooie Yoshino!
Opm.: In bepaalde gevallen is het niet mogelijk een duidelijke grens te trekken tussen beide
vorige toepassingen. Zie bv. volgende zin waarin men, zelfs met contextgegevens, zowel de
nuance van uitroep als die van vraag kan lezen:
天の原ふりさけ見れば春日なる三笠の山に出でし月かも
Amanohara furisakemireba Kasuga naru Mikasa no yama ni ideshi tsuki kamo
(Kokinwakashū, "Kiryo" 羇旅, 406)
Ver turend in het hemelgewelf, zag ik daar de maan die net voorbij de berg Mikasa in
Kasuga tevoorschijn kwam?
Zowel het shūjoshi kamo als het kakarijoshi kamo behoren tot de Nara-woordenschat en
werden in de Heian-tijd nog slechts sporadisch, en dan nog enkel in tanka gebruikt. Op
termijn zouden ze definitief door kana かな verdrongen worden.
▪ Aanduiding van retorische vraag, voorafgegaan door me め, de IZK van het jodōshi mu む,
of in de constructie monokamo ものかも [is het dan misschien zo dat]:
古を仰ぎて、今を恋ひざらめかも
Inishie o aogite, ima o koizarame kamo (Kokinwakashū, "Kanajo" 仮名序)
Gaat men bij het opkijken naar het verleden, het heden dan onbemind laten?
Opm.: Dat het partikel hier optreedt in een jongere tekst, de inleiding tot de Kokinshū, heeft
veel te maken met het karakter van die tekst, die typisch doorspekt is met tanka-stilistiek en
quasiklassieke uitdrukkingen (gikobun 擬古文).
▪ Aanduiding van een verzuchting/verzoek met exclamatieve ondertoon (voorafgegaan door
nu ぬ, de RTK van het negatiepartikel zu ず):
ぬばたまの夜渡る月は早も出でぬかも海原の八十島の上ゆ妹があたり見む
150
Nubatama no yo wataru tsuki wa haya mo idenu kamo unabara no yasoshima no ue yu
imo ga atari mimu (Man'yōshū, 15:3651)
Kwam de maan die langs de donkere nacht strijkt, toch maar meteen tevoorschijn!;
over de talloze eilandjes in de oceaan heen wil ik de plek zien waar mijn vrouw zich
ophoudt.
i. koso こそ
Het Nara-eindpartikel koso こそ (dat sommige grammatici opvatten als een variante MRK
van het jodōshi kosu こす) drukt een wens uit. Het partikel volgt op de RYK:
現には逢ふよしもなしぬばたまの夜の夢にを継ぎて見えこそ
Utsutsu ni wa au yoshi mo nashi nubatama no yoru no ime ni o tsugite miekoso
(Man'yōshū, 5:807)
Het is me niet gegeven je in het echt te zien. Blijf dus maar 's nachts in m'n dromen
tevoorschijn komen!
j. baya ばや
Ontstaan uit de verbinding van het setsuzokujoshi ba (volgt op MZK) met het kantōjoshi ya,
sluit dit partikel aan op de MZK van dōshi en jodōshi.
▪ Aanduiding van verlangen:
かの人に問はばや
Kano hito ni towabaya
Ik zou het aan die persoon willen vragen.
ほととぎすの声尋ねに行かばや
Hototogisu no koe tazune ni ikabaya (Makura no sōshi, "Satsuki no misōji no hodo"五
月の御精進のほど)
Ik wil op zoek gaan naar de roep van de koekoek.
世の中に物語といふもののあんなるを、いかで見ばやと思ひつつ
Yononaka ni monogatari to iu mono no annaru o, ikade mibaya to omoitsutsu
(Sarashina nikki, "Kadode")
Er bestaan naar verluidt verhalen in de wereld, kon ik die maar enigszins lezen, bleef
ik denken.
五月来ば鳴きも旧りなん郭公まだしき程の声を聞かばや
Satsuki koba naki mo furinan hototogisu madashiki hodo no koe o kikabaya
(Kokinwakashū, 138)
Als de 5e maand aanbreekt, kennen we je liedje al, koekoek, ik wil je zang horen, als
je seizoen nog niet is.
151
▪ Aanduiding van verzuchting (voorafgegaan door rahen-ww. als ari en haberi):
一つあらばやと思ふ
Hitotsu arabaya to omou
Ik wou dat er één voorhanden was.
「今様一つあらばや」と仰せければ
"Imayō hitotsu arabaya" to ōsekereba (Heike monogatari, 6, "Shiwagaregoe" 嗄声)
Toen hij sprak: "Hadden we toch maar een stukje moderne muziek," ...
▪ Aanduiding van wil:
あれを見れば、舟が出で候ふ。急ぎ乗らばやと存じ候ふ
Are o mireba, fune ga idesaburau. Isoginorabaya to zonjisaburau (Sumidagawa 隅田
川)
Toen ik in de verte keek, zag ik dat boten uitgevaren waren. Ik wou haastig aan boord
gaan.
高砂の浦をも一見せばやと存じ候
Takasago no ura o mo ikken sebaya to zonjisōrau (Zeami, Takasago)
Ik dacht een kijkje te willen nemen, en wel op het strand van Takasago [no-stuk
Takasago ]
Opm.: Deze toepassing, die een met mu む vergelijkbare functie vervult, vindt voor het eerst
in middeleeuwse literatuur ingang.
▪ Aanduiding van een stellige ontkenning:
客人を留め参らすとも、参らすべき物もあらばや
Marebito o todomemairasu tomo, mairasubeki mono mo arabaya (Oritaku Shiba no Ki
折焚く柴の記, Jō)
Al verlenen we de gasten onderdak, er is helemaal niets dat we te eten kunnen
aanbieden.
Opm.: Dit gebruik stamt uit de Muromachi-periode, en met de constructie arabaya あらばや
wordt doorgaans een stevige ontkenning uitgedrukt. Overigens kwamen beide voorgaande
toepassingen er eveneens via betekenisuitbreiding bij, en beperkt de hoofdbetekenis van baya
zich tot de eerste functie: aanduiding van verlangen. Voorts is er morfologisch geen
onderscheid te vinden tussen dit partikel en de verbinding van het kakarijoshi ya や
voorafgegaan door het setuszokujoshi ba ば, een combinatie die zich achter een MZK-vorm
voegt, en een voorwaardelijke vraag (of volgend op een IZK: een stellige voorwaarde)
uitdrukt.
k. namu なむ
152
Als aansluitbasis neemt dit partikel de MZK. Een aantal spellingsvarianten bleven opgetekend,
m.n. namo なも in Nara-teksten en nan なん in latere literatuur. Namu heeft een optatieve
lading en spreekt dus een wens of verlangen uit gericht tot een andere dan de ik-persoon:
雪降らなむと思ふ
Yuki furanamu to omou
Ik wou dat het gaat sneeuwen.
いつしか梅咲かなむ
Itsushika ume sakanamu (Sarashina nikki, "Ume no tachie" 梅の立枝)
Mogen de pruimenbomen maar snel gaan bloeien!
惟光、とく参らなん
Koremitsu, toku mairanan! (Genji monogatari, "Yūgao")
Mocht Koremitsu nu toch maar gauw komen!
今年より春知りそむる桜花散るといふことはならはざらなむ
Kotoshi yori haru shirisomuru sakurabana chiru to iu koto wa narawazaranamu
(Kokinwakashū, 49)
Kersenbloesems die dit jaar de lente leerden kennen; maak dat je niet leert wat ruien
is!
l. gana がな
Aansluiting gebeurt op taigen of op de combinatie taigen + kakujoshi o を. Etymologisch zou
gana terug te voeren zijn op het Nara-eindpartikel moga もが waaraan het eindpartikel mo も
is toegevoegd, en dus mogamo もがも oplevert. In de Heian-periode verbasterde deze vorm
tot mogana もがな , een combinatie die snel als mo-gana geïnterpreteerd werd. Tot de
partikels die semantische gelijkenis vertonen, rekent men teshigana てしがな en nishigana
にしがな.
▪ Aanduiding van wens/verlangen:
「かの君だちをがな。つれづれなる遊びがたきに」など、うち思しけり
"Kano kimidachi o gana. Tsurezure naru asobigataki ni," nado, uchi oboshikeri (Genji
monogatari, "Hashihime")
Waren die prinsessen toch hier! Als speelgenotes wanneer ik me verveel”, liet hij [=
gewezen keizer Reizei] zich plots ontvallen.
▪ Aanduiding van een wens in bevelvorm (aansluiting op MRK):
橋へ廻れば人が知る湊の川の潮が引けがな
Hashi e mawareba hito ga shiru minato no kawa no shio ga hikegana (Kanginshū 閑
吟集)
153
Als je een omweg naar de brug maakt, komen de mensen het te weten; mocht het tij
van de rivier aan de monding toch wegtrekken!
Opm.: Dit gebruik van gana i.c.m. MRK kwam pas sedert de Muromachi-periode tot stand.
▪ Aanduiding van nadruk of affirmatie:
有る所には有らうがな。世界は広し、二百匁などは、誰ぞ落としさうなもの
ぢゃ
Aru tokoro niwa arō gana. Sekai wa hiroshi, nihyakume nado wa, tare zo otoshisō na
mono ja (Chikamatsu, Onnagoroshiabura no jigoku 女殺油地獄)
Het [= geld] moet zich toch wel ergens bevinden. De wereld is groot, en [zilver ter
waarde van] zo'n 200 monme [= ca. 750 g] gaat iemand er toch aan geven.
Opm.: In deze functie vertoont gana zich het eerst in de Edo-literatuur. Voor het partikel staan
vaak woorden die een vermoeden of twijfel aangeven.
m. shiga しが
Dit shūjoshi, de gevocaliseerde variant van het Oudjapanse shūjoshi shika しか, sluit aan op
de RYK van dōshi of op te て en ni に, de resp. RYK van de jodōshi tsu つ en nu ぬ. Het
partikel, dat een persoonlijk verlangen van de spreker uit, heeft als meest frequente vormen in
Heian-literatuur: teshiga てしが, teshigana てしがな, nishiga にしが, en nishigana にしが
な (cf. infra).
思ふどち春の山辺にうち群れてそことも言はぬ旅寝してしが
Omoudochi haru no yamabe ni uchimurete soko tomo iwanu tabine shite shiga
(Kokinwakashū, "Haru ge", 126)
Wat zou ik graag met een paar goede vrienden naar het voorjaarse bergland
samenkomen, en zonder een slaapbestemming af te spreken, een uitje maken.
n. shigana しがな
Ontwikkeld uit de combinatie van de eindpartikels shiga en na, sluit shigana aan op de RYK
van dōshi of op te て en ni に, de resp. RYK van de jodōshi tsu つ en nu ぬ. Net als vorig
partikel drukt shigana een persoonlijk verlangen uit.
いかで、このかぐや姫を得てしがな、見てしがな
Ikade, kono Kaguya-hime o ete shigana, mite shigana (Taketori monogatari,
"Kikōshitachi no kyūkon")
Zij wilden hoe dan ook deze prinses Kaguya voor zich winnen, en haar zien.
o. mogana もがな
154
Het joshi, dat tijdens de Heian-periode in gebruik genomen werd, is samengesteld uit de
eindpartikels moga en na. Aansluiting gebeurt op taigen, op keiyōshi, op nari en op een aantal
partikels waaronder de RYK van het negatiepartikel zu. Het partikel drukt een verlangen of
verzuchting uit.
世の中にさらぬ別れのなくもがな千代もと祈る人の子のため
Yononaka ni saranu wakare no naku mogana chiyo mo to inoru hito no ko no tame
(Ise monogatari, 84)
Waren we in deze wereld toch vrij van het onontkoombare afscheid; voor haar kind
dat ze wel duizend jaar toewenst.
男も女も、いかでとく京へもがなと思ふ心あれば
Otoko mo onna mo, ikade toku miyako e mogana to omou kokoro areba (Tosa nikki,
11.1)
Daar de mannen zowel als de vrouwen het verlangen hadden enigszins snel naar de
hofstad terug te keren.
み吉野の山のあなたに宿もがな
Miyoshino no yama no anata ni yado mogana (Kokinwakashū, "Zō ge")
Had ik maar een verblijf aan de andere zijde van de Miyoshino.
p. na な
Dit partikel sluit aan op de SSK, op MRK-vormen, en op andere eindpartikels. Tevens komt
het voor na het kakujoshi to dat aangehaalde woorden markeert.
▪ Aanduiding van uitroep:
花の色は移りにけりないたづらにわが身世にふるながめせし間に
Hana no iro wa utsurinikeri na itazura ni wagami yo ni furu nagameseshi ma ni
(Kokinwakashū, "Haru ge", 113)
Hoe hebben de bloesems hun kleur toch verloren!; terwijl ik in gedachten turend
inmiddels m'n tijd aan onbeduidende dingen wijdde [en de regens langdurig bleven
vallen].
▪ Aanduiding van nadruk:
かぐや姫に住み給ふとな
Kaguya-hime ni sumitamau to na (Taketori monogatari, "Hinezumi no kawaginu")
... en dat hij [= Minister Abe あべ] bij prinses Kaguya verblijf houdt.
憎しとこそ思ひたれな
Nikushi to koso omoitare na (Genji monogatari, "Yūgao")
Je hebt vast een hekel aan me, hé.
155
q. na な
Aanhechting van dit partikel gebeurt na de SSK van (jo)dōshi. Een uitzondering geldt voor
rahen-flecties, waar het partikel op de RTK volgt. Ook dient opgemerkt te worden dat dit
verbodspartikel door sommige grammatica's onder de categorie van kakarijoshi besproken
wordt.
竜の首の玉取り得ずは、帰り来な
Tatsu no kubi no tama toriezu wa, kaeriku na (Taketori monogatari, "Tatsu no kubi no
tama")
Lukt het je niet het halsjuweel van de draak te bemachtigen, kom dan niet terug.
あやまちすな、心して降りよ
Ayamachi su na, kokoro shite ori yo (Tsurezuregusa, 109)
Niets verkeerd doen! Kom voorzichtig naar beneden!
r. so そ
Het shūjoshi so そ voegt zich achter de RYK van dōshi, en achter de jodōshi su, sasu, shimu,
ru en raru; bij kahen- en sahen-flecties volgt het evenwel op de MZK.
▪ Aanduiding van verbod (in vaste combinatie met het fukujoshi na: na ~ so な…そ):
なにか射る。な射そ。な射そ
Nanika iru. na i so. na i so (Ōkagami, "Michinaga", Jō)
Waarom zou je schieten? Schiet toch niet! Schiet toch niet!
Opm.: Sedert de periode van het bestuur onder afgetreden keizers (inseijidai 院政時代), viel
de combinatie met na な weg en bleef enkel het verbodspartikel so over:
今はかく馴れぬれば、何事なりとも隠しそ
Ima wa kaku narenureba, nanigoto nari tomo kakushi so (Konjaku monogatarishū,
29:28)
Nu wij zo vertrouwd met elkaar zijn, verberg me niet, wat er ook gebeure!
s. ka か
Het eindpartikel ka, dat afgeleid zou zijn van het gelijknamige kakarijoshi, sluit aan op taigen
of op RTK-vormen.
▪ Aanduiding van een uitroep:
苦しくも降り来る雨か三輪の崎狭野の渡りに家もあらなくに
156
Kurushiku mo furikuru ame ka Miwa no saki Sano no watari ni ie mo aranaku ni
(Man'yōshū, 3:265)
En pijnlijk genoeg begint het nog te regenen! Terwijl er geen schuilplaats is aan het
overzetveer van Sano of op kaap Miwa.
▪ Aanduiding van een verlangen/verzuchting (hierbij steeds voorafgegaan door nu, de RTK
van het negatiepartikel zu)
我が命も常にあらぬか昔見し象の小川を行きて見むため
Wagainochi mo tsune ni aranu ka mukashi mishi kisa no ogawa o yukite mimu tame
(Man'yōshū, 3:332)
Mocht ook mijn leven eeuwig blijven bestaan, zodat ik kon gaan kijken naar de beek
waar ik heel lang geleden een olifant heb gezien.
t. kana かな
De oorsprong van dit joshi ligt in de combinatie van het eindpartikel ka met het exclamatieve
eindpartikel na. Aan kana, dat een emotie uitdrukt of een uitroep begeleidt, gaan taigen of
RTK-vormen vooraf.
「限りなく遠くも来にけるかな」とわびあへるに
"Kagirinaku tōku mo kinikeru kana" to wabiaeru ni (Ise monogatari, 9)
"Dat we hier zo eindeloos ver geraakt zijn!", verzuchtten ze vol heimwee onder elkaar.
Opm.: Sedert de Heian-periode verdrong dit partikel het stilaan het Nara-equivalent kamo.
Het spreektalige karakter van dit joshi wordt gesuggereerd door een veelvuldig gebruik in
dialogen, maar daarnaast wordt het ook in tanka vrij vaak opgemerkt.
u. kashi かし
Dit partikel, dat sommigen onder de kantōjoshi indelen, sluit op stellige wijze een zin af, of
geeft aan dat de boodschap specifiek tot de toehoorder(s) gericht is. Qua oorsprong wordt
kashi ontleed als een samenstelling van het kakarijoshi ka en het fukujoshi shi, die een
uitroepende resp. beklemtonende lading hebben. Gerekend tot het spreektalig register, wordt
kashi vaak in Heian-conversatietaal (kaiwa 会話) aangetroffen. In post-Heian-literatuur laten
constructies als zo + kashi of MRK-vormen + kashi zich opmerken.
▪ Aanduiding van stelligheid (vraagt instemming van de toehoorder, en daardoor te
vergelijken met de moderne varianten ne ね, yo よ of nanoda なのだ):
翁のあらむ限りは、かうてもいますかりなむかし
Okina no aramu kagiri wa, kōtemo imasukari namu kashi (Taketori monogatari,
"Kikōshitachi no kyūkon")
Zolang ik, grijsaard, leef, zult u op deze wijze, blijven bestaan.
157
▪ Aanduiding van zelfverzekerdheid:
これは知りたることぞかし
Kore wa shiritaru koto zo kashi (Makura no sōshi, "Seiryōden no" 清涼殿の)
Dit [een Kokinshū-gedicht] is iets dat ik zeker vanbuiten ken
v. wa は
Als joshi dat een emotie of een uitroep aanduidt, volgt wa op taigen, op RTK-vormen en op
het eindpartikel ya.
さるさがなきえびす心を見ては、いかがはせむは
Saru saganaki ebisu kokoro o mite wa, ikaga wa semu wa (Ise monogatari, 15)
Ach wat valt er aan te doen, zo'n ordinair barbarenhart in ogenschouw genomen!
「年立ちかへる」など、をかしきことに、歌にも文にも作るなるは
"Toshi tachikaeru" nado, okashiki koto ni, uta ni mo fumi ni mo tsukuru naru wa
(Makura no sōshi, "Tori wa")
Dat "een nieuw jaar aanbreekt" [wanneer de Japanse struikzanger in de lente fluit]
wordt als iets esthetisch zowel in Japanse gedichten als in Chinese poëzie gesteld.
w. zo ぞ
Dit partikel sluit een taigen of RTK-passage af, en zet een mededeling extra kracht bij. Het
partikel komt tevens (vooral in oudere Nara-teksten) in een stemloze variant so そ voor.
▪ Aanduiding van assertie/stelligheid:
うまし国ぞ秋津島大和国は
Umashikuni so; Akizushima Yamato no kuni wa (Man'yōshū, 1:2)
Wat een prachtig land, het luilekkerland Yamato
Opm.: Akizushima 秋津島 betreft een makurakotoba.
犬君がこれをこぼち侍りにければ、つくろひ侍るぞ
Inuki ga kore o kobochi haberinikereba, tsukuroi haberu zo (Genji monogatari,
"Momijinoga")
Daar Inuki ze [= haar poppen] kapotgemaakt had, ben ik [= Wakamurasaki] ze aan het
verstellen.
Opmerking: In deze toepassing vertoont het partikel raakpunten met het jodōshi nari なり,
dat onder zijn vele nuances ook stelligheid kan impliceren.
▪ Aanduiding van een nadrukkelijke vraag (steevast in combinatie met een vraagwoord):
吾が仏、何事思ひ給ふぞ。思すらむこと、何事ぞ
158
A ga hotoke, nanigoto omoitamau zo. obosu ramu koto, nanigoto zo (Taketori
monogatari, "Kaguyahime no shōten")
"M'n oogappel, waar denk je toch aan? Wat is het, waarover je zit te dubben?"
x. teshika てしか
Het Oudjapanse eindpartikel teshika てしか is afgeleid van de RYK van het jodōshi tsu
waaraan het eindpartikel shika, dat een wens uitdrukt, gevoegd is. Vanaf de Heian-letterkunde
komt ook de variant teshiga てしが in teksten voor. Teshika sluit aan op de RYK van dōshi
en jodōshi, en drukt een moeilijk te realiseren wens/verlangen uit.
朝なさな上がるひばりになりてしか都に行きてはや帰り来む
Asanasana agaru hibari ni narite shika miyako ni yukite haya kaerikomu (Man'yōshū,
20:4433)
Elke ochtend opnieuw wil ik een leeuwerik worden die in de hemel opstijgt; naar de
hofstad gekomen wil ik meteen weer naar huis teruggaan.
思ふどち春の山辺にうち群れてそことも言はぬ旅寝してしが
Omou dochi haru no yamabe ni uchi murete soko tomo iwanu tabine shi teshiga
(Kokinwakashū, "Haru ge", 126)
Enkele getrouwen verzamelden zich in de buurt van de voorjaarsbergen, en zonder
sprake van enige bestemming wilden ze een reisovernachting maken.
ほととぎす無かる国にも行きてしか その鳴く声を聞けば苦しも
Hototogisu nakaru kuni ni mo yukiteshika sono naku koe o kikeba kurushi mo
(Man'yōshū, 8:1467)
Kon ik maar naar een streek gaan waar geen koekoeken zijn. Hoe zwaar valt het me,
telkens ik zijn roepstem hoor.
y. teshigana てしがな
Dit woord combineert de eindpartikels teshiga てしが en na な.
▪ Aanduiding van een wens:
いかで、このかぐや姫を得てしがな、見てしがな
Ikade, kono Kaguya Hime o eteshigana, miteshigana (Taketori monogatari,
"Kikōshitachi no kyūkon")
Zij wilden hoe dan ook deze prinses Kaguya voor zich winnen, en haar zien.
z. nishiga にしが
Pas sedert de Heian-periode is er sprake van dit partikel. Het volgt op een RYK en drukt een
wens of een verlangen uit. Morfologisch kwam dit joshi tot stand uit de verbinding van ni (de
159
RYK van het jodōshi nu ぬ) met het eindpartikel shiga. Soortgelijke partikels zijn nishigana,
teshiga en teshigana.
伊勢の海に遊ぶ海人ともなりにしが波かき分けて海松藻潜かむ
Ise no umi ni asobu ama tomo narinishiga nami kakiwakete mirume kazukamu
(Gosenwakashū, "Koi", 5)
Ik wil een ama-duiker worden die ravot in de zee van Ise, ploegend door de golven wil
ik naar zeewier duiken.
aa. nishigana にしがな
Totstandgekomen in de Heian-periode betreft dit partikel de combinatie van nishiga
(eindpartikel dat een wens uitdrukt) en na (exclamatief eindpartikel). Het sluit aan op de RYK
en drukt een wens of verlangen uit.
いかで、鳥の声もせざらむ山に籠りにしがな
Ikade, tori no koe mo sezaramu yama ni komori nishigana (Utsubo monogatari,
"Toshikage" 俊蔭)
Hoe dan ook, ik wil me terugtrekken diep in de bergen waar geen vogelgekwetter is.
2.2.6. Uitroeppartikels: kantōjoshi 間投助詞
Deze categorie omvat partikels die na om het even welke woordsoort kunnen optreden, en die
vaak als cesuur-markeerder optreden of het karakter van een uitroep, bevel, aanspraak, wens
enz. dragen. Tot deze groep joshi behoren het Nara-partikel e ゑ, en de partikels ya や, yo よ,
o を, na な en kashi かし. Uitroeppartikels sluiten een afgerond zinsdeelstuk af, maar zijn
doorgaans op het einde van een volzin te vinden. Hierdoor kan men ze grosso modo
beschouwen als een subset van de shūjoshi (eindpartikels).
a. e ゑ
Dit Nara-partikel volgt op SSK-vormen, op bijwoorden en uitroepen (kandōshi), en drukt
beroering of bewondering uit. Sporen van het partikel bleven bewaard in de rengoconstructies yoshie 縦え en yoshieyashi 縦えやし.
山の端にあぢ群騒き行くなれど我は寂しゑ君にしあらねば
Yamanoha ni aji mura sawakiyuku naredo ware wa sabushi e kimi nishi araneba
(Man'yōshū, 4:486)
Op de bergrug maakt een troep Siberische talingen kabaal, en lijkt te gaan opvliegen,
maar tja ... ik voel me eenzaam, want jij bent er niet.
b. ya や
Diverse woorden in het midden of op het einde van een zin kunnen dit partikel voorafgaan.
160
▪ Aanduiding van emotie of uitroep:
げに面白き春の気色や
Geni omoshiroki haru no keshiki ya
Het is werkelijk een fraai lentetafereel!
あはれ、いと寒しや
Aware, ito samushi ya (Genji monogatari, "Yūgao")
Goeie genade, wat is het koud!
Opmerking: Ya wordt in tanka doorgaans voorafgegaan door een attributieve bepaling
(rentaishūshokugo 連体修飾語) en voegt een lichte emotie toe, of moduleert de intonatie.
ほととぎす鳴くや五月のあやめ草あやめも知らぬ恋もするかな
Hototogisu naku ya satsuki no ayamegusa ayame mo shiranu koi mo suru kana
(Kokinwakashū, "Koi 1", 469)
In het meiseizoen wanneer de koekoek roept, koester ik verlangens, die zich aan
irissen noch rede gelegen laten liggen
In kettinggedichten (renga 連歌) of haiku fungeert ya als cesuur en voegt een allusie toe. Ya
kan hier als een kireji 切れ字 geïnterpreteerd worden.
夏草や兵どもが夢の跡
Natsukusa ya tsuwamonodomo ga yume no ato (Oku no hosomichi, "Hiraizumi")
Zomergras,- het restant van de dromen der krijgers.
この道や行く人なしに秋の暮れ
Kono michi ya yuku hito nashi ni aki no kure (Bashō)
Op deze weg; geen reizende ziel te bespeuren, bij de herfstelijke avondval.
▪ Aanduiding van een aanroep (dus volgend op een persoonsnaam of woord dat een persoon
aanduidt):
あが君や。いづ方にかおはしましぬる。帰り給へ
Agakimi ya. Izukata ni ka owashimashinuru. Kaeritamae (Genji monogatari,
"Kagerō")
Heer/Vrouwe, waar bent u heengegaan? Kom toch terug.
c. yo よ
Diverse woordsoorten kunnen bij dit partikel als aansluitingsbasis voorkomen. Yo kan zowel
in het midden als op het eind van een zin staan, zonder dat dit enig nuanceverschil impliceert.
▪ Aanduiding van emotie/uitroep:
161
人の言ふらむことをまねぶらむよ
Hito no iu ramu koto o manebu ramu yo (Makura no sōshi, "Tori wa")
Hij [= de papegaai] zou imiteren wat de mensen zeggen.
「人には木の端のやうに思はるるよ」と清少納言が書けるも
"Hito ni wa ki no hashi no yō ni omowaruru yo" to Sei Shōnagon ga kakeru mo
(Tsurezuregusa, 1)
"Bij de mensen wordt hij [=een priester] als kaf beschouwd!" zou Sei Shōnagon zelfs
schrijven.
▪ Aanduiding van een krachtige aanroep (vaak volgend op een MRK-vorm) of
vocatiefmarkeerder:
今、秋風吹かむ折ぞ来むとする。待てよ
Ima, akikaze fukamu ori zo komu to suru. Mate yo (Makura no sōshi, "Mushi wa")
Ik probeer zeker te komen, nu we thans de periode hebben dat de herfstwind waait.
Wacht nog even!
あひ思せよ。いと心憂くつらき人の御さま、見ならひ給ふなよ
Ai oboseyo. Ito kokorouku tsuraki hito no misama, minaraitamau na yo (Genji
monogatari, "Agemaki")
Wees mij indachtig. En volg maar niet haar zeer kille en hardvochtige air na.
少納言よ、香炉峰の雪、いかならむ
Shōnagon yo, Kōrohō no yuki, ika naramu (Makura no sōshi, 299)
Shōnagon, hoe zou het staan met de sneeuw op de Xiānglúfēng?
Opmerking: Waar yo volgt op een MRK-vorm kan verwarring met het MRK-suffixmorfeem
yo zich voordoen. Dit suffix echter vormt bij ww. met ichidan-, nidan- of sahen-flectie een
vast onderdeel van de MRK-vorm, en staat los van het onderhavige uitroeppartikel. Wel ligt
aan beide vormen een gemeenschappelijke grondvorm yo ten grondslag. Overigens is het pas
sedert de post-Heian-periode dat de imperatiefvorm van de kahen-flectie een suffixmorfeem
bij zich neemt. Tot dan luidde de bevelvorm van ku 来 "ko" こ.
▪ Aanduiding van stelligheid of assertie:
「我こそ山だちよ」と言ひて
"Ware koso yamadachi yo" to iite (Tsurezuregusa, 87)
Hij sprak: "Ik ben de struikrover".
d. o を
Ook dit joshi kan in het midden of op het einde van een zin staan, en geeft emotie of een
uitroep aan. Oorspronkelijk zou dit partikel ontwikkeld zijn uit het tussenwerpsel o を. Op
162
zijn beurt stond het aan de basis van het kakujoshi o, en vanuit de constructie waarbij dit
kakujoshi op de RTK aansloot ontstond ten slotte het setsuzokujoshi o.
▪ Aanduiding van emotie/uitroep:
つひに行く道とはかねて聞きしかど昨日今日とは思はざりしを
Tsui ni yuku michi towa kanete kikishikado kinō kyō towa omowazarishi o (Ise
monogatari, 125)
Van de weg die je uiteindelijk moet gaan [= de dood] had ik al lang gehoord, maar dat
die gisteren of vandaag zou komen, had ik niet gedacht.
▪ Aanduiding van nadruk:
いかでなほ少しひがごと見つけてをやまむ
Ikade nao sukoshi higagoto mitsukete o yamamu (Makura no sōshi, "Seiryōden no")
Laat ik ermee ophouden, zo je een passage aantreft waar ik me enigszins wat vergis.
何事も心のどかにを思しなせ
Nanigoto mo kokoro nodokani o oboshinase (Genji monogatari, "Yadorigi")
Denk eraan bij alles ontspannen te zijn.
e. na な
Met dit uitroeppartikel dat zowel in het midden van een zin als op het einde ervan kan staan,
kan nadruk of een lichte uitroep gemeld worden. Naar gebruik bestaat er overeenkomst met
het modern Japanse partikel ne ね.
野べにてたびたび会ふよりはな、いざ給へ聖こそ
Nobe nite tabitabi au yori wa na, iza tamae hijiri koso (Ryōjinhishō 梁塵秘抄, 302)
Kom nu toch bij me [thuis] langs, uwe heiligheid, liever dan elkaar zo telkens in de
velden te ontmoeten.
2.2.7. Nevenschikkende partikels: heiritsujoshi 並立助詞 / heiretsujoshi 並列助詞
Onder deze noemer verzamelde Hashimoto Shinkichi 橋本進吉 (1882-1945) partikels die een
verbinding maken tussen woorden met gelijke waarde. In de afzonderlijke partikels kan een
bepaalde nuance vervat zitten, waaronder nevenschikking, opeenstapeling of alternativiteit.
a. ya や
Dit Heian-partikel sluit aan op taigen en bakent onderdelen van een reeks af.
御修法や何やなど、わが御方にて、多く行はせ給ふ
163
Mizuhō ya nani ya nado, waga onkata nite, ōku okonawasetamau (Genji monogatari,
"Aoi")
In z'n verblijfplaats, liet hij vele religieuze diensten en dies meer verzorgen.
b. to と
Dit partikel drukt een eenvoudige nevenschikking uit.
彼は肉を犬と猫とに与えき
Kare wa niku o inu to neko to ni ataeki
Hij gaf (het) vlees aan de hond en aan de kat.
白き鳥の、嘴と脚と赤き、鴫の大きさなる
Shiroki tori no, hashi to ashi to aki, shigi no ōkisa naru (Ise monogatari, 9)
Een witte vogel waarvan de bek en poten rood zijn, en die ongeveer zo groot is als een
snip.
同じ人ながらも、心ざしあるをりと、変はりたるをりは、まことに異人とぞ
覚ゆる
Onaji hito nagara mo, kokorozashi aru ori to, kawaritaru ori wa, makoto ni kotohito
to zo oboyuru (Makura no sōshi, "Tatoshienaki mono")
Hoewel ik dezelfde persoon ben, toch voel ik me echt een ander mens de keren dat ik
genegenheid voel of wispelturig ben.
c. ka か
Het nevenschikkend partikel ka komt vooral in de constructie ~ ka ~ ka voor, en drukt twijfel
uit. Sommige grammatica's bespreken dit joshi onder de categorie van kakarijoshi.
立つ波を雪か花かと吹く風ぞ寄せつつ人をはかるべらなる
Tatsu nami o yuki ka hana ka to fuku kaze zo yose tsutsu hito o hakarubera naru (Tosa
nikki, 18.1)
De wind die telkens komt aanwaaien en sneeuw of misschien toch bloesems over de
woelige baren blaast, lijkt de mensen te bedotten.
d. ni に
Hoewel sommigen dit joshi bij de setsuzokujoshi indelen, behandelen we hier het partikel ni
dat een nevenschikkend verband legt tussen twee entiteiten.
竹に雀
Take ni suzume
Bamboe met mussen
Opm.: Dit betreft de naam van een bep. kamon 家紋 (Japans geslachtswapen).
ただ冷えに冷えいりて息は早く絶えはてにけり
164
Tada hie ni hieirite iki wa hayaku taehatenikeri ()
Kouder en kouder kreeg hij het, en zijn adem stopte al snel helemaal.
ころは二月十八日の酉の剋ばかりのことなるに、をりふし北風激しくて、磯
打つ浪も高かりけり
Koro wa nigatsu jūhachinichi no tori no koku bakari no koto naru ni, orifushi kitakaze
hageshikute, iso utsu nami mo takakarikeri (Heike monogatari, 11, Nasu no Yoichi)
Qua tijd was het de 18de van de 2e maand, omstreeks 6 uur 's middags, en net woei er
een hevige noordenwind, en de golven die tegen de rotskust beukten stonden hoog.
2.2.8. Nominaliserende partikels: juntaijoshi 準体助詞
Onder deze categorie begrijpt men die partikels die een nominaliserende rol vervullen, m.a.w.
die met het grondwoord waaraan ze gevoegd zijn een eenheid tot stand brengen die naar
functie als een taigen opgevat kan worden. Als specifieke vertegenwoordigers worden het
Nara-partikel raku らく en het Heian-joshi ku く genoemd, vormen die door sommige
taalkundigen overigens tot de suffixen gerekend worden. In de oudste literaire teksten nog vrij
regelmatig gebruikt, bleven de partikels sedert de Heian-tijd nagenoeg uitsluitend bewaard in
een aantal geijkte vormen, waaronder iwaku 言はく/云はく (zeggend: "..."), omowaku 思は
く (denkend: "...") en negawaku 願はく (wensend: "...").
a. raku らく
Aansluiting van dit substantiverende partikel vindt plaats op de SSK van kaminidan-,
shimonidan-, kahen-, en sahen-werkwoorden, op de SSK van de jodōshi tsu つ, nu ぬ, en
shimu しむ, en op de MZK van kami'ichidan-werkwoorden. Vaak zit aan het joshi een
emotionele of uitroepende nuance vast:
潮満てば入りぬる磯の草なれや見らく少なく恋ふらくの多き
Shio miteba irinuru iso no kusa nare ya miraku sukunaku kouraku no ōki (Man'yōshū,
7:1394)
Wanneer de vloed komt opzetten, zal het zicht misschien wel door het wier dat zich
tussen de rotsen begeeft beperkt zijn, maar het verlangen zal groot zijn.
思ひつつ眠も寝がてにと明かしつらくも長きこの夜を
Omoitsutsu i mo negateni to akashitsuraku mo nagaki kono yo o (Man'yōshū, 4:485)
Almaar verlangend naar jou kon ik de slaap niet vatten, en doorwaakte ik deze lange
nacht.
Opm.: Het partikel geldt niet bij de speciale constructie waar de IZK van yodan-ww. gevolgd
wordt door -ra (de MZK van het partikel -ri) met daaraan het partikel ku. Voorbeelden
hiervan zijn omoeraku 思へらく en ieraku 言へらく.
b. ku く
165
Voor het partikel komt de MZK van een yodan- of rahen-ww. De hele constructie is
vervolgens op te vatten als een taigen-groep.
梅の花散らまく惜しみ我が園の竹の林に鶯鳴くも
Ume no hana chiramaku oshimi wagasono no take no hayashi ni uguisu naku mo
(Man'yōshū, 5:824)
Betreurend dat de pruimenbloesems aanstalten maken te vallen, roept de struikzanger
in het bamboebos van onze tuin.
Opm.: Na de ww. iu 言ふ, omou 思ふ enz. kan het partikel als inleiding tot een citaat gebruikt
worden:
建速須佐之男命に詔り給ひしく、『汝命は海原を知らせ』と事依さしき
Takehaya Susano'o no mikoto ni noritamaishiku "Imashi mikoto wa unabara o
shirase" to kotoyosashiki (Kojiki, Jō, "Izanagi no mikoto to Izanami no mikoto")
Aldus belastte hij de godheid Takehaya Susano'o hem toesprekend met de woorden:
"Gij, regeert de wateren!"
Helemaal aan het eind van een zin drukt het, net zoals dat het geval is bij zinnen die op een
taigen eindigen (taigendome 体 言 止 ), een emotionele suggestie, een uitroep of een
verzuchting uit:
草枕旅去にし君が帰り来む月日を知らむすべの知らなく
Kusamakura tabi inishi kimi ga kaerikomu tsukihi o shiramu sube no shiranaku
(Man'yōshū, 17:3937)
Ach, de datum trachtend te achterhalen wanneer jij die op reis bent vertrokken terug
zal keren, weet ik geen raad.
166
Literatuuropgave:










Naomi Fukumori. "Sei Shōnagon's Makura no sōshi: A Re-visionary History." The
Journal of the Association of Teachers of Japanese 31:1 (Apr. 1997), pp. 1-44.
Amy Vladeck Heinrich. "On Attempting the Impossible: Translating the Kokinshū."
The Journal of the Association of Teachers of Japanese 21:1 (April 1987), pp. 59-76.
Donald Keene. The Manyōshū: The Nippon Gakujutsu Shinkōkai Translation of One
Thousand Poems. New York/Londen: Columbia University Press, 1969.
Bruno Lewin. Abriss der japanischen Grammatik. 2e dr. Wiesbaden: Harassowitz,
1975.
Hisako Matsubara. Die Geschichte vom Bambussammler und dem Mädchen Kaguya.
Ebenhausen bei München: Langewiesche-Brandt, 1968.
William N. Porter. The Miscellany of a Japanese Priest. Londen: Humphrey Milford,
1914.
Laurel Rasplica Rodd. Kokinshū: A Collection of Poems Ancient and Modern. Boston,
MA: Cheng & Tsui Company, 1996.
Haruo Shirane. Classical Japanese: A Grammar. New York: Columbia University
Press, 2005.
Mildred Tahara. "Yamato Monogatari." Monumenta Nipponica 27:1 (Spring 1972), pp.
1-37.
Ikeda Takashi. Classical Japanese Grammar Illustrated with Texts. Tokio: The Tōhō
Gakkai, 1975.
167
Fly UP